Een folie, dit steeds in mindere mate gebruikte bastaardwoord, ligt de Brit zeer na aan het hart : het wonderlijke levensverhaal van William Bracket.

Het Kramers woordenboek van 1946 vertaalt ?folly? als ?dwaasheid, gekkenwerk, stommiteit.? Het Prisma woordenboek van 1955 behoudt als eerste betekenis ?dwaasheid?, doch in zijn tweede betekenis is het ?een duur maar nutteloos gebouw.? Nu is het juist op deze vorm van folies dat de Engelsen verzot zijn. Folies hoeven niet groot te zijn, zij kunnen bestaan uit een neogotisch tuinhuisje, een Romaans kippenhok of een rococo duiventil maar zij kunnen ook uitgroeien tot vervaarlijk grote bouwsels.

De ongeslagen kampioen in deze bizarre sport is ongetwijfeld William Beckford. Daar waar de modale burger met tevredenheid zijn moors tuinhokje om harken en spaden in op te bergen aanschouwt, kon William niet rusten aleer er op het familiedomein een complete abdij verrees gesierd door een toren van 300 voet hoog.

Hoe komt iemand ertoe een totaal nutteloze abdij uit de grond te stampen ?

A – men moet Engelsman zijn, B – schatrijk en C – als persoon zelf reeds tot de foliesoort behoren. William voldeed aan al deze vereisten. Op tienjarige leeftijd erfde hij het familiefortuin van 1.000.000 pond in baar geld, 100.000 pond aan jaarlijks inkomen plus het familiedomein nabij Hindon in Wiltshire. Allemaal samengeteld, een bedrag om niet tegen te schokschouderen, zeker niet in de achttiende eeuw. Dat de kleine William een zwak naar het ?folieren? had, blijkt uit het feit dat hij Arabisch en Perzisch studeerde, per se door Mozart het klavier wilde leren bespelen en tussendoor architectuur onderwezen kreeg door sir William Chambers, bouwer van het Somerset House in Londen. Opgroeiende reisde deze rijke kleuter met een gevolg van knechten in livrei en zijn eigen muzikanten Europa rond.

Gekomen tot de jaren van onderscheid tussen goed en kwaad onderhield hij een bijzit in Venetië die, zo zei men, nog een geliefde van Casanova was geweest. Nog ondertussen schreef William het ene boek na het andere waarvan er een ?Vathek?, een liefdesgeschiedenis op zijn Oosters , de toptien haalde. Deze bestseller werd met de typische haast en gejaagdheid geschreven zo eigen aan deze gedreven man, en wel in drie dagen en twee nachten waarbij William niet uit de kleren kwam. Hierna viel hij op zijn ledikant, er moesten echels worden gezet, brandglazen, koude compressen gelegd, bloed afgetapt en de vele middelen aangewend waarmee men de patiënten nog zieker maakte dan ze al waren.

Terug verrezen van zijn ziekbed doorkruiste hij Spanje en Portugal, at er de sinaasappel, de olijf, knoflook en geroosterd lam, dronk er Rioja en porto. Het enige dat echter van deze zuiderse reizen in zijn geheugen bleef hangen, waren de grote kloosters en kathedralen.

Na een haastig huwelijk plus scheiding en enkele troebele toestanden die wij hier liever met de mantel der liefde toedekken, verbrandde hij zijn bruggen met de maatschappij. Hij trok zich terug op zijn domein en nu braken de kloosters en kerken met volle kracht naar buiten. Om te starten liet William een muur rond de bouwwerf metselen van vier meter hoog en elf kilometer lang. Dat zou de nieuwsgierigen wel op afstand houden. En nu aan de slag en vlug wat, want kerkbouw is een project van lange adem. Dus werden de funderingen van een buitenhuisje gebruikt om de toren op te bouwen, dat was al heel wat tijd gespaard. Gauw, gauw wierf hij 500 en daarna nog eens 450 metselaars aan en om de werklui tot spoed aan te sporen, verdubbelde hij hun dagelijks bierrantsoen, waardoor de meeste werklieden niet meer wisten of zij op hun werf stonden of in de pub.

Zes jaar later was de toren klaar. Het gejuich was nog niet uit de lucht of het gevaarte stortte in mekaar. Daarom niet getreurd. Snel, snel, een nieuwe spits gebouwd op de puinhoop van de eerste. Dit keer deed men er zeven jaar over, kwestie wat steviger te bouwen. Beckford wreef zich tevreden in de handen, nu kon hij tenminste zijn abdij optrekken. En die kwam er. Een schitterend gebouwencomplex waar het eind aan verloren was. Op veel bezoek was de schatrijke kluizenaar niet gesteld. Hij sliep alleen in een van de tientallen slaapkamers met als kamerknecht een Spaanse dwerg in livrei. Onder de spaarzame gasten telde men lord Nelson en lady Hamilton.

Beckford had gezworen dat hij enkel zijn kerstmaal zou nuttigen als dit in de keukens van de abdij bereid werd. De kalk was nog niet droog, laat staan de verf, maar toch stonden de koksmaats voor hun vuren. Toen zij echter met de eerste gang naar de eetzaal raasden, stortten de keukens achter hen in zodat het kerstdiner bij het lichte entree bleef steken.

In 1822 stortte er iets totaal anders in, te weten de rietsuikerprijzen waar William zijn goud uit putte en de abdij ging onder de hamer. De munitiehandelaar Farquhar kocht de folie voor 330.000 pond ?in de staat waarin deze zich bevindt? wat geen garantie voor stevigheid inhield, wat deze Farquhar zeer spoedig mocht ondervinden toen de toren alweer met veel gekraak en gedonder in twee brak.

William Beckford was dit nu geen zorg meer. Hij had twee mooie huizen gekocht in Bath, tot zijn verdriet was er geen toren aan. Dus wierf hij een jonge architect aan die voor hem een stevige 130 voet hoge spits optrok waar de koning der folies nog twintig jaar lang op en af klauterde eer hij in 1844 op 84-jarige leeftijd nog hogere sferen ging opzoeken. Zijn toren moest hij achterlaten, die is vandaag de dag nog in Bath te bewonderen.

Gommaar Timmermans

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content