Van extra melk producerende koeien tot baby’s met voorgeprogrammeerde blauwe ogen: hoe denken de Belgen over de gentechnologie en de nieuwe mogelijkheden die ze biedt voor plant, mens en dier?
Info: Volgende week: Het verband tussen nut en risico bij de aanvaarding van genetische toepassingen
Niet langer dan twee weken geleden werd Karen Simal van de milieuorganisatie Greenpeace voor de rubriek Pro & Contra in Knack gepolst over het gevaar van genetisch gemanipuleerde organismen. Haar antwoord was duidelijk: ‘Sommige wetenschappers weten gewoon niet waarmee ze bezig zijn.’ En vorige week deelde de Amerikaanse biochemiereus Monsanto mee dat hij zijn genetisch gemanipuleerde tarwe niet zal commercialiseren. Een economische beslissing, stelde het bedrijf. Het kan moeilijk ontkennen dat protest van potentiële consumenten daarbij heeft meegespeeld. Gentechnologie, zoveel is duidelijk, is nog altijd een omstreden wetenschap.
Het idee om in België een enquête op te zetten over de aanvaardbaarheid van genetische toepassingen rees twee jaar geleden. Het samenwerkingsverband tussen de onderzoeksgroep TOR van de Vrije Universiteit Brussel, P&V Verzekeringen en Knack bracht toen zijn eerste onderzoek naar buiten, over het draagvlak van solidariteit in de samenleving. Dat onderzoek leerde dat de ontwikkeling van genetica op termijn een bedreiging zou kunnen vormen voor de solidariteit in de maatschappij. De risico’s van het leven worden door de gentechnologie immers meer en meer voorspelbaar.
De vraag rees of Belgen al dan niet zouden kunnen leven met de gedachte dat er in de structuur van organismen wordt ingegrepen. En: maken ze in het brede veld van de biotechnologie nog ergens een onderscheid, en waar dan wel? De onderzoekers signaleren overigens meteen dat de term ‘biotechnologie’ wetenschappelijk juister is dan ‘genetica’. Michael Debusscher van TOR: ‘Alleen denken te veel mensen bij het woord “biotechnologie” spontaan aan het milieu. Het woord “genetica”, hoewel niet helemaal correct, wordt beter begrepen.’
Debusscher wijst er ook op dat toepassingen van biotechnologie eigenlijk helemaal niet nieuw zijn. Maar de veredeling van graan, maïs of tomaten was vroeger het gevolg van toevalstreffers. Deze enquête gaat evenwel over de houding van de Belgen tegenover toepassingen waarbij er precies én systematisch in het DNA van organismen wordt ingegrepen. Dat is van belang, omdat de toenemende wetenschappelijke kennis over de intiemste deeltjes van planten, dieren en mensen – en de mogelijkheid om die te wijzigen – een niet aflatende controverse op gang heeft gebracht.
Op wetgevend vlak groeide er in het begin van de jaren negentig een kloof tussen Europa en de Verenigde Staten. De Amerikanen gaan ervan uit dat elke regeling alleen op de producten zelf betrekking moet hebben. De Europeanen kijken naar de manier waarop de producten tot stand zijn gekomen. Het dispuut bereikt een hoogtepunt bij de verscheping van een lading genetisch gemodificeerde Amerikaanse soja naar Europa in 1996. Consumentenorganisaties eisten duidelijkheid en hun protest leidde tot een Europese richtlijn, die verplicht dat de genetische manipulatie op het etiket van de producten wordt vermeld. Met de presentatie van het eerste gekloonde zoogdier, het schaap Dolly in 1996, verkende het debat daarnaast ook andere, morele en ethische, grenzen van de biotechnologie.
Sinaasappels zonder pitten
Omdat de materie zo delicaat is, peilt de Europese Commissie al geruime tijd regelmatig naar de manier waarop de bevolking tegenover toepassingen van de genetica staat. Daaruit blijkt dat de Belgen zich in Europees perspectief eerder tolerant opstellen, en gematigd optimistisch over de ontwikkelingen in de toekomst. In de hele Unie is het optimisme ten aanzien van biotechnologie recent opnieuw toegenomen.
Maar dat optimisme blijft ook relatief. Als de Europeanen wordt gevraagd van welke technologische ontwikkelingen ze in de komende twintig jaar een verbetering van hun leven verwachten, blijft de biotechnologie nog altijd achter bij de telecommunicatie en de computertechnologie. Het TOR-onderzoek stelde overigens dezelfde vraag voor België, en het resultaat is vergelijkbaar: ook in ons land moet de genetica genoegen nemen met een plaats in de middenmoot. De Belgen verwachten het meeste soelaas van hart- en andere transplantaties en van de ontwikkeling van nieuwe medicijnen. Helemaal onderaan het lijstje bengelt een toepassing van de biotechnologie: we huiveren voor het klonen van organismen. Van de genetica verwachten de Belgen vooral verbeteringen op het vlak van de gezondheid en de vruchtbaarheid.
De onderzoekers van TOR legden de respondenten van hun enquête ook 41 genetische toepassingen voor, die ze moesten beoordelen naar aanvaardbaarheid. Het ging om technieken op planten, dieren en mensen die niet uit de lucht gegrepen zijn. ‘We zijn daarvoor te rade gegaan bij mensen uit het veld’, zegt Michael Debusscher. ‘Het zijn quasi realistische toepassingen – niet te fantastisch of te gek. Ze horen misschien nu nog niet tot de mogelijkheden, maar binnenkort zeker wel.’
