Als het aan de nieuwe president Nicolas Sarkozy ligt, zullen de Fransen voortaan harder moeten werken en vroeger moeten opstaan.

Het is een zelden vertoond huzarenstukje. Van 2002 tot 2007 was Nicolas Sarkozy minister van Binnenlandse Zaken en van Economie en Financiën onder Jacques Chirac. Sinds 2004 is hij voorzitter van de regeringspartij UMP (Union pour un Mouvement Populaire). En toch slaagde hij erin campagne te voeren als oppositieleider. ‘De Fransen krijgen de president die ze verdienen’, sneerde de leider van het extreemrechtse Front National Jean-Marie Le Pen. ‘Bravo voor de goochelaar!’

De uitzinnige feestvreugde afgelopen zondag riep herinneringen op aan de meidagen van 1981, toen op de Place de la Bastille de overwinning van de socialist François Mitterrand werd gevierd. Er komen andere tijden – dat was zondagavond de boodschap, net als toen. Mitterrand beloofde le changement, Sarkozy la rupture. In 1981 werd De Internationale aangeheven, nu de Marseillaise. Terwijl in de banlieues twintig kilometer verderop de eerste auto’s in de fik gingen, zette de zingende straatmus Mireille Mathieu op de Place de la Concorde een keel op: Aux armes, citoyens!

Op de overwinning van Nicolas Sarkozy (53 procent tegenover 47 procent voor Ségolène Royal) valt niets af te dingen. De nieuwe president heeft een slimme campagne gevoerd, en was daarbij lenig genoeg om zijn strategie bij te sturen of zijn programma aan te passen, afhankelijk van de peilingen. Ook op dat punt dringt de vergelijking met François Mitterrand zich op. In de toespraak waarin hij zijn kandidatuur bekendmaakte, claimde Sarkozy niet alleen de erfenis van Jeanne d’Arc en generaal Charles de Gaulle, maar ook die van linkse iconen als Albert Camus, Jean Jaurès en Léon Blum: ‘Ik voel me erfgenaam van dat kind dat in 1936, dankzij de invoering van de congé payé, voor het eerst het woord vakantie hoorde en voor het eerst verrukt naar de zee stond te staren.’

MONT SAINT-MICHEL

Zijn discours leverde hem de sympathie van een deel van de Parijse intelligentsia op, maar daar win je de verkiezingen natuurlijk niet mee. Sarkozy begreep dat hij, wou hij de eerste ronde overleven, vooral jacht moest maken op de kiezers van Le Pen. Zijn gespierde uitspraken over ‘het tuig’ (la racaille) in de banlieues, dat hij desnoods met een hogedrukreiniger te lijf wou gaan, herhaalde hij in vrijwel ieder interview of iedere toespraak. Het was geen lapsus geweest, hij had er geen spijt van, hij méénde het. ‘Je moet een schoft een schoft durven te noemen.’ Hij tamboereerde op het thema van de Franse identiteit. Hij had ‘de ziel van Frankrijk’ ontdekt op de Mont Saint-Michel, ‘waar ik me heel dicht bij de monniken heb gevoeld, die de oceaan en het zand hebben uitgedaagd, om te bidden tot God in de hemel’. Er moest een minister ‘van Nationale Identiteit en Immigratie’ komen, strengere regels voor gezinshereniging en inburgering, quota voor immigranten. Een kantelmoment in de campagne waren de rellen in het Parijse Gare du Nord, na de arrestatie van een zwartrijder, eind maart. Voor Sarkozy vormden die rellen het bewijs van ‘het morele failliet’ van links. ‘De Fransen zullen moeten kiezen tussen de misdadigers en hun slachtoffers. Het is mijn overtuiging dat verantwoordelijke politici altijd aan de kant van de slachtoffers staan.’ De ‘rechtvaardige orde’ – het stokpaardje van Ségolène Royal – betekende volgens Sarkozy ‘dat mensen die niet willen werken of studeren het recht hebben om sportschoenen uit een winkel te stelen. Dat men het normaal vindt een metrokaartje niet te betalen, de politie te beledigen, voorbijgangers te molesteren, ruiten in te slaan, de auto van zijn buurman in brand te steken. De rechtvaardige orde betekent dat men altijd excuses vindt om nooit eens iemand te moeten straffen.’

GOED EN KWAAD

Het recept werkte: bij de eerste ronde bleek een flink deel van de aanhang van Le Pen op Sarkozy te hebben gestemd. Maar de sleutel voor succes in de tweede ronde leek bij de kiezers van de centrumkandidaat François Bayrou te liggen. Bayrou haalde in de eerste ronde 18 procent. Zowel Sarkozy als Royal, zo was de verwachting, zou dus moeten opschuiven naar het midden. Royal putte zich inderdaad uit in avances aan het adres van Bayrou. Ze ging met hem in debat voor de televisie en hoewel Bayrou niet zo ver wou gaan om Royal openlijk te steunen, liet hij toch weten in geen geval voor Sarkozy te zullen stemmen.

