Eén school, 180 leerlingen, 37 nationaliteiten. Dat het werkt, is gewoon een kwestie van duidelijke afspraken en een goede samenwerking met de ouders, aldus directrice Veerle De Vos. ‘Als je de situatie thuis ziet, begrijp je veel.’

Veerle De Vos (43) is nu vijf jaar directeur van De Ham, een basisschool in de Mechelse binnenstad. ‘Een wereldschool’, zegt de website trots en dat klopt: tien klassen, 180 leerlingen van 37 verschillende nationaliteiten, ook al is driekwart Belg. De school ligt in een arme wijk waar voornamelijk ‘gastarbeiders’, asielzoekers en enkele alternatieve positivo’s wonen. Sommige arbeidershuisjes zijn opgeknapt, maar de meeste staan er verkommerd bij. Voor Veerle De Vos is De Ham geen school vol ‘vreemdelingen’: de manier waarop zij over ‘wittekes’ en ‘gekleurden’ praat, zegt genoeg. Kinderen zijn kinderen. Punt uit.

Veerle De Vos: ‘Alle kinderen uit de buurt zijn welkom, maar het is niet de bedoeling dat alle migranten van Mechelen hierheen komen. We willen een goede spreiding behouden, hoewel twee op de drie kinderen van vreemde herkomst zijn. Al die kinderen van verschillende culturen maken onze school anders, rijker vind ik. Toen ik in de normaalschool leerde lesgeven, ging een les over brood enkel over wit, bruin, krenten- en suikerbrood. Hier proeven ze brood uit heel de wereld. Ze leren zelfs – klein als ze zijn – dat de Chinese kinderen helemaal geen brood eten. Dan gaat voor die kinderen toch een wereld open? Ze gaan ook bij elkaar thuis spelen. Dat liep in het begin wat moeilijk, want de ouders wilden weten waar hun kind terechtkwam. In het begin moesten we aan gekleurde ouders uitleggen wat een verjaardagsfeestje was, dat ze een cadeautje moesten kopen, liefst speelgoed. Nu hebben ook de gekleurde kinderen hun verjaardagsfeest. Nog niet allemaal, maar als enkelen het doen, zullen de anderen het thuis ook wel afdwingen.’

In de rapporten over probleemscholen hoor je doorgaans een ander geluid.

VEERLE DE VOS: Onze problemen zijn te vergelijken met die in onverschillig welke andere school waar veel kinderen uit sociaal arme milieus zitten. Die hebben thuis weinig stimulansen, weinig speelgoed. Ze worden gewoon voor de televisie gezet. Daarom dringen we er ook op aan dat de kinderen zo jong mogelijk naar school komen. Dat is niet altijd makkelijk. Asielzoekers zijn bang dat we hen bij de politie zullen aangeven. Moslimmoeders houden vaak het jongste kind thuis. Ouders die zelf niet naar school zijn gegaan of een slechte schoolervaring hebben, zien het nut van onderwijs niet in, zeker niet van een kleuterschool. Dat is voor hen nog steeds een oppas, een ‘bewaarschool’. Maar dat is niet meer zo. Kinderen leren daar ontzettend veel. De taal, natuurlijk, maar ook de beginselen van rekenen. Ze leren er ook sociale regels, dat wordt vaak vergeten. Als er dus een probleem is, dan is het de thuissituatie: armoede, analfabete ouders… Daarom organiseren we ook ‘moedernamiddagen’ en geven we taallessen aan de ouders. De stad helpt ons daarbij. Maar mensen moeten ook wíllen: sommige ‘gekleurden’ wonen hier al 15 jaar en kunnen nog altijd niet meer dan ‘niks verstaan’ zeggen. De schuld ligt ook bij ons: de meeste ouders spreken wel een beetje Frans, Engels of Duits en wij Vlamingen schakelen dan meteen op die talen over. Dat spoort hen ook niet aan om Nederlands te leren.

Alle rapporten bevestigen dat de thuissituatie een hinderpaal is. Net daarop hebt u toch weinig of geen vat?

