Een sportstadion als decor, een groep drieste kruisvaarders, een man met een machinegeweer op de scène: de eerste akte van Armida, het liefdesverhaal dat nu in de Vlaamse Opera speelt, is schrikwekkend actueel. ‘De grofheid en de wreedheden van de kruistochten zijn dezelfde als die van vandaag, en dat maakt me bang’, zegt de Parijse operaregisseur Mariame Clément.
‘Het kan beter.’ Haar stem trilt. Net als iedereen is Mariame Clément (41) ontdaan door de aanslagen van 13 november in Parijs. Toch ging ze op 14 november werken. ‘We hebben gerepeteerd’, zegt ze. Ook al was iedereen zwaar aangeslagen. De ploeg hield een minuut stilte, een pakkend moment. Toen sprak Clément haar acteurs toe. ‘Zing met alles wat je in je hebt. Zing tegen de horror!’
‘We proberen een normaal leven te leiden, en zo goed mogelijk te doen wat we doen’, vertelt ze me aan de telefoon. ‘In ons geval betekent dat: de best mogelijke performance geven.’ Het interview hadden we een paar dagen voor de aanslagen gedaan, maar ik wil weten hoe het met haar gaat. Haar gezin was die vrijdag net op bezoek in Gent, zo blijkt, haar familie en haar vrienden zijn ongedeerd. Maar man en kind zijn intussen alweer naar de lichtstad vertrokken. Het leven gaat verder, en Clément heeft een opera te regisseren. Daar kan geen noodtoestand tegenop, maar dat ze op dit moment haar geliefden moet missen valt haar zwaar.
Mariame Clément regisseert in de Gentse opera Armida, de opera van Gioacchino Rossini die nog tot 4 december speelt. De compositie dateert van 1817, maar het verhaal speelt zich af tijdens de Eerste Kruistocht van 1096. De Frankische soldaat Rinaldo valt voor de charmes van Armida, een mysterieuze Saraceense tovenares. Hij wordt uitgelachen door zijn kompanen, het komt tot een tweestrijd met een jaloerse tegenstander. Hij doodt hem. Het koppel vlucht weg om zich in de roes van de passionele liefde te wentelen. Dan komt de ontnuchtering. Rinaldo ziet in wat hij heeft gedaan, en keert terug naar zijn vrienden. In een vlaag van woede en wanhoop vernietigt een diep gekrenkte Armida hun liefdesnest.
De eerste akte wordt gedomineerd door een sportstadion, machinegeweren en soldaten. Het is moeilijk om geen verband te zien tussen de geschiedenis en de actualiteit.
MARIAMECLÉMENT: Ik hou me liever ver van vergelijkingen met het geopolitieke drama dat zich in onze tijd afspeelt, al moet ik toegeven dat de geschiedenis van de kruistochten confronterend is. De grofheid en de wreedheden van toen zijn dezelfde als die van vandaag, en dat verontrust me. Geen enkele cultuur is immuun voor barbarij.
Ik hou er niet van om een oud verhaal letterlijk te vertalen naar vandaag. Een GI die op een moslima valt: dat zou niet werken. Dan gaat het plots over wij en zij, terwijl ik dat wij-zij-denken niet vat. Mijn moeder is een Iraanse, mijn vader een Fransman, en ik ben westers opgevoed.
Het verhaal van Armida komt uit een heldendicht uit de zestiende eeuw. Ook Georg Friedrich Händel, Joseph Haydn en Antonín Dvorak maakten er een opera over. Wat maakt Armida zo aantrekkelijk?
CLÉMENT: In die tijd waren alle componisten mannen. Armida fascineerde hen omdat het gaat over een vrouw die binnenkomt in een mannenwereld van soldaten en hen betovert. Maar het gaat ook over de strijd tussen de passie en de rede. Alle opera’s gaan in zekere zin over de liefde, maar in Armida staat niet zozeer dat ene liefdesverhaal centraal. Het stelt vragen over de liefde zelf.
In het oorspronkelijke verhaal is Armida een tovenares die verliefd wordt op Rinaldo en hem betovert met een liefdesspreuk. Maar uiteindelijk wil ze dat hij van haar houdt voor wie ze is, zonder magie. Ook dat klinkt herkenbaar.