Sarkozy maakte zich geen zorgen en negeerde Bayrou compleet. Zijn voorsprong in de eerste ronde was immers zo comfortabel dat vrijwel driekwart van de aanhang van Bayrou voor Royal zou moeten stemmen, wou het tij nog keren. In plaats van naar het midden schoof Sarkozy verder op naar rechts. Hij vond een gedroomde, zij het ingebeelde vijand om zijn profiel verder aan te scherpen: de soixante-huitards. ‘Mei ’68’, oreerde de kandidaat, ‘heeft niet alleen het verschil tussen goed en kwaad, tussen waarheid en leugen doen vervagen, maar ook het cynisme in de samenleving en in de politiek geïntroduceerd. Zie toch hoe de cultus van Koning Geld, de beursspeculatie en al die andere ontsporingen van het kapitalisme voortspruiten uit de waarden van mei ’68. We moeten de bladzijde omslaan. De erfenis van mei ’68 moet eens en voorgoed geliquideerd worden.’

Hoe meer zijn tegenstanders hem intussen probeerden te demoniseren (‘Tout sauf Sarkozy’), hoe meer Sarkozy zich wentelde in zijn slachtofferrol. ‘Ik ben veranderd’, hield hij zijn toehoorders voor. ‘Een mens komt niet ongeschonden uit zo’n campagne waarin hij beledigd, uitgescholden en door de modder gesleurd wordt door de aanhangers van het politiek correcte denken.’

Ségolène Royal speelde haar laatste troef uit op 2 mei in het rechtstreekse televisiedebat tussen de twee overgebleven presidentskandidaten. Ze trok stevig van leer tegen haar opponent – gezien haar achterstand in de peilingen had ze ook weinig keus. Maar het bekwam haar slecht. Sarkozy, die bekendstaat als een driftkikker, bleef de kalmte en de hoffelijkheid zelve, terwijl Royal zowat uit haar vel sprong. Toen ze aan de vooravond van de stembusgang ook nog eens voorspelde dat een overwinning van Sarkozy tot een regelrechte opstand in de banlieues zou leiden, kon ze helemaal inpakken.

BOUILLABAISSE

Ook zondagavond, in zijn overwinningstoespraak, sloeg Sarkozy een verzoenende toon aan. Een Franse president, zo leert de geschiedenis, moet gebruik maken van ‘de staat van genade’ ( l’état de grâce) die volgt op zijn verkiezing en die gemiddeld honderd dagen duurt. Daarvoor moet hij natuurlijk wel kunnen steunen op een meerderheid in de Assemblée en eerst ook nog de parlementsverkiezingen (op 10 en 17 juni) winnen. Sarkozy’s UMP, die zich lijkt te ontwikkelen in de richting van een Forza Francia, zal daarvoor toch een bondgenootschap moeten zien te sluiten met (een deel van) de achterban van Bayrou.

De uitvoering van zijn sociaaleconomisch programma wordt het moeilijkste punt. Dat programma is een ratjetoe, of een bouillabaisse zo u wilt, van neoliberale maatregelen en ouderwets, gaullistisch staatsinterventionisme. ‘Hard werken om meer te verdienen’ is het devies. De invoering van de 35-urige werkweek noemt Sarkozy ‘de grootste stommiteit van de voorbije decennia’, maar hij wil ze niet afschaffen. Wel wil hij werknemers aansporen vrijwillig langer te werken door overuren vrij te stellen van sociale bijdragen en belastingen. De globale belastingdruk moet in de komende tien jaar met vier procent dalen. Hoe dat te rijmen valt met de belofte om de staatsschuld tegen 2012 terug te brengen van 66 naar 60 procent van het bruto binnenlands product is een mysterie. Maar op korte termijn moeten zowel de personen- als de vennootschapsbelasting omlaag en de successierechten worden afgeschaft. Ook de hypotheekrente wordt aftrekbaar: Frankrijk moet ‘een land van eigenaars’ worden. De werkloosheid (met ruim 8 procent van de beroepsbevolking een van de hoogste in de Europese Unie) zal vanzelf verdwijnen wanneer de economische groei weer aantrekt. Intussen wordt het ambtenarenkorps fors ingekrompen: slechts de helft van de ambtenaren die de komende jaren met pensioen gaan, zal worden vervangen.

De totale kosten van Sarkozy’s hervormingsplannen worden – afhankelijk van de bron – geschat op een bedrag tussen de 32 en de 74 miljard euro. Economen wijzen op de gelijkenissen met de politiek van Margaret Thatcher of Ronald Reagan in de jaren tachtig. Zijn tegenstanders omschrijven Sarkozy graag als ‘een Amerikaanse neoconservatief met een Frans paspoort’, dan wel ‘een Franse Margaret Thatcher, maar dan zonder jurk’. Net als Thatcher wil Sarkozy de macht van de vakbonden breken en het stakingsrecht aan banden leggen. De eerste opdracht van Sarkozy’s gedoodverfde nieuwe premier, François Fillon, zal erin bestaan om daarover met de vakbondsleiders te gaan onderhandelen. Makkelijk zal dat niet gaan. De parlementsverkiezingen in juni worden ‘de derde ronde’ van de presidentsverkiezingen, voorspelde François Bayrou zondagavond. De vierde ronde zal allicht op straat worden uitgevochten.

DOOR PIET PIRYNS

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content