Eerst een bekentenis: ik lees graag Freud. De helder kabbelende woordenstroom van deze Weense arts en de bezadigde manier waarop hij het onbespreekbare bespreekt, zijn een genot voor de lezer. Hier is een begaafd auteur aan het werk, en dat is in de psychoanalytische literatuur geen evidentie. Die psychoanalyse moet de lezer op de koop toe nemen. Wat is zij 150 jaar na de geboorte van Sigmund Freud nog waard?
Voor Popper is zij nooit veel waard geweest. Karl Popper, ook een vlotte schrijver maar dan op het gebied van de wetenschapsfilosofie, vertelt in zijn Unended Quest hoe hij in 1919 in Wenen naar een lezing ging van Einstein over diens relativiteitstheorie. De toen nog jonge Popper was diep onder de indruk van de houding van de spreker tegenover zijn eigen werk. Einstein trachtte zijn theorie niet te bewijzen, maar te weerleggen. Hij gaf aan welke experimenten uitgevoerd moesten worden om bepaalde verschijnselen waar te nemen die de theorie voorspelt. Indien de verschijnselen niet zouden optreden, moet de theorie losgelaten worden.
Popper vergeleek de werkwijze van Einstein met die van Freud, die voortdurend bezig was aan te tonen dat zijn psychoanalytische theorieën door zijn ervaringen bevestigd werden. Terwijl Einstein bereid was zijn theorie te laten vallen indien ze door de feiten wordt tegengesproken, klampte Freud zich vast aan zijn denkbeelden als aan een waarheid die boven de feiten staat. Voor Popper was het duidelijk: de relativiteitstheorie van Einstein is een wetenschappelijke theorie, de psychoanalyse van Freud is pseudowetenschap.
Met die opvatting staat hij niet alleen. De psychologie van de twintigste eeuw ontwikkelde zich in uiteenlopende richtingen, maar vrijwel al deze stromingen hebben zich van de freudiaanse bron afgewend. Freuds opvatting dat psychische storingen altijd het gevolg zijn van onderdrukking van seksuele impulsen in de kindertijd, wordt door zo goed als niemand meer gedeeld. Het oedipuscomplex (de kleine jongen is verliefd op zijn moeder en haat zijn vader) ter verklaring van neuroses en religieuze riten, is misschien een fraaie literaire vondst maar heeft geen enkele wetenschappelijke verdienste. Talrijk zijn vandaag de psychologen die in Freud nauwelijks meer dan een charlatan zien.
Maar dat is ook weer niet de mening van iedereen. Vooral in de VS bewaart de vader van de psychoanalyse enig aanzien. Hij heeft er nog zijn fans en volgelingen. Toen het Amerikaanse tijdschrift Time ter gelegenheid van de millenniumovergang een keuze maakte van de twintig belangrijkste wetenschappers van de voorbije eeuw, prijkte bovenaan de lijst dr. Sigmund Freud, weliswaar in het gezelschap van Einstein.
Was Freud een wetenschapper? Zelf wilde hij van de psychologie een ‘fysiologie van de hersenen’ maken, een wetenschap even degelijk als de fysica of de chirurgie. Maar zijn methoden deugden niet, vond Popper. De bereidheid om op kritiek te antwoorden, is er al evenmin, zoals elke lezer kan vaststellen. In een opstel uit 1909 legt Freud uit dat hij bij zijn critici een vermindering van het oordeelsvermogen vaststelt die een gevolg moet zijn van psychische verdringingen. Aangezien psychische verdringingen neurosen veroorzaken, zoals de psychoanalyse leert, zijn deze tegenstanders neurotici. Wie Freuds theorie verwerpt, wordt door de theorie ziek verklaard.
Zo klopt het. Bovendien leest het makkelijk. Waarom maakte Einstein het zichzelf zo moeilijk?
GERARD BODIFéE IS NATUURKUNDIGE
Gerard Bodifée