CLÉMENT: Tovenarij zul je in deze opera niet zien, voor mij is de liefde zelf een vorm van magie. Naar mijn gevoel stelt de opera filosofische vragen over de aard van liefde. Wat is liefde, wat is passie? Kan de utopische gedachte van liefde blijven duren? Hoe voelt dat magische moment van verliefd worden, waarop de rest van de wereld niet meer lijkt te bestaan? Haalt de realiteit je altijd in als je verliefd bent? Verlies je jezelf?
Dé vraag is: van wie houden we eigenlijk? Van een ideaalbeeld, of van de mens met zijn mooie en zijn slechte kanten? In die zin is Armida het moeilijkste stuk dat ik tot nu toe heb gemaakt. Er gebeurt heel weinig, want verliefd zijn is niet bepaald actiegericht, het is veeleer een staat waarin je je bevindt.
Er duiken symbolen uit de populaire cultuur op in uw opera, zoals voetbalhelden en Bondgirls. En wanneer het tot een dodelijk gevecht komt, wordt dat uitgebeeld als de kopstoot die de Franse stervoetballer Zinédine Zidane van zijn voetstuk bracht. Dat is een gedurfde keuze.
CLÉMENT: Hedendaagse symbolen en stereotypes maken zo’n verhaal concreter. Ik ken geen generaals, maar ik ken wel voetballers. Zij zijn de moderne helden die hun land vertegenwoordigen. Ook dat beeld van Zidane kent iedereen: hij staat symbool voor de held die zijn zelfbeheersing en daarmee zijn identiteit verliest. Armida is dan weer de enige vrouw in het verhaal, en we zien haar door de ogen van mannen: mysterieus en verleidelijk. Een lustobject.
Agrippina, de opera over de moeder van de Romeinse keizer Nero, die u in 2012 regisseerde voor de Vlaamse Opera, plaatste u in het decor van soapseries uit de jaren tachtig, zoals Dallas en Dynasty. Die ironische kijk op de oude verhalen is uw handelsmerk, niet?
CLÉMENT: Ik neem alles met een korrel zout, en ik speel graag met clichés. Het Romeinse verhaal Agrippina, waarin iedereen slecht is en alles rond intriges draait, vroeg gewoon om zo’n verwijzing. Maar decorstukken zijn natuurlijk niet genoeg om een opera te actualiseren. Je moet het verhaal opnieuw interpreteren. Welke logica hanteren de personages? Welke logica hanteert het publiek? Hoe breng je die beelden samen?
Ik geef graag een subtiele knipoog, en dan zijn clichés best handig. Zo vind ik dat mannen die zich gedragen alsof ze belangrijk zijn iets licht belachelijks hebben. De soldaten op scène lijken niet voor niets op kleine jongens die riddertje spelen. En als we het dan toch over clichés hebben: toen de acteurs hun ridderkostuums mochten aanpassen, waren ze allemaal erg opgewonden en blij. (lacht)
De wereld is veel meer divers dan de clichés die we gebruiken, maar toch zijn ze hardnekkig. Mijn dochter van vijf speelde onlangs in de speeltuin met een jongetje. De ouders van dat jongetje wilden niet dat hij met een meisje speelde, ‘want dat hoort niet’. Onbegrijpelijk. Ik was net zo blij dat ze met een jongen speelde en geen prinses wilde zijn. Het lijkt me vandaag makkelijker om een meisje op te voeden dan een jongen. Het enige wat je moet doen bij een meisje, is haar aanmoedigen. Een jongen moet je leren wat hij niet mag doen en dat hij respect moet hebben voor vrouwen. Dat lijkt me een zware taak.
De wereld van de klassieke muziek heeft de reputatie een mannenbastion te zijn. Hoe gaat u daarmee om?
