Godsdienst is niet gelinkt aan moraal, maar is wel een zogoed als universeel gegeven.

Godsdienst en moraliteit worden gemakkelijk aan elkaar gekoppeld. God maakt de mensen goed, want godsvruchtige mensen worden niet verondersteld hun naasten leed te berokkenen. Onderzoek heeft uitgewezen dat gematigd gelovige mensen medevoelender zijn dan andere en, bijvoorbeeld, meer met liefdadigheid bezig zijn.

De Journal of Sex Research rapporteert dat christelijke aidspatiënten minder risico’s met andere mensen nemen dan niet-gelovige seropositieven. Ze hebben minder seksuele partners en als het moet, gebruiken ze condooms om iemand te beschermen, ondanks het feit dat de kerk condoomgebruik verbiedt. Hun moraliteit is sterk genoeg om de dogma’s van de kerkelijke instanties te overstijgen.

Anderzijds zijn er in naam van God wrede dingen gebeurd. In naam van God werd er vroeger vrolijk gestenigd, en kwamen mensen als ketters en heksen op de brandstapel. De kruistochten moeten een hel geweest zijn voor de mensen die ermee te maken kregen. Vandaag stuurt God naties ten oorlog, en worden terroristen gebrainwasht met een geweldig leven na de dood als ze zichzelf – en zoveel mogelijk anderen – opblazen.

In gevangenissen vinden sociologen meestal exact dezelfde verhouding van gelovigen tot niet-gelovigen als in de rest van de maatschappij. God is overal.

De nieuwe inzichten dat moraliteit diepe wortels in de menselijke aard zou hebben, noopt tot nieuwe reflecties over religie. We hebben geen godsdienst nodig om moreel te leven, stelde het vakblad New Scientist onlangs: sommige ongelovigen leven perfect gewetensvol.

Maar godsdienst is in ieder geval een universeel en hardnekkig gegeven. Rationele geesten, zoals wetenschappers in landen waarin het comfortabel werken is, trekken zich soms de haren uit het hoofd bij hun onmacht om gelovigen ervan te overtuigen dat de ideeën rond hun geloof niet noodzakelijk zaligmakend zijn.

In de Journal of Religion and Society verscheen bijna twee jaar geleden een geruchtmakende studie, waaruit de stelling werd gepuurd dat moraliteit niets met religie te maken heeft, en dat religie gewoon een gevolg is van een onzeker leven in een slecht gestructureerde en dus onveilige gemeenschap. Godsdienst zou vooral op angst gebaseerd zijn, en opduiken wanneer er weinig andere mogelijkheden zijn om een onaangename leefsituatie om te buigen.

Maar in het kader van het groeiende inzicht dat mensen genetisch tot behulpzaamheid en andere vormen van moraliteit voorbestemd zijn, wordt anders naar godsdienst gekeken. Godsdienst zou een functie hebben in het bepalen van de aard en het gewicht van het goed zijn. Studies in het vakblad Psychological Science tonen zowel aan dat mensen genereuzer worden als ze onbewust met religieuze thema’s te maken krijgen, als dat ze misdadig gedrag gemakkelijker aanvaarden als er een religieus sfeertje aan kleeft – dat gold in beide gevallen voor gelovigen én ongelovigen.

De evolutie van bewustzijn en zelfbewustzijn, en van de mogelijkheid om uitgebreid met en over anderen te communiceren, heeft ons gevoeliger gemaakt voor het ‘oordeel’ van anderen. Gedrag wordt meteen beoordeeld en indien nodig bestraft, in het beste geval door roddels, in het slechtste door rechtspraak. Het Oordeel is een kernaspect van vele religies, en zou functioneel kunnen zijn in het ons met succes inpassen in een steeds complexer wordend sociaal systeem.

Maar goed georganiseerde maatschappijen ontwikkelen andere systemen voor sociale controle, zoals politie en bewakingscamera’s. In die context vermindert het belang van de corrigerende rol van religie. Als religie effectief biologische wortels zou hebben, is het merkwaardig genoeg vooral onze culturele ontwikkeling die de kerken doet leeglopen.

Onze moraliteit blijft echter intact. Ze floreert in ‘beschaafde’ landen als nooit tevoren.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Expertise