Theaterarchitect Robert Wilson regisseert Marguerite Duras’?La maladie de la mort?.

De tijd dat de Belgische Robert Wilson-fan naar Parijs, Amsterdam, Keulen of Berlijn moest, lijkt zo goed als voorbij. De afgelopen vijf jaar was de Amerikaanse theater- en operaregisseur, scenograaf en lichtontwerper regelmatig te gast in de Antwerpse Singel en een enkele keer in het Brusselse Théâtre National. Dit seizoen kon de pret niet op : afgelopen februari tekende Wilson bij De Munt een passend ruimte- en lichtontwerp voor de ?stille? opera ?Prometeo? van Luigi Nono. Een maand later voerde de Martha Graham Dance Company in deSingel zijn ?Snow on the mesa? op, een niet al te geslaagde hommage aan de Amerikaanse choreografe overigens, en begin volgende week komt de Europese co-productie ?La maladie de la mort? naar het Antwerpse kunstencentrum.

Die verhoogde aanwezigheid van Wilsons werk in het Belgische podiumlandschap is indirect koren op de molen van de pessimisten. De verstilde droomwereld waar de veelzijdige kunstenaar sinds het begin van de jaren zeventig een patent op heeft, begint de jongste jaren aardig wat barsten te vertonen door het hoge productieritme en de bijhorende grote vraag de Texaan heeft zijn entree bij de grote Europese theater- en operahuizen niet gemist. Niet alles wat Wilson aanraakt, verandert tenslotte in goud. Maar in tegenstelling tot wat de zwartkijkers beweren, is het vet nog niet volledig van de soep.

Dat blijkt opnieuw uit ’s mans enscenering van ?La maladie de la mort?, een tekst van de Franse schrijfster Marguerite Duras (1914-1996) die door de Franse coryfee Michel Piccoli en de Amerikaanse choreografe Lucinda Childs wordt vertolkt. In het Nederlandstalig theater komt het werk van Duras wel vaker aan de bak. Ivo van Hove heeft sinds de jaren tachtig aardig wat van haar dramatisch oeuvre geregisseerd, en onlangs was het Theatergroep Hollandia die op Duras’ werk was gebeten. Ook Guy Cassiers leverde eind vorig seizoen een indringende ?HMA of Hiroshima mon amour? af.

Het toeval heeft dan ook gewild dat zowel Hollandia als Cassiers met hun Duraslezing voor het komende Vlaams-Nederlands Theaterfestival 1997 werden geselecteerd. De Belgische choreograaf José Besprosvany ten slotte waagde zich al vier jaar geleden aan een beklijvende variant op ?La maladie de la mort?. In ?Cuarteto?, zoals de productie heet, wordt de door een actrice ?gelezen? tekst als een commentaar op de gedanste confrontatie tussen een man en een vrouw opgevat. In de Nederlandstalige versie die op 30 augustus in het Kortrijkse Limelight in première gaat en die daarna een kleine tournee door Vlaanderen maakt, zal Viviane De Muynck de tekst voor haar rekening nemen.

DIT IS EEN FICTIE

Eigenlijk is het vreemd dat het zo lang heeft geduurd vooraleer Robert Wilson met een tekst van de gelijkgestemde nouveau romancière ging werken. Want net zoals het van vormbesef doordrongen universum van de Amerikaanse theaterarchitect, is de literaire vorm tot een belangrijk thema verheven in de boeken van de Française. Met dien verstande echter dat zowel Wilson als Duras in hun betere, uitgepuurde werk de valkuilen van het pure formalisme en andere vormspelletjes weten te vermijden en er tegelijk een aardige dosis uitgepuurde poëzie weten in te smokkelen.

In de uit 1982 daterende tekst van Duras sluipt die binnen in de gedaante van een bijzondere liefdesrelatie : een man, die naar eigen zeggen nog nooit heeft liefgehad, betaalt een vrouw om te leren wat liefde is. Een prostitutiegegeven in se, dat Duras echter van bij de eerste zin van ?La maladie de la mort? van zijn realistische context ontdoet. ?Vous devriez ne pas la connaître, l’avoir trouvée partout à la fois, dans un hôtel, dans une rue, dans un train, dans un bar, dans un livre, dans un film, en vous-même, en vous, en toi, au hasard de ton sexe dressé dans la nuit qui appelle où se mettre, ou se débarrasser des pleurs qui le remplissent?. Door het gebruik van de conditionnel, maar ook door de weigering om het narratieve gegeven concreet te situeren, blijft de tekst in een abstract vacuüm hangen waar alles mogelijk is.

De peut-êtres zijn niet van de lucht. Dit is een fictie, lijkt Duras te willen zeggen, maar wel één die de concrete, aan plaats, tijd en ruimte gebonden voorstelling overstijgt. In de tekst is er sprake van een bed in een kamer in een niet nader bepaald huis bij de zee, maar daar blijft het zowat bij.

Tegelijk wordt de lezer voortdurend rechtstreeks aangesproken. Om de haverklap weerklinkt de afstandelijke beleefdheidsvorm ?vous?. Daardoor wordt de lezer als het ware gesommeerd zich niet te veel te laten meedrijven door het verhaal achter de zinnen en wordt hij er voortdurend aan herinnerd vooral niet te vergeten dat hij een observator maar ook een buitenstaander blijft. Kortom, een lezer. Ondanks de onderkoelde vertelsituatie en het metaliteraire thema bezit de afgekloven maar ook erg sensuele schriftuur van Duras een poëtische betekenisrijkdom die de lezer niet onberoerd laat. Een gloeiende passie in het vriesvak, daar lijkt ze soms op. Want ?La maladie de la mort? doet het abstracte relaas van een erg lichamelijke liefdesrelatie die lijdt onder het onvermogen van ?vous?, de man, om lief te hebben.

