Piet Piryns
Piet Piryns Piet Piryns is redacteur bij Knack.

Op 9 november, vijfentwintig jaar geleden, stierf generaal Charles de Gaulle. Een bedevaart naar Colombey-les-deux-Eglises.

“IK WIL BEGRAVEN worden in Colombey-les-deux-Eglises. Op de hoogste heuvel van het dorp, waar men een prachtig uitzicht heeft over de Gallische wouden, zal men een Kruis van Lotharingen oprichten. Er zal niemand meer zijn om het te bewonderen, maar het zal tenminste de konijnen aansporen tot verzet. “

In de miezerige allerheiligenregen staan wij, zonder chrysanten, voor het drieënveertig meter hoge, geheel uit roze graniet opgetrokken monument ter nagedachtenis van Charles de Gaulle. Geen konijn te bespeuren. De parkeerterreinen aan de voet van de heuvel, waar plaats is voor honderden autobussen, liggen er verlaten bij. De laatste keer dat de pelgrims zich hier verdrongen was op 18 juni van dit jaar, toen president Jacques Chirac zijn grote voorganger kwam herdenken : het was toen precies vijfenvijftig jaar geleden dat de generaal vanuit Londen via de BBC-radio zijn landgenoten opriep tot verzet. In het paviljoentje dat de toegang tot het bedevaartsoord markeert zijn ansichtkaarten te koop, met de beeltenis van Chirac, en op namaakperkament gekalligrafeerde miniaturen met de tekst van de “Oproep van 18 juni”. Daar staat ook de zwarte Citroën Traction Avant te glimmen, waarmee de generaal zich placht te verplaatsen.

IJDELHEID.

Wij genieten van het weidse belvédère. Wie zou Colombey-les-deux-Eglises ooit lyrischer kunnen beschrijven dan de generaal zelf het deed in zijn “Mémoires de Guerre” ? “Hier hoor ik thuis. In het tumult van de gebeurtenissen was de eenzaamheid voor mij een bekoring. Nu is zij mijn vriendin. Op wie kun je je anders verlaten als je de Geschiedenis hebt ontmoet ? Deze streek ademt rust en kalmte : uitgestrekte en droevige einders ; verweerde bergen en melancholische wouden, armetierige dorpen die de eeuwen getrotseerd hebben. Mijn dorp duizenden jaren gaan voorbij, en je ziel is onveranderd gebleven. Hier leef ik, te midden van de boeren op hun akkers. Ik dring me niet op, maar zij omringen mij met hun diskrete vriendschap. Ik ken hun gezinnen. Ik hou van ze. De stilte vult mijn huis. Vanuit de werkkamer, waar ik het grootste gedeelte van de dag doorbreng, kijk ik naar de ondergaande zon. Vijftien kilometer ver is er geen huis te bekennen. Ik zie de nacht over het landschap neerdalen. Ik kijk naar de sterren, en ik word doordrongen van de ijdelheid der dingen. “

De generaal was zoals zijn boezemvijand François Mitterrand een lettré, en zijn memoires beslaan duizenden bladzijden. Hij schreef ze in de zeshoekige torenkamer van zijn met wilde wingerd begroeide landgoed La Boisserie, dat sinds de dood van zijn weduwe voor het publiek toegankelijk is.

Yvonne de Gaulle de legendarische tante Yvonne heeft nooit in het wufte Elysée kunnen aarden. Zij verkoos de rust van Colombey-les-deux-Eglises, van waaruit zij haar kruistocht voerde tegen “deze gesel, deze kanker die in Frankrijk de oudste dochter van de kerk treft : de zedenverwildering en de pornografie. “

La Boisserie was háár domein. “Als een hellehond waakte ze over de privacy van de familie, ” meldt de geschiedschrijver van het dorp. De staatslieden die tot La Boisserie werden toegelaten waren op de vingers van één hand te tellen, en de enige die zijn pyjama en zijn tandenborstel mocht meebrengen, was Konrad Adenauer. “De Duitse bondskanselier beschouwde het als een biezondere eer dat hij hier, in deze nederige woning, de nacht mocht doorbrengen. Op deze manier wilde ik laten blijken hoeveel belang ik hechtte aan de toenadering tussen Frankrijk en Duitsland. “

SCHOPPENBOER.

De enige die zich een vriend des huizes mocht noemen, was de schrijver-politicus André Malraux. Hij beschrijft zijn ontmoetingen met De Gaulle in “Les chênes qu’on abat” : “Hier in Colombey had hij alleen de wolken, de bomen en zijn boeken als ministers. Heen en weer geworpen tussen de herinnering en de dood, zoals de Grootmeesters van de Orde van de Tempeliers voor hun katafalk, is hij nog steeds de grootmeester van de Orde van Frankrijk. Heeft hij het hoofd in de schoot gelegd ? Heeft hij ons al die jaren laten geloven dat zijn lijk nog leefde ? De takken van de notelaars tekenen zich af tegen de donkere hemel. Ik denk aan mijn notelaars in de Elzas, met hun heksenkring van dode noten aan de voet van hun stam dode noten die opnieuw zullen kiemen : ook zonder mensen gaat het leven voort. Zal de laatste grote man die in Frankrijk rondwaart hier sterven ? “