DE VOS: Toch wel. Als we bijvoorbeeld vaststellen dat een leerling onregelmatig naar school komt of zijn huistaken nooit maakt, dan spelen we kort op de bal. Daarom zijn de huisbezoeken zo belangrijk. Als je de situatie thuis ziet, begrijp je veel. In een kamer met een tafel waaraan moeder de groenten schoonmaakt, zou ik ook geen huiswerk kunnen maken. We kunnen dan voorstellen om het kind naar de huiswerkklas te sturen, maar dan moeten de ouders wel iets terugdoen. Elke dag de agenda tekenen bijvoorbeeld. Sommige ouders kennen helemaal geen Nederlands en andere kunnen niet lezen, dus werken we met een kleurencode. Voor notities in de agenda’s gebruikten we vroeger een rode balpen, gewoon om de aandacht te trekken. Tot we ontdekten dat rood voor ouders gewoon slecht nieuws betekende. Dus spraken we in het oudercomité een kleurencode af. Een rode nota wijst erop dat er iets misloopt op school. Een groene nota betekent dat ze hun kind een pluimpje moeten geven, want het heeft het heel goed gedaan. Een zwarte nota betekent gewoon dat er iets moet meegegeven worden. We doen dat ook met de rapporten: een cijfer dat voor dat kind slecht is – ook al is dat een 7 op 10 – wordt rood aangestreept. Goede cijfers voor dát kind worden groen gekleurd. Maar de afspraak is: op elk rapport moet iets groen staan, al moeten we met een vergrootglas zoeken. Sommige ouders zien namelijk nooit iets goeds in hun kind. Wij wel: elk kind heeft elke week iets goeds gedaan.

Welke rol speelt godsdienst?

DE VOS: Fundamentalisten hebben we niet, Vlaams Blokkers ook niet. Die voelen zich hier niet thuis. Wij vragen respect voor iedereen, voor alle godsdiensten. We hebben zeven verschillende godsdiensten op school. Van sommige had ik nooit gehoord. Maar we geven enkel katholieke godsdienst. De bijbel, Jezus Christus: daar gaan we van uit.

Godsdienst is geen hinderpaal, integendeel. Onze ervaring is zelfs dat mensen die zeer sterk betrokken zijn op hun godsdienst – welke die ook is – ook sterk betrokken zijn op hun kinderen. Ze willen dat die kinderen het goed doen op school, ze vragen ons of er genoeg orde en tucht is op school. En die is er. We werken hier hard. Ondanks de ongelijke startpositie haalt deze school de eindtermen en zien we elk jaar een flink aantal leerlingen doorstromen naar het ASO.

Toch hebben veel gekleurde scholen te kampen met een tuchtprobleem. Of speelt dat minder in een basisschool?

DE VOS: Je moet afspraken maken. Bij de inschrijving hebben we een gesprek van een uur met de ouders. We willen een aantal dingen gewoon wéten. Over de gezinssituatie, over de kinderen. Maar we willen ook veel vertellen. Hoe wij onze school zien, wat hier leeft. We vinden dat ouders hun kind niet zomaar mogen ‘afgeven’ aan de dichtstbijzijnde school. Er moet een band zijn tussen ouders en school, want anders lukt het niet om samen op te voeden. In dat eerste gesprek worden de afspraken zoals die in het schoolreglement staan, ook besproken. Een hoofddoek in de klas is verboden, alle hoofddeksels zijn verboden. Willen ze op de speelplaats een pet dragen of een sjaaltje, dan kan dat. In de klas niet. Zwemmen en turnen zijn ook verplicht. Sommige trouwe moslims hebben daar in de ramadan problemen mee: als je zwemt, kun je water in je mond krijgen en dan ben je niet meer nuchter. Dan zeggen we gewoon dat hun kind maar een dag langer moet vasten. Regels zijn regels en daar houden we ons aan. Wat niet wil zeggen dat we geen begrip hebben. De enkele moslimkinderen die in de ramadan vasten, moeten wel naar de schoolrefter – dat staat in het reglement – ,maar ze zitten nu samen aan één tafel. Ze hoeven ook niet te helpen om het eten uit te delen of de tafels af te ruimen.

Of nuchter zijn hen niet belet om te leren? Ach, de vastende moslimkinderen zijn lang niet de enige die zonder ontbijt naar school komen.

Misjoe Verleyen

‘Fundamentalisten en Vlaams Blokkers voelen zich hier niet thuis.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content