Foto’s van Paul Den Hollander.

Gedroogde bloemen in een grijs vierkant. Paul Den Hollander (1950) heeft er vele tientallen bij elkaar gebracht. Je verveelt je geen ogenblik, zo streng is het project en zo variabel het resultaat. De bloemen werden lang geleden uit het veld geplukt en in herbaria opgenaaid. Hun horizon is voortaan het papier. Een boek als piramide voor flora.

Het werden nochtans geen documentaire reproducties. De fotograaf vermeldt noch de naam van de plant, noch de identiteit van het herbarium, noch de natuurhistorische musea waar hij de boeken vond. Hij maakt duidelijk wat ons nu en hier niet hoort bezig te houden. Hij fotografeert ook niet in kleur, waardoor we het doffe koloriet van het herbarium niet te zien krijgen. Hij kadert nooit netjes rond een pagina maar altijd erin, zodat het kader van de camera een eigen wet aan de schikking van de botanist oplegt. Verzamelaar tegen verzamelaar. Daar is het Den Hollander om te doen : dwars doorheen planten snijden. Dat is immers de fotografische vorm installeren.

Den Hollander is altijd zo’n scherp en aansnijdend kadreur geweest. Jarenlang vond ik hem zelfs saai en pretentieus, verslaafd aan vormgeving ten koste van fotografie. Maar hier wordt de grafische vindingrijkheid gecorrigeerd door een weerbarstige materialiteit. Hier geniet je van al het oneffene in het getoonde. Vooreerst is er het stevige papier waarop de planten werden gehecht. Het komt in de grijzen van de fotografie prachtig tot zijn recht. Een heel mooi licht glijdt er horizontaal overheen en maakt de vele verzakkingen en opstulpingen in het herbarium expliciet. De planten zelf takelen verder af, verstard in hun droogte, heel traag bezig te verpulveren : fragiele plantenmummies.

En dan zijn er de nummertjes die de verzamelaars in oud pennenschrift hebben neergezet, de restauraties die nodig waren, de zakjes (met zaad ?) die naast de plant werden opgeplakt. Nee, zo’n vel ziet er niet uit als een vlak maar als een verweerde muur. Wat een geschiedenis liet hier in het papier zijn sporen na !

Het meest ontroerend zijn de foto’s van de achterzijde van de bladzijden. Daar zie je de truukjes waarmee de planten werden gehecht : een dradenspel als van een poppenkast, dwars doorheen het papier heen en terug.

Orde is mooi. Deze herbaria zijn wetenschappelijke verzamelingen : kennis door classificatie staat voorop. De ?botanische reis? is dus een reis door de cultuur, geen reis door de natuur. Niet de plant, maar de kennis van de plant is de gids en het onderwerp.

Maar kennis moet worden gepresenteerd, heel ordelijk worden uitgespreid. Er ontstaan visuele patronen die mooi zijn en inzicht geven in de systematiek van de natuur. De mooie orde is hier een vanzelfsprekend intellectueel middel. Den Hollander illustreert geen plantenleer maar reveleert de vorm zelf van zo’n leerstelling.

Hij toont classificatie als een ritme, als een nieuwe variant van de decoratie. Hij toont de schoonheid van de schikking, doorheen de schoonheid van de geschikte planten. Deze botanische reis is dan ook een ode aan de schoonheid van de oude didactiek : ieder schema hoort mooi te zijn, iedere serie een muziekje van vorm en variatie. Een schone vorm is een middel tot kennis en tot haar overdracht. Wat mooi is, is ook meteen begrijpelijk.

Dirk Lauwaert

Paul Den Hollander, ?Voyage Botanique?, tot 15/6 in het Museum voor Fotografie, Waalse Kaai 47, Antwerpen.

Hortus Siccus, 1993 : de gids.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content