Franstalig auteur en opiniemaker Jules Gheude duikt in zijn nieuwe boek, L’incurable mal belge, opnieuw in het leven van de Luikse professor staatsrecht François Perin (85), politiek monument van het Waalse federalisme en rattachist in hart en nieren.

Voluit heet Jules Gheudes nieuwe boek L’incurablemal belge, sous le scalpel de François Perin, – of ‘de ongeneeslijke Belgische kwaal, ontleed door François Perin’. De auteur beschrijft er het bewogen politieke parcours van de door hem op handen gedragen professor, stichter van verschillende Waalse partijen en gewezen federaal minister. Een parcours dat samenvalt met een belangrijk stuk communautaire geschiedenis van ons land.

De perfect tweetalige Gheude was tussen 1974 en 1976 persmedewerker op het kabinet van François Perin, toen die namens de partij Rassemblement Wallon als Franstalig minister van Institutionele Hervormingen deel uitmaakte van de regering-Tindemans. Gheude is tot op vandaag Perins vertrouweling, archivaris en biograaf.

Gheude engageerde zich eind jaren 1960, toen nog als overtuigd federalist, in het Rassemblement Wallon, de Waalse communautaire partij die in 1968 door François Perin was opgericht na het verschrikkelijke affront van ‘Walen buiten’ en de splitsing van de Leuvense universiteit. In die dagen vatte Gheude zijn levenslange fascinatie op voor François Perin, de briljante redenaar met het scherpe verstand en de bijtende humor.

‘Ik weet natuurlijk niet hoe Voltaire in het echt was, maar telkens als ik Perin ontmoet – en ik zie hem nog haast wekelijks – heb ik het gevoel tegenover de grote zeventiende-eeuwse verlichtingsfilosoof te zitten. Hij bezit een werkelijk zeldzame intelligentie’, vertelt Gheude bij een kop koffie in de lounge van het Brusselse Sheratonhotel.

L’incurable mal belge, citeert Gheude instemmend zijn intellectuele leermeester, de ongeneeslijke ziekte waaronder België zucht, is het Vlaams-nationalisme. Alleen de opheffing van het door Vlaanderen gedomineerde België, dat in wezen niet meer is dan een diplomatiek accident, kan de Franstaligen uit hun lijden verlossen, meent Perin, wiens blik al geruime tijd op Parijs is gericht. Zijn critici zeggen trouwens dat dit bij Perin van meet af aan het geval was, maar dat klopt niet volgens zijn biograaf. ‘Men heeft Perin vaak verweten dat hij altijd de aanhechting bij Frankrijk voor ogen had,’ aldus Gheude, ‘maar Perin heeft vele jaren oprecht geijverd voor het omvormen van het unitaire België tot een federale staat.’

Jammer genoeg is dat federalisme mislukt, en de redenen daarvoor zijn niet ver te zoeken, legt Gheude uit. ‘Alleen Vlaanderen heeft zich dankzij het federalisme tot een soort natie weten te ontwikkelen, met één taal, één cultuur, één grondgebied als uitgangspunt.’ Voor Wallonië geldt dat niet. ‘Wij behoren tot de Franse taal en cultuur. Mensen als José Happart hebben wel geprobeerd een Waalse identiteit te scheppen, maar dat wil niet lukken.’ Het dramatische gevolg daarvan vatte François Perin in 1981 treffend samen. ‘Ik voorvoel al jaren wat er te gebeuren staat: de Walen en Brusselaars zullen zich, op een redelijk stomme manier, als enigen nog Belg blijven voelen.’

CONCESSIES IN EGMONTPACT

In de evolutie van zijn federale geloof in de jaren 1960 naar zijn rattachisme in de jaren 1980 maakte Perin enkele curieuze partijpolitieke sprongen. ‘Een partij is slechts een instrument’, vond hij, en daar handelde hij naar.

Perin begon in de jaren 1960 bij de Mouvement Populair Wallon van de Waalse vakbondsleider André Renard. In 1965 verliet hij de Parti Socialiste, om de Parti wallon des travailleurs te stichten, later de Parti Wallon. In 1968 was hij medestichter van het Rassemblement Wallon (RW). Namens dat RW zat Perin vanaf 1974 in de regering-Tindemans, waar hij samen met zijn Vlaamse CVP-collega Robert Vandekerckhove de geestelijke vader was van de wet op de voorlopige gewestvorming. In 1976 stapte François Perin op als minister, na een zware interne aanvaring over de fameuze ‘virage à gauche’ of linkse bocht van zijn partijvoorzitter Paul-Henry Gendebien.

In 1977 was de breuk met Gendebien en het RW compleet. Perin liet zich door de Franstalige liberalen in de armen sluiten en hield samen met wijlen Jean Gol de PRLW (de latere PRL, vandaag de MR) boven de doopvont. Maar al in 1980 hield hij het als liberaal Senator voor bekeken. Met een vlammende afscheidstoespraak voor de Hoge Vergadering schreef Perin parlementaire geschiedenis. ‘Ik kan moeilijk nog langer verkozene zijn van een staat waarin ik niet meer geloof, en van een natie die niet bestaat’, sprak de professor met ijzeren logica.