Om een structuur te vinden in de manier waarop mensen over genetica denken, werden die toepassingen teruggebracht tot zeven dimensies. De eerste zes dimensies werden ingevuld aan de hand van het onderscheid tussen planten, dieren of mensen, in combinatie met het doel van de toepassing: geneeskundig of niet-geneeskundig? In de zevende dimensie werden de tests ondergebracht die informatie willen inwinnen over de gezondheidstoestand van het nageslacht.
Van die zeven dimensies zijn er maar twee die door een meerderheid van de Belgen aanvaardbaar worden geacht. In de eerste plaats gaat het om ingrepen op het menselijke lichaam die de gezondheid van het individu bevorderen. Huid aanmaken bij brandwonden, nieuwe levercellen klonen of kanker genezen: het botst in België op weinig weerstand. Ook wat de gezondheid van de nakomelingen betreft, is het oordeel positief. Een preventieve ingreep om te voorkomen dat een kind een dodelijke ziekte krijgt, vindt genade in de ogen van de meerderheid. Als die ziekte niet dodelijk is, zakt de steun al tot de helft of minder terug.
De onderzoekers menen hier al een stramien te kunnen vaststellen: ingrepen die de gezondheid van het individu ten goede komen, hebben een streepje voor. Dat daarbij ook het zelfbeschikkingsrecht van belang is, blijkt bovendien uit de houding tegenover tests die toekomstige ouders informeren over de gezondheid van hun nageslacht. De aanvaardbaarheid daarvan vermindert, al naargelang die informatie mag worden gebruikt, moet worden gebruikt of wordt opgedrongen.
‘Het verdient soms aanbeveling om die dimensies eens van naderbij te bekijken’, zegt Mark Elchardus, die het hele onderzoek leidde. ‘De Belgen vinden wel dat er huid mag worden gekloond om brandwonden te genezen. Maar als je voorstelt om kopieën van mensen te maken, waarvan de vitale organen kunnen worden gebruikt om het leven van anderen veilig te stellen, verklaren ze je gek. Terwijl het uiteindelijk om dezelfde techniek gaat.’
Genetische toepassingen op planten worden niet door een meerderheid van de Belgen aanvaard. Van belang is hier opnieuw het onderscheid tussen het al dan niet medische karakter van een toepassing. Het wijzigen van de genen van aardappels om een vaccin tegen diarree te ontwikkelen, kan nog door de beugel. Het wijzigen van de genen van sinaasappels, zodat er geen pitten meer in zitten, niet.
Minder vet vlees
De Belgen stellen zich merkwaardig genoeg ook terughoudend op tegenover toepassingen die de vruchtbaarheid bevorderen. Dat is vreemd omdat kon worden verwacht dat die toch een belangrijke plaats hebben verworven in het leven van veel koppels. Ook een ingeburgerde genetische ingreep om een onvruchtbaar koppel aan een kind te helpen, krijgt niet de steun van de meerderheid. Als het daarbij nog eens de bedoeling zou zijn om een lesbisch koppel een baby te bezorgen, valt die steun helemaal weg. Dat het klonen van mensen absoluut niet wordt aanvaard door de Belgen, spreekt gezien de andere resultaten bijna vanzelf.
Ingrepen op dieren zonder geneeskundige bedoeling kunnen op geen begrip rekenen. De afkeuring is op dat vlak nog het kleinst als het gaat om het reproduceren van bedreigde diersoorten of om het vetgehalte in vlees te doen dalen. Ingrepen op mensen zonder een geneeskundige bedoeling hebben het kleinste draagvlak van allemaal. De Belgen willen er niet van weten dat mensen aan hun genen zouden laten prutsen voor een gespierder lichaam of om kinderen met een bepaalde kleur van ogen te krijgen.
De onderzoekers toetsten de resultaten van de enquête ook aan de traditionele demografische categorieën. De verschillen die ze daar vonden, zijn niet echt significant. ‘Voor toepassingen met een medisch doel, stijgt de aanvaardbaarheid samen met het onderwijsniveau’, zegt Michael Debusscher. ‘Het omgekeerde doet zich voor bij niet-medische toepassingen: daar keert de hooggeschoolde zich van af. De leeftijd vertelt eenzelfde verhaal. Jonge mensen staan sceptischer. Hoe ouder de mens wordt, hoe meer toepassingen hij aanvaardbaar acht. Enige uitzondering is de generatie die nu tussen de 36 en 45 jaar is. Wellicht komt dat omdat die mensen in hun jeugd met het opkomende groene gedachtegoed werden geconfronteerd, en die invloed nog altijd meedragen.’
‘Het is duidelijk dat de bevolking de Europese regelgeving op het vlak van biotechnologie niet volgt’, besluit Elchardus. ‘De gebruikte methode heeft helemaal geen invloed op het oordeel van de mensen. De bevolking wil weten of het om planten, dieren of mensen gaat en of de bedoeling van de toepassing medisch is of niet.
‘De Belgen tonen zich wel tolerant als het om hun gezondheid gaat – dan is veel mogelijk. En ze verbinden genetica duidelijk nog niet met het probleem van de voedselvoorziening in de wereld. Een voorstel om koeien te klonen die veel melk geven, vindt geen genade in de ogen van de meerderheid. En een middel om planten vlugger te laten groeien, wordt slechts door 4 procent gesteund. De idee om dieren met een lager vetgehalte te kweken daarentegen, krijgt al wel de steun van 18 procent van de Belgen. De persoonlijke zorg om minder vet vlees wint het dus blijkbaar van de kans om meer voedsel te produceren voor meer mensen.’
Door Gerry Meeuwssenen Hubert van Humbeeck