Samen met de tewaterlating van het filmfestival van Cannes startte een pater uit het klooster in onze buurt ook een filmgebeuren. Het werd proefdraaien.
Het gebeurde zoals zovele dingen waarover wij later de kop breken, per toeval. Deze geestelijke die te Lier gedropt was, had zich voorgenomen de jongens uit de buurt van de straat te houden. Daarom stichtte hij een clubje dat de vrome naam van Sint-Thomasgenootshap droeg en net zoals de Rotary slechts voor het sterke geslacht toegankelijk werd gesteld. Dit alles heeft nog niets met Cannes of film te maken maar, zoals u zal zien, dat komt nog wel. De activiteiten van dit genootschap bestonden erin te voetballen in de tuin die naast de kerk gelegen was. Voetballen de donderdagnamiddag, de zondag, elke vrije dag en tijdens de vakanties, bij verzengende hitte, regen, hagel, natte sneeuw, vorst, onweer, magnetische stormen, bij buitengewone zonneactiviteiten, zonnevlekken en turbulenties in de ionosfeer.
Het laat zich verstaan dat bij zulk een regime de grootste fanaat, ja bezetene van dit spel wel eens gaat afkicken en waarachtig, de malaise liet niet langer op zich wachten. Zij sloeg toe in het voorjaar van 1947. Het leder lag nutteloos in een hoek te dromen van jongensvoeten die leven en beweging in zijn bestaan brachten en het genootschap zat terneergeslagen op een gevelde appelboom die té lang in het strafschopgebied voor grote hinder had gezorgd. Het is een kwaad ding wanneer een zo jong genootschap in verveling vervalt, want weet niet eenieder dat ledigheid het oorkussen van de duivel is ? Een zo niet-voetballend genootschap gaat alras gevaarlijke gesprekken voeren of van troebele gedachten wisselen.
Om dit koste wat het kost te voorkomen vuurde de priester zijn neuronen aan om zo snel mogelijk den boze de pas af te snijden en de geesten van het genootschap met gezonde gedachten te bevolken. Waar een wil is, is een weg, zo wordt dikwijls beweerd, maar voor een weg heeft men middelen nodig, zij het kiezel, kareel of kassei. De pater kon niet ontsnappen aan deze onverbiddelijke wet. Toch lukte het hem. Een filmprojector, die met een handzwengel in beweging moest worden gebracht en de enigszins kinderkamerachtige naam droeg van Pathé Baby, plus een zaaltje waar de oude kerkstoelen opgestapeld stonden, de versieringen voor de processie, namaakbloemen en schragen boden toevlucht.
DAAR EN TOEN werd de bioscoop van het genootschap geboren. Terwijl te Cannes de grote sterren met décolletés als bergkloven voor de eerste maal de trappen van de heilige filmhallen betraden en op het strand de starlets hun gebruinde benen en leest toonden, zat het genootschap van 15-, 16- en 17-jarigen op en tussen gebroken stoelen, banken en schragen naar de heldendaden van Rintintin te kijken, de gevierde staartster van het witte doek van dertig jaar tevoren.
Maar terwijl onze aandacht opgezogen werd door deze viervoetige vriend die het weze gezegd veel menslievend werk verrichtte, groeide er bij de pater een droom. Hij was gestoken door de tover van het bewegende beeld. Hij zag het allemaal voor zich groeien, stoelen en schragen weg en ja de gedroogde boeketten en slingers voor de gedurige aanbidding ook : lokaal in gedempte tonen schilderen, een vast scherm. Weg met dit over een touw gehangen laken met plooien en rimpels waarover de filmhelden stoeiden en tenslotte een echte filmprojector zonder klankvermogen. Maar liever een stomme machine dan dit draaiorgel.
Later en nog heb ik mij altijd verbaasd over de naïviteit of de wilskracht van deze monnik. Ik ben er nog niet uit wat het was, want men stelle het zich maar eens voor dat er iemand in een achterzaaltje filmvoorstellingen gaat geven terwijl de bonzen te Antwerpen op een steenworp afstand cinemapaleizen als Rex en Metro bouwen.
Zo gaat dat nu eenmaal met een bevlogen geest, de gebroeders Lumière hadden hem met hun uitvinding geraakt, zij waren zijn laïeke heiligen, zijn lichtende voorbeelden, hij wilde hun werk vertolken zoals een pianist het werk van de meester vertolkt. Maar hij wilde zijn kleed vlekkeloos dragen. Slechts films van het zuiverste gehalte zou hij door zijn lens werpen. Ik geloof dat de katholieke filmliga reeds bestond met haar ?voor allen?, ?rijpere jeugd?, ?volwassenen? en het prikkelende ?te mijden?. Deze pater vond deze liga slap, slordig en toegeeflijk, hij zou de censuurkraan nog een extra draai geven.
Terwijl het genootschap met de hulp van de klusjesman en de keukenbroeder het gebouw ontruimde en zo goed en zo kwaad het ging de muren en jammer genoeg ook de vloer matgroen schilderden (matgroen is sinds mensenheugenis goed voor de ogen), reisde hij het land af om een argeloze film te vinden die niet het leven van Bernadette Soubirou of pater Damiaan ten tonele bracht. Na lang graven en treinen vond hij er een. Het was een oude Franse koek uit de kinderjaren van de film, ja als men hem als experiment betitelde zou men niet in overdrijving vallen. De titel luidde : ?Le Secret de la Tour Eiffel?. De dag dat Cannes sloot, werden de ouders, zusters, nichten, neven en kozijnen van het genootschap uitgenodigd om de galavoorstelling van de toen veertig jaar oude geluidloze rolprent bij te wonen.
?Ik noem dit proefdraaien,? zei hij zich vergenoegd in de handen wrijvend. Ik keerde huiswaarts, ging op de sofa liggen en trachtte het aanzwellend tij van wanhoop te keren.
Gommaar Timmermans