Generaal De Gaulle is niet in het harnas gestorven. Hij kwam in Colombey-les-deux-Eglises aan zijn einde als de eerste de beste monsieur Dupont : tijdens een spelletje patience zakte hij in elkaar. Voor zijn volgelingen moet dat een misplaatste grap van de Geschiedenis zijn geweest. Het donderde of bliksemde zelfs niet, ieder spoor van heldhaftigheid of grandeur was afwezig. In de biblioteek van La Boisserie is vijfentwintig jaar later nog altijd het met groen vilt beklede kaarttafeltje te bewonderen waarop schoppenboer hem fataal werd. Bezoekers worden door suppoosten gesommeerd het hoofd te ontbloten. Fotograferen is niet toegestaan, en zelfs het aantekenboekje moet worden opgeborgen. We bevinden ons hier in het tabernakel van het gaullisme en wat wij zien, kunnen we alleen maar uit het blote hoofd navertellen.

Wij zien foto’s van de staatslieden die het levenspad van de generaal gekruist hebben. De trouwfoto van koning Boudewijn en koningin Fabiola. Winston Churchill. De Amerikaanse presidenten Franklin Roosevelt, Harry Truman, Dwight Eisenhower, John Kennedy en Richard Nixon. Koningin Elisabeth van Engeland. Koning Hoessein van Jordanië. Tsjia’ang Kai-sjek. De Ethiopische keizer Hailé Selassié. Sjah Reza Pahlevi van Iran. Het lijkt hier waarachtig de mestvaalt van de historie wel.

We zien schilderijen. De voorvaders van de generaal, met strenge knevels. De haven van Antwerpen een geschenk van koning Boudewijn. De soldaten van het Jaar Twee, vechtend voor vrijheid, gelijkheid en broederschap. Een bronzen skulptuur, een soort Hercules voorstellende die het zinkende schip van staat uit de golven moet sleuren. Een in mozaïek uitgevoerde haan, afkomstig van de koning van Afghanistan. De slagtanden van een olifant. Speren en ebbehouten maskers, als zinnebeeld van Frankrijks koloniale grootheid.

We zien boeken, honderden boeken, rug aan rug, veelal in varkensleer gebonden. Franse klassieken : Victor Hugo, Balzac, Montaigne. We zien stijlmeubelen : Louis XIV, Louis XV, Louis XVI het begint ons te duizelen. We zien een koperen belletje. Daarmee plachten de generaal en tante Yvonne hun huispersoneel te ontbieden, dat buigend en knipmessend zijn entree maakte en achterstevoren weer de kamer verliet. De bewoners van La Boisserie waren nogal gesteld op etiquette.

BALLINGSCHAP.

Toen luitenant-kolonel Charles de Gaulle in 1934 voor een prikje de oude brasserie van Colombey-les-deux-Eglises kocht, was het bedoeld als buitenverblijf. Pas in 1946 ging hij er echt wonen. De held van de Tweede Wereldoorlog, die in augustus 1944 zegevierend de Notre Dame binnentrok (toen sluipschutters op de Champs Elysées het vuur openden, was hij de enige die kaarsrecht overeind bleef), had een voorlopige regering gevormd. Maar in januari 1946 had hij genoeg van het gekibbel van de politieke partijen. Nukkend en mokkend trok hij zich terug in Colombey-les-deux-Eglises, in de overtuiging dat het ondankbare Franse volk vroeg of laat gedwongen zou zijn een beroep op hem te doen om orde op zaken te stellen. Hij ging vrijwillig in ballingschap : hij liet weten dat hij zich voortaan “en réserve de la république” bevond.

In de jaren vijftig werd het slaperige dorpje met zijn 327 inwoners, verscholen in het diepe Frankrijk (“la France profonde”), het centrum van de gaullistische beweging. Aanhangers van de generaal ondernamen de barre tocht naar Colombey-les-deux-Eglises (vanuit Parijs was het toen nog een dagreis over hobbelige wegen) om de Vader des Vaderlands te smeken het roer weer in handen te nemen. Hij bleef onvermurwbaar tot 1958. In dat jaar kampeerden zeshonderd journalisten in Colombey, in de hoop een glimp op te vangen van de enige man die een einde kon maken aan de Algerijnse oorlog om de Vierde Republiek van de ondergang te redden. En deze keer gaf De Gaulle zijn ja-woord. Hij sprak de onsterfelijke woorden : “Je vous ai compris”. Hij keerde terug naar Parijs om de eerste president te worden van de Vijfde Republiek.