CLÉMENT: Over het algemeen is opera de wereld van oudere, blanke mannen, maar dat begint te veranderen. Ik heb een paar vrouwelijke collega’s, we kunnen ons ding doen. Dirigent worden ligt wel moeilijk voor ons. Amper twee jaar geleden verkondigde Bruno Mantovani, de directeur van het Parijse conservatorium, dat dirigeren veel te moeilijk was voor vrouwen. Als ze moeder worden, is het gedaan met hun carrière, zei hij. Ook het reizen vond hij te zwaar voor ons, terwijl een kind baren in mijn ervaring toch wel zwaarder is dan een vliegtuig nemen. Men heeft geen bezwaar tegen als we zwaar werk doen, zolang we maar geen leiding geven. Maar de dirigeerstok opnemen en mensen bevelen geven? Ah nee, dát is blijkbaar exclusief voor mannen.
Hebt u zelf ooit weerstand ervaren?
CLÉMENT: Ik heb zelden problemen gehad met mensen die mijn autoriteit niet aanvaardden. Ook met de meeste dirigenten schiet ik goed op. Het is een van de clichés van de operawereld dat de regisseur en de dirigent rivalen zijn. Ze willen allebei de baas zijn, vechten over wie de langste stok heeft. (lacht) Dat probleem heb ik niet, allicht omdat de dirigent en ik meestal complementair zijn aan elkaar, zoals een vader en een moeder.
U hebt wel kritiek op hoe men vrouwen afbeeldt in opera’s.
CLÉMENT: Veel opera’s gaan dan wel over vrouwen, maar ze zijn geschreven, gecomponeerd, gecast en gedirigeerd door mannen. De rol van de vrouw is meestal die van slachtoffer of lustobject. Uiteraard liggen er in opera een aantal zaken vast. Een vrouwenrol voor een sopraan kun je moeilijk door een man laten zingen. Maar opera heeft nood aan vrouwen die vertellen hoe zij die verhalen en die vrouwelijke personages zien. Voor de decors en kostuums werk ik al jaren samen met Julia Hansen. We kijken op dezelfde manier naar verhalen en naar clichés.
Kunt u een voorbeeld geven van die vrouwelijke kijk?
CLÉMENT: Toen ik vorig jaar Haydns opera Armida regisseerde voor het Théâtre de Saint-Quentin-en-Yvelines, gebaseerd op hetzelfde verhaal, had ik het vrouwelijk hoofdpersonage veranderd in een man. In de wereld van soldaten is homoseksualiteit nog taboe, en zo kreeg het verlangen van die conservatieve, christelijke kruisvaarder Rinaldo een extra dimensie. Maar Armido werd wél gezongen door een sopraan. Zij vertelde me nadien hoe die rol haar leven had veranderd. Zij ervoer het als een bevrijding om een man te spelen.
Omdat ze niet mooi hoefde te zijn?
CLÉMENT: Precies! Ze hoefde niet sexy of begeerlijk te zijn, ze hoefde niet op haar houding te letten, of op de stand van haar profiel, of op de plooien in haar jurk. Ze kon gewoon rondlopen en zingen. Ze zong zelfs beter, zei ze.
Vrouwen spenderen behoorlijk veel tijd, energie, geld en aandacht aan begeerlijk zijn. Van nagels lakken tot benen ontharen, we ontsnappen er amper aan. Zo worden we opgeleid, om te beantwoorden aan het clichébeeld dat men van een vrouw heeft. Terwijl sommigen van ons veel liever een goed boek zouden lezen.
Over lustobjecten gesproken: in het begin van de eerste akte van Armida gaan de soldaten heftig tekeer met een sekspop.
CLÉMENT: Walgelijk, hè? Het is onze manier om te zeggen dat we niet accepteren dat vrouwen voor seks worden gebruikt. Bovendien contrasteert die pop met het beeld van Armida, die een vrouw van vlees en bloed is, een mens met gevoelens.
Hoe bent u eigenlijk in dit vak beland? Bestaat er een opleiding voor operaregisseur?
