Ook Tomas Lieske waagt zich aan een historische roman maar hij slaagt er niet in om zijn personages en locaties tot leven te doen komen.

Tomas Lieske, ‘Gran Café Boulevard’, Amsterdam, Querido, 357 p., euro 17,95

De aanhef is majestueus, maar de literaire bravoure blijkt slechts schijn. Hoe bevlogen het begin van Gran Café Boulevard van Tomas Lieske (°1943) ook is, de virtuositeit van de verteller doet na een tijdje erg vermoeiend aan. Om de lezer niet te vervelen, verandert hij voortdurend van setting: van de Hollandse polder of het veen naar het Bilbao van de Spaanse Burgeroorlog of het Parijs van fotografen en artiesten. Maar de zwier waarmee die scènewisselingen plaatsvinden, wordt nergens daadwerkelijk ingevuld door mensen van vlees en bloed. Lieske wilde een schelmenroman vertellen in de traditie van de grote Thomas Mann en zijn Bekentenissen van de oplichter Felix Krull waarnaar expliciet wordt verwezen. De goede bedoelingen liggen er te dik op en worden niet echt ingelost. Wat overblijft, is een vloed van neologismen en gezochte adjectieven. De stijl versmacht de vertelling. Hoeft het te verwonderen dat de hoofdpersonages uiteindelijk ook zonder lucht komen te zitten?

De literaire proefopstelling van Lieske oogt nochtans veelbelovend. Het huiskamerrealisme van de typisch Hollandse roman lijkt bij hem geen kans te zullen krijgen. Hij koppelt zijn meester-oplichter met de dubbele Hollands-Duitse naam aan een Spaanse schone die hij in 1944 toevallig op de trein tegen het lijf loopt en van haar geld berooft. Nu eens mag de oplichter zijn versie van de feiten vertellen, dan weer het meisje. Je voelt het van ver aankomen dat beiden tot elkaar veroordeeld zijn in een fatale liefdesrelatie. Dat de familie van de oplichter eveneens door het noodlot in Holland wordt weggemaaid en de ouders van de Spaanse schone in de burgeroorlog door de fascisten ook een kopje kleiner worden gemaakt, geeft het geheel de allures van een hersenloze musical. Kwestie van wat effectbejag. Wie maalt er bij het zien en luisteren naar Cats nog om authentieke katten, laat staan om T.S. Eliot die met zijn gedichten aan de basis zou hebben gelegen van deze theaterdraak?

Zo is het dus ook met deze pseudo-historische roman van Lieske. Veel gestommel op de scène, maar weinig of geen diepgang. Je hebt het raden naar de gevoelens, laat staan de gedachten van de personages. Alles is pure buitenkant. Lieske schrijft zich uit de naad om het te doen swingen en hij heeft een gedreven pen. Maar hij vergeet blijkbaar dat mensen ook een binnenkant hebben en meer zijn dan handpoppen van een woordverliefde regisseur.

F. H.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content