In 1968 waren wederom alle blikken op Colombey gericht. In het Parijse Quartier Latin woedde een barrikadenkrijg. De Gaulle was er niet van onder de indruk : “La réforme oui, le chienlit non” (Hervormingen ja, poppenkast nee) luidde zijn hooghartig kommentaar maar dat was niet voldoende om een einde te maken aan de studentenopstand. Op 29 mei was de president plotseling uit het Elysée verdwenen maar waarheen ? Iedereen vermoedde dat hij zou aftreden. Honderden journalisten spoedden zich naar Colombey om bij het hek van La Boisserie te posten, maar van De Gaulle geen spoor. Pas later zou blijken waar de president per helikopter heen gevlogen was : naar Baden-Baden. Hij had de steun van de Franse legerleiding in Duitsland gevraagd bij een eventuele burgeroorlog.

Op 28 april 1969 werd voor het laatst iets uit Colombey vernomen. De Gaulle had een referendum over de regionalizering van Frankrijk verloren en verbond daaraan zijn eigen konklusie. Het communiqué was kort : “Ik treed af als president van de republiek. Deze beslissing gaat in vanmiddag om twaalf uur. “

GRACELAND.

De dood van generaal De Gaulle, op 9 november 1970, zal Colombey-les-deux-Eglises definitief veranderen. Tienduizenden gaullisten zijn naar de Haute-Marne gekomen om De Gaulle naar zijn laatste rustplaats te begeleiden. Bij de eenvoudige witte grafsteen staan de sjah van Iran en de Centraalafrikaanse keizer Jean-Bédel Bokassa manmoedig hun tranen te verbijten.

In de daaropvolgende dagen houdt de stroom aan. Colombey-les-deux-Eglises is een bedevaartsoord geworden dat de vergelijking met Fatima, Lourdes of Graceland kan doorstaan. Oud-strijders in rolstoelen moeten bij La Boisserie door de politie op een afstand worden gehouden als ze het smeedijzeren hek willen kussen. Takjes en dorre bladeren uit Colombey worden verkocht als kostbare relikwieën. Overal in het dorp verschijnen bordjes voor de ramen : chambres pour touristes. In het hoogseizoen nemen de autochtonen hun intrek in het kolenhok of onder het trappenhuis en verhuren hun bed aan pelgrims. Er komt een Syndicat d’Initiative en na een jaar wordt de tweemiljoenste bezoeker gemeld. Eén van de boerezonen die bij de uitvaart de kist van de generaal heeft mogen dragen, begint een exquis restaurant. In het kerkje van Colombey branden bedevaarders duizenden kaarsen : soms is de hitte zo groot dat de plaatselijke brandweer moet uitrukken.

Bij de groeve van de generaal waken, nu al vijfentwintig jaar lang, vierentwintig uur per etmaal, twee gendarmes. Nee, ze zijn niet bang voor aanslagen van Algerijnse terroristen. Er gebeurt nooit wat hooguit hebben ze wel eens een zwerfkat of een eekhoorntje over de grafsteen van de De Gaulles zien lopen. Het was de laatste wilsbeschikking van de generaal dat zijn grafsteen eenvoudig zou zijn en niet ontsierd zou worden door bloemen of kransen. Daarom is twintig meter verderop een monument opgericht, waar zijn volgelingen uiting kunnen geven aan hun devotie. Te midden van een bloemenzee staan er honderden plaquettes : het Tweede Regiment Ardense Everzwijnjagers en de Schuttersvereniging uit de Jura ze zullen de bevrijder van Frankrijk nooit vergeten.

BLAASBALGEN.

Vijftien jaar geleden kon je in het enige dorpscafé Chez Janine nog bejaarden aantreffen die de generaal van nabij gekend hadden. Dat wil zeggen : ze hadden hem ’s zondags wel eens een kerkdienst zien bijwonen of ze stonden naast hem toen in 1960 de Tour de France in Colombey passeerde en de generaal voorspelde dat Gastone Nencini hem zou winnen. (Hij had overal verstand van. Het was in datzelfde jaar dat de generaal na de afgang van de Franse atleten op de Olympische Spelen verzuchtte : “Ik kan toch niet álles zelf doen. “) Maar voor de meeste dorpelingen is De Gaulle vandaag nog slechts een broodwinning. Journalisten die op zoek zijn naar anekdotes worden doorverwezen naar het oude moedertje dat het souvenirswinkeltje A la Croix de Lorraine exploiteert de laatste getuige.

Hij was een groot man maar het is godgeklaagd dat de zaken zo slecht gaan. En er is toch keuze genoeg ? Haar winkeltje is volgestouwd met de meest wonderlijke snuisterijen : de beeltenis van de generaal op blaasbalgen, kolenschoppen, koekepannen, lampekappen, borden, lepeltjes, asbakken, ballpoints, T-shirts, boekensteunen, bierpullen, toiletzeep en barometers. Een schaalmodel van zijn Citroën Traction Avant. Cd’s met toespraken, stripverhalen over Leven en Werken.

Twijfel en hebzucht maken zich van ons meester. We kiezen uiteindelijk voor een met bonbons gevulde generaalspet en een glazen stolp met ingebouwde De Gaulle.

Even schudden, en kijk… het sneeuwt.

Piet Piryns

Al vijfentwintig jaar wordt het gebeente van de generaal dag en nacht bewaakt.

“Het kruis van Lotharingen zal de konijnen aansporen tot verzet. “

A la Croix de Lorraine : snuisterijen.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content