CLÉMENT: Nee, je leert het door het te doen. Mijn ouders waren operaliefhebbers, ze namen me als kind mee naar voorstellingen. Ik hield er enorm van. Zolang ik me kan herinneren, droomde ik ervan om in de opera te werken. Ik heb lang op zangles gezeten, maar dat liep niet geweldig. Niet alleen heb ik geen operastem, het past ook niet bij me. Opera zingen is lichamelijk zwaar, ik ben eerder het intellectuele type. (grijnst) Ik wist niet dat er iets bestond als een operaregisseur.De acteurs en de dirigent zien we, maar regie is een onzichtbare job. Een zanglerares die bij het vaste ensemble van de Staatsoper Berlin zong, vertelde me uiteindelijk vlakaf dat het zingen niets zou worden, maar ze raadde me aan om stage te volgen als assistent-regisseur. Zo ben ik erin gerold. Achteraf gezien hield het steek: als vijfjarige speelde ik met de poppenkast al Siegried und Brunhilde van Wagner na, en als tiener tekende ik tijdens het luisteren naar opera’s kleine mis-en-scènes.
Hoe urgent is opera vandaag nog?
CLÉMENT: Ik sta genoeg met mijn voeten op de grond om te weten dat opera geen noodzaak maar een luxe is. Maar luxe is wat mensen van dieren onderscheidt. We omringen ons met overbodige dingen, zoals opera. In die zin is opera kostbaar. Het is een vorm van beschaving.
Dat betekent niet dat ik geen issues heb met opera. Het is een dure kunstvorm, betaald met overheidsgeld, en het heeft het imago dat het alleen voor rijke mensen is. Dat is uiteraard een schande, we moeten dringend meer mensen naar de opera krijgen. Tegelijk houdt opera cultuur in leven. Die verhalen wérken omdat ze dat al eeuwen lang doen, mensen voelen zich nog altijd aangesproken door die tijdloze thema’s. De muziek is de mooiste die er bestaat. En bovendien gaat de operawereld nog met zorg om met ambachten. Kortom, het is een complete kunstvorm.
Veel mensen vinden het vooral duur en moeilijk.
CLÉMENT: Onterecht. Opera kost niet meer dan een popconcert of een voetbalmatch. Je hoeft er ook niets van te kennen om ervan te kunnen genieten. Er zijn ondertitels, en de muziek is direct en emotioneel. Wat men nu als elitair beschouwt, was bovendien razend populair toen die opera’s ontstonden. Vroeger was opera wat de bioscoop vandaag is: populaire cultuur. Wel, een opera bijwonen kan nog altijd een ongelooflijk spannende belevenis zijn.
In de opera in Sint-Petersburg lopen mensen binnen en buiten. Ik zag sommigen zelfs een eigen stoel meebrengen, en een picknickmand.
CLÉMENT: Daar is het nog altijd zoals vroeger: een sociaal evenement. Mensen kijken er niet alleen naar de scène, maar ook naar elkaar. Dat is bij ons rond 1900 veranderd, toen Gustav Mahler baas was van de Weense Staatsopera en hij strikte regels uitvaardigde. Men mocht niet meer praten, eten of te laat komen. Zo werd opera plots elitair. Daarvóór was het entertainment voor iedereen.
Hoe kan opera dat oubollige imago afschudden, behalve dan door met eigengereide regisseurs te werken?
CLÉMENT: Op termijn kan opera niet blijven teren op een repertoire dat in een museum thuishoort. Het is belangrijk voor het voortbestaan ervan dat er nieuwe opera’s worden gemaakt.
Tot slot: u reist veel voor uw werk, en u hebt een gezin. Reist uw gezin met u mee?
CLÉMENT: We wonen in Parijs, en ik reis alleen. Vanuit Gent kan ik geregeld heen- en weer pendelen, maar als ik in Duitsland werk, moet ik ze vaak lang missen. Dat is pijnlijk, ja. We skypen of bellen niet, omdat het te verwarrend is voor mijn dochter. Zonder mijn man, de au pair en mijn ouders zou ik deze job niet kunnen doen. Bruno Mantovani heeft dus ongelijk. Het is niet makkelijk om een vrouw te zijn in dit wereldje, maar het is wel mogelijk. (knipoogt)
DOOR CATHÉRINE ONGENAE, FOTO’S KAAT PYPE
‘Ik ken geen generaals uit de tijd van de kruistochten. Maar ik ken wél voetballers. Dus werk ik daarmee.’