Het vrouwelijke personage, van kop tot teen in haar veelal slapende lichaam gekeerd, zegt hem van meetaf aan bijna met zoveel woorden dat hij lijdt aan de ?maladie de la mort?. Die sterfelijkheid, de mannelijke doodsdrift en het besef ervan kan door de liefde hooguit even verzacht, niet weggetoverd worden. Op het einde van de tekst, als de vrouw even onverwacht verdwijnt als ze verschenen is, besluit Duras : ?Ainsi cependant vous avez pu vivre cet amour de la seule façon qui puisse se faire pour vous, en le perdant avant qu’il soit advenu.? De liefde verlies je vooraleer ze je overkomt, het lijkt bijna een versregel van de betreurde Herman De Coninck.

EEN SCHETSLANDSCHAP

?La maladie de la mort? pourrait être représentée au théâtre?, schrijft Duras in het nawoord van haar (schijnbare) prozatekst. Ze voegt er meteen enkele regieaanwijzingen aan toe : enkel de vrouw mag haar tekst uit het hoofd opzeggen, de man moet zijn aandeel bijna al lezende, met een tekstboek in de hand, zeggen. Het lezen gaat dus aan het acteren vooraf, vat de schrijfster samen, en de twee acteurs moeten zo spreken alsof ze de tekst aan het schrijven zijn. Verder suggereert ze dat het geluid van de zee hoorbaar aanwezig zou zijn in de voorstelling en geeft ze een scenografische tip in de vorm van een donkere driehoek, een teken van de storm die op zee woedt. Het zijn aanwijzingen die als gegoten in Wilsons abstracte theaterwereld passen en die de theatermaker dan ook zonder meer heeft overgenomen.

Nog voor de eigenlijke voorstelling begint, kijkt de toeschouwer tegen een scherm van korte, horizontale strepen en vegen aan : een schetslandschap waarin een krachtige, maar geluidloze storm lijkt te woeden. Even weerklinkt een korte en scherpe gil die door merg en been gaat vooraleer Piccoli verschijnt. Een auditief leidmotief dat Wilson, net zoals het ruisen van de zee, wel vaker in deze productie zal gebruiken en waarmee hij het publiek even wakker schudt uit de abstracte en verstilde droomwereld die hij het overigens zelf voorhoudt. De met veel blauwtinten uitgelichte, scenografische leegte, waar bijvoorbeeld drie graatmagere lijntjes een kamer suggereren, zit in een stevig zwart proscenium gevat. Alsof Wilson de kijker voortdurend tot de orde wil roepen : kijk, dit is theater, vergeet het niet.

Ook typisch Wilson zijn de disparate attributen in de ruimtelijke leegte, een brandende kaars bijvoorbeeld. Het zijn losse theatertekens die door het verlies van hun realistische context hun betekenis niet onmiddellijk prijsgeven. Dat is altijd al een intrigerend aspect van Wilsons werk geweest, dat bij te overdadig of spectaculair gebruik wel eens contraproductief kan gaan werken. In ?La maladie de la mort? weet de ?architect? dat gelukkig te vermijden, al is de deus ex machina met het uit de lucht neerdalend laddertje/zitje des Guten zuviel.

Met deze afstandelijke droom blijft Wilson verrassend dicht bij de tekst van Duras. Hij voert de twee acteurs op als schimmen in een wazig spel en laat hen de tekst zeggen zoals Duras in haar regieaanwijzingen aanstipt : alsof ze de tekst aan het schrijven zijn. In zijn lang, zwart priesterhabijt verschijnt Michel Piccoli, die hier zijn hele acteerbagage in een onderkoelde, maar steevast variërende zegging dwingt, als een door de ziekte van de dood aangestoken Nosferatu. Nochtans doet de acteur, die tegelijk de vertelinstantie en het mannelijk personage vertolkt, alles om een te zwartgallige en zwaarwichtige indruk te vermijden. Hij is één en al verwondering (net zoals Duras in haar schriftuur overigens), schuwt de ironie niet, kan ook bijzonder wreed uit de hoek komen en lijkt bijwijlen wel een jonge snaak die zijn eerste blauwtje loopt.

Maar meer nog dan Piccoli, de filmacteur die pas vanaf het begin van de jaren tachtig de smaak voor het theater te pakken kreeg, is het Lucinda Childs die hier als actrice opvalt. Afgezien van haar eigen werk, werkt de Amerikaanse choreografe al meer dan twintig jaar regelmatig samen met Wilson. Haar artistiek aandeel in ?Einstein on the Beach? is oud nieuws, maar dat Childs ook voorheen als actrice in ander werk van Wilson (onder andere ?I was sitting on my patio? (1977)) te zien was, is minder bekend. In ?La maladie de la mort? verschijnt Childs als een bleke, hologige maar toch lijfelijk aanwezige schim in een witte stretchjurk met een lange sleep die voortdurend en heel traag rond haar eigen as draait. Childs neemt de tekst zonder enig opvallend Amerikaans accent voor haar rekening en van een choreografe verrast het enigszins dat ze zo diep in haar rol graaft. Een revelatie.

Paul Verduyckt

Op 16, 17 en 18/6 in deSingel (Antwerpen). Nederlandstalige versie van ?Cuarteto? van José Besprovany op 30/8 in Limelight (Kortrijk) en daarna een kleine tournee door Vlaanderen (inlichtingen : 056/22.10.01).De tekst van Marguerite Duras verscheen bij Les Editions de Minuit, Paris, 1982, 61 blz.

Michel Piccoli, Lucinda Childs in La maladie de la mort : als schimmen in een wazig spel.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content