In 1985 zou hij de PRL vaarwel zeggen, na een diepgaand meningsverschil met Jean Gol, zijn voormalige assistent aan de universiteit en complice de toujours over buitenlandse aangelegenheden. ‘Perin is een overtuigd Europeaan,’ vertelt Gheude, ’terwijl Gol compleet lak had aan Europa. Perin heeft hem dat nooit vergeven.’

Perins pogingen om de federale constructie te doen slagen, worden door Gheude uitgebreid belicht. Zo blijkt uit Perins persoonlijke aantekeningen hoezeer hij zich na het mislukken van het Egmontpact nog heeft ingespannen om tot een communautair vergelijk met de PVV te komen. Maar de toenmalige Vlaamse liberalen, met name Herman Vanderpoorten, waren op dat moment niet meer tot nog enige concessie bereid.

Perin tot op zekere hoogte wel. Hij pleitte bijvoorbeeld voor de fusie van de negentien Brusselse gemeenten, om op die basis met de Vlamingen te onderhandelen over een evenwichtig statuut voor de hoofdstad. Voor de Franstaligen was dit ketterij van het zuiverste water. In 1978 slaagde hij er zelfs in koning Boudewijn van die volgens hem noodzakelijke fusie te overtuigen, schrijft Gheude. ‘En koning Boudewijn was ervoor gewonnen’, vertelt de auteur. ‘Hij vroeg Perin zelfs of hij ook FDF’er André Lagasse voor zo’n fusie kon zien te winnen (lacht). Waarop Perin de koning vriendelijk uitlegde dat zijn standpunt over Brussel precies de oorzaak was geweest van de breuk tussen hem en het FDF!’

NEPJOURNAAL AVANT LA LETTRE

Meer dan eens zou Gheude tijdens het gesprek de klemtoon leggen op ‘de verbazingwekkende scherpzinnigheid’ van François Perin. In 1983 beschreef Perin in een artikel getiteld Et si les Flamands proclamaient leur indépendance? enkele mogelijke splitsingsscenario’s voor ons land, waaronder het scenario van een eenzijdige Vlaamse onafhankelijkheidsverklaring. ’23 jaar voor het fameuze nepjournaal van de RTBF!’ merkt Gheude bewonderend op. Wallonië, dat als onafhankelijke staat niet levensvatbaar is, moet in dat geval de aanhechting bij Frankrijk zoeken, vindt Perin. De Walen hebben volgens hem geen alternatief buiten Frankrijk, het land waarvan ze door het toeval van de geschiedenis werden uitgesloten.

De laatste belangrijke Franstalige politicus die zich op geprivilegieerde contacten met het Franse establishment kon laten voorstaan, was Jean Gol, het overleden kopstuk van de PRL, die ook een rattachist in het diepst van zijn gedachten was. Bij de onverwachte dood van Jean Gol in 1995 weende Perin bittere tranen, schrijft Gheude, ondanks de erg verslechterde verstandhouding tussen de twee mannen. ‘Perin was immers goed op de hoogte van de uitstekende contacten tussen Jean Gol en de toenmalige Franse premier Jacques Chirac.’ Voor Perin was Gol de enige politicus die, als België zou barsten, voldoende kaliber bezat om in Parijs gehoor te vinden.

Bij de provincieraadsverkiezingen in oktober 2006 was de intussen 85-jarige François Perin verrassend kandidaat op de Rassemblement Wallonie-France-lijst van Paul-Henry Gendebien. Perin zag dat als een symbolische verzoening met zijn oude strijdmakker. Hij hoopte Gendebien net dat duwtje in de rug te kunnen geven dat nodig was om verkozen te raken. Het hielp niet. Perin haalde slechts 504 voorkeurstemmen, de lijst van Gendebien niet eens 2 procent. De rattachistische droom lijkt vandaag de dag in Wallonië toch vooral een onschuldig tijdverdrijf te zijn geworden van een clubje intellectuelen op leeftijd. Overigens vindt Perin een politieke partij geschoeid op rattachistische leest principieel een slecht idee. Wie Wallonië en eventueel Brussel wil laten aansluiten bij Frankrijk, heeft de Belgische kiezers immers per definitie geen inhoudelijk programma te bieden. Beter is het om met gedegen studiewerk de publieke opinie te proberen beïnvloeden.

Het boek eindigt met een anekdote. Toen Jean Gol de eminente Luikse professor in de jaren 1980 wilde voordragen als minister van Staat, heeft die zich daar heftig tegen verzet. Perin vond dat je dan enige gehechtheid moest hebben aan de staat die je die titel verleende – quod non. Gheude vertelt dat Perin in dat verband graag herinnert aan de begrafenis van Frans Van der Elst, de gewezen voorzitter van de Volksunie, die de titel van minister van Staat wél had aanvaard. ‘De vertegenwoordiger van de koning moest worden afbesteld, de Belgische vlag moest worden verwijderd en vervangen door de Vlaamse leeuw, de Brabançonne moest worden ontweken’, pleegt de professor te spotten. Aan zulke gevaren wil François Perin ‘post-mortem’ niet worden blootgesteld.

‘L’INCURABLE MAL BELGE, SOUS LE SCALPEL DE FRANçOIS PERIN’ VAN JULES GHEUDE IS UITGEGEVEN BIJ éDITIONS MOLS.

DOOR HAN RENARD

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content