De Belgische politie heeft een kleinere rol gespeeld in de deportatie van de Joden dan werd gedacht. Dat blijkt uit een Duitse studie.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog heeft de Belgische politie minder bijgedragen tot de deportatie van Joden uit België naar de vernietigingskampen dan tot nu toe werd aangenomen. Tot die conclusie komt de Duitse onderzoekster Insa Meinen (universiteit Oldenburg) in haar studie Die Shoah in Belgien. Het is de eerste belangrijke studie over de deportatie van de Belgische Joden die in Duitsland verschijnt.
Waarschijnlijk werd het thema in Duitsland wetenschappelijk veronachtzaamd omdat het aantal Joden dat vanuit België naar Auschwitz werd gedeporteerd schijnbaar niet erg groot was. Ongeveer 25.000 mensen – de helft van de in België geregistreerde Joden – werden (vanuit Mechelen) naar het vernietigingskamp gebracht. Voor een groot deel, zowat 80 procent, ging het om Joden die al voor de oorlog uit Polen, Duitsland en Oostenrijk naar België waren geïmmigreerd. Onder hen bekende namen zoals de schilder Felix Nussbaum en de schrijver Jean Améry.
Hoe en met wiens hulp de nazi’s de Belgische Joden onder hun controle brachten, loopt als een rode draad door de studie. Insa Meinen besteedt ook ruim aandacht aan de manier waarop de Joden zich in veiligheid probeerden te brengen en aan arrestaties en deportaties probeerden te ontkomen. Ze behandelt ook de spanning die bestond tussen het Duitse militaire bestuur van generaal Alexander von Falkenhausen en de organisatoren van de Belgische Shoah.
Het aandeel van de Belgische politie in de razzia’s is volgens de auteur minder groot dan tot dusver werd gedacht, al wijst ze ook op de verschillende aanpak in Antwerpen en Brussel. Heel actief waren de DSK, de Devisenschutzkommando’s die deel uitmaakten van het financiële bestuur van de bezetter, de Duitse douane en het grenspolitieregiment Clüver, dat tot de Gestapo behoorde. Deze commando’s, die uit waren op goud, deviezen en sieraden, pakten heel wat Joden op die naar Frankrijk of Nederland probeerden te vluchten.
Steeds meer Joden doken onder. Dat had tot gevolg dat de Duitse bezetter almaar minder razzia’s organiseerde en overschakelde op individuele vervolgingen. Dat was echter heel tijdrovend en arbeidsintensief, en daardoor verliepen de transporten naar Auschwitz minder vlot dan de Duitsers zich hadden voorgesteld. Bovendien groeide overal de weerstand tegen de deportaties, wat tot gevolg had dat van de 60.000 in België geregistreerde Joden meer dan de helft kon overleven.
Meinen belicht ook de rol van de Luikse advocaat Max-Albert Van den Berg, die op initiatief van de Luikse bisschop en als hoofd van de katholieke vakantiekolonie een netwerk opbouwde om Joden valse passen te bezorgen en die ten minste 257 Joodse kinderen redde. Van den Berg werd zelf opgepakt en gedeporteerd. Hij kwam om in het concentratiekamp van Neuengamme.
INSA MEINEN, DIE SHOAH IN BELGIEN, WISSENSCHAFTLICHE BUCHGESELLSCHAFT, DARMSTADT, 254 BLZ., 59,90 EURO. ISBN 9783534221585.
Piet De Moor