In de jaren tachtig van de vorige eeuw was iedereen het communisme beu, ook veel communisten. Toen gebeurde wat niemand verwachtte: een Pool werd paus en plotseling keek de hele wereld naar ons. Dat was het begin van het einde. De Polen startten met de protesten, de Tsjechen hielpen daarbij, de Duitsers kregen de Berlijnse Muur weg, en paus Johannes Paulus II, Helmut Kohl, Ronald Reagan en Mikhaïl Gorbatsjov deden de rest. Toch was het pas toen Boris Jeltsin de Sovjet-Unie afschafte, dat het proces onomkeerbaar werd. Rusland moet sindsdien leren om zijn streven naar hegemonie en veroveringen af te bouwen, en heeft nog altijd moeite met de ideeën en de praktijk van vrijheid, democratie en vrije markt – hoewel dat precies de basisvoorwaarden voor vooruitgang zijn.

Vijftien jaar na de val van de Muur treden Polen en de andere Oost-Europese landen toe tot de Europese Unie. Dat biedt ons nieuwe mogelijkheden, en juist daarvoor hebben we altijd gevochten. Polen is in de loop van zijn geschiedenis altijd onderdrukt, door de communisten en door de nazi’s. Nu we lid worden van de EU, is die onderdrukking eens en voor altijd voorbij.

Nu begint het werk, want ook de EU zal moeten veranderen. De West-Europese landen – maar ook de nieuwe lidstaten – denken nog steeds op de oude manier. Ze redeneren op korte termijn en laten hun eigenbelang primeren. Dat klopt niet meer in een tijd van globalisering. In de twintigste eeuw voerden nationale staten oorlog. Ze wilden hun land groter maken door andere landen op te slokken. Vandaag – in de eenentwintigste eeuw – ziet de wereld er anders uit. We krijgen allemaal te maken met intellectuele uitdadingen: kennis, technologie, computers. De traditionele staat is te klein om daarop een antwoord te bieden. We moeten globaal denken, anders zullen we niet overleven. Dat wil ook zeggen dat de staten legostenen moeten worden, die – eens samengevoegd – een nieuw geheel vormen. Maar dan moet elk landen zijn eigen talenten aanbrengen.

Dat is anders denken en dat vraagt tijd. De angst voor goedkope Poolse werknemers is een perfect voorbeeld. Als iemand een goede en goedkope werkkracht is, waarom mag hij of zij dan niet werken in de hele Unie? Trouwens: dat zal wel moeten, want anders worden de Europese producten te duur en prijzen ze zichzelf uit de markt.

De postcommunistische landen zijn in zekere zin rijper dan de West-Europese. Terwijl wij het communisme afschaften, droeg West-Europa amper iets bij tot de nieuwe tijd. Aan de andere kant bestaat er nog altijd een groot verschil en blijft er veel scepsis. Wij hebben namelijk altijd geloofd dat de EU een soort Marshallplan zou ontwerpen voor de landen uit het Oostblok. Maar dat is niet gebeurd. En dat verklaart het grote wantrouwen tegenover de Unie. Dat wantrouwen kan nog groter worden: onze boeren krijgen minder steun dan hun westerse collega’s, onze arbeiders in de oude staatsbedrijven raken hun werk kwijt.

Dat zal niet meteen veranderen als we lid worden. We zullen het nog moeilijk krijgen. Ook ik zou vandaag aan de mensen zeggen: ‘Ga de straat op, want het gaat niet goed met ons land en de EU neemt ons niet ernstig.’

Copyright Knack/Der Spiegel. Bewerking: Misjoe Verleyen

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content