Op 30 juni komt het bestuur van Irak opnieuw in Iraakse handen. Maar de voorlopige regering van Iyad Allawi moet vooral de schijn ophouden: ook na de machtsoverdracht blijven de Amerikanen immers de baas.
Bij leven en welzijn neemt eerste minister Iyad Allawi vandaag in Irak de macht over van de Amerikaanse bestuurder Paul Bremer. De uitdrukking mag in dit geval letterlijk worden genomen: sinds bekend werd dat de functie hem te beurt viel, staan de soennitische extremisten van de terrorist Abu Musab al-Zarqawi de eerste minister voortdurend naar het leven. Bij verscheidene soennitische aanslagen zijn de voorbije week al tientallen slachtoffers gevallen. Weinig Iraakse politici hadden dan ook zin in de baan van Allawi: levensgevaarlijk!
Dat de machtsoverdracht op 30 juni toch doorgaat, heeft onder meer met al dat geweld te maken. De Amerikanen denken dat de rust makkelijker zal terugkeren als de Irakezen zelf zichtbaarder in het bestuur aanwezig zijn. Paul Bremer pakt zijn koffers, maar dat wil niet zeggen dat er veel verandert. Eigenlijk wordt hij gewoon opgevolgd door de nieuwe Amerikaanse ambassadeur in Bagdad, de havik John Negroponte. Die zal een monsterambassade leiden, waar uiteindelijk niet minder dan 3000 mensen zullen werken. De tijdelijke regering, die geen dag overleeft zonder Amerikaanse financiële steun, krijgt vanzelfsprekend ook geen zeggenschap over de Amerikaanse militaire aanwezigheid in het land. Amerikaanse adviseurs blijven bovendien op post om de Iraakse ministeries draaiende te houden.
De kersverse premier heeft zijn land onder zulke omstandigheden weinig te bieden. Het geweld is er de voorbije dagen niet minder op geworden. De elektriciteit valt nog altijd om de haverklap uit en de olieproductie lijdt enorm onder de aanhoudende aanvallen op pijpleidingen en boorinstallaties. Werk die naam waardig is er in Irak alsnog nauwelijks te vinden.
Toch bewoog de seculiere sjiiet Iyad Allawi hemel en aarde om de baan te krijgen. Hij was aanvankelijk zeker niet de eerste kandidaat van gezant Lakhdar Brahimi, die door de Verenigde Naties naar Bagdad was gestuurd om de interimregering in elkaar te boksen. Brahimi wou iemand die niet tot de bestaande politieke bewegingen behoort, en kwam bij de kernwetenschapper Hoessein Shahristani uit. Maar die bedankte voor de eer, en met de steun van Bremer wurmde Allawi zich naar boven. Naar de mening van de VN-gezant werd niet meer gevraagd.
Iyad Allawi is intussen 58. Zijn regering moet tegen januari 2005 verkiezingen organiseren. De regering en het parlement die daaruit voortvloeien, moeten een nieuwe grondwet schrijven, waarna er eind 2005 weer verkiezingen zouden moeten volgen – volgens de regels die door de nieuwe grondwet worden voorgeschreven. Het lijkt een bijna onmogelijke opdracht.
Het probleem van Allawi is dat hij ruim dertig jaar in het buitenland heeft geleefd. De meerderheid van de Irakezen heeft weinig vertrouwen in de bannelingen die vorig jaar in het kielzog van de Amerikaanse troepen naar het land zijn teruggekeerd. Allawi is een man van de Amerikanen en de Britten, en dat kan hij ook niet ontkennen.
Tony Soprano
Iyad Allawi stamt uit een vooraanstaande sjiitische koopmansfamilie. Als student in de geneeskunde aan de universiteit van Bagdad was hij een enthousiaste aanhanger van de Baathpartij, waarin Saddam Hoessein aan zijn klim naar de macht was begonnen. In 1971 verhuisde hij naar Londen om er verder te studeren: Iyad Allawi werd neuroloog. Maar in Europa verwijderde hij zich ook mentaal van het regime. In 1975 nam hij openlijk afstand van de Baathpartij. Hij ging in op de avances van de Britse geheime dienst MI6 en werd daarmee een verklaarde vijand van Bagdad. In 1978 probeerde een commando van de Iraakse geheime politie hem in Londen uit de weg te ruimen. Ze vielen zijn slaapkamer binnen en hakten er met een bijl op los. Allawi bleef een jaar in het ziekenhuis, maar overleefde de aanslag.
Hij ging in zaken en bouwde in de loop van de jaren tachtig tijdens talloze reizen in het Midden-Oosten gestaag aan zijn netwerk tegen Saddam. Met de eerste Golfoorlog in 1990 achtte hij zijn ogenblik aangebroken. Hij richtte een politieke beweging op, het Iraqi National Accord, dat door de Britten en de Amerikanen in de armen werd gesloten. Midden jaren negentig deed hij met zijn beweging een eerste gooi naar de macht. Met de steun van de Amerikanen en de Saudi’s zette hij vanuit Jordanië een staatsgreep op. Die mislukte en zijn medestanders in Irak, veelal hogere officieren, werden door Saddam genadeloos uit de weg geruimd.
Allawi nam in die tijd geleidelijk de rol over van een andere banneling, Ahmed Chalabi – een aangetrouwde neef maar een bittere politieke vijand. Chalabi viel pas onlangs helemaal in ongenade. Daarvoor speelde hij de Amerikaanse ministeries van Buitenlandse Zaken en Defensie nog handig tegen elkaar uit. Hij vertelde de neoconservatieven in het Pentagon wat ze graag wilden horen: dat Saddam over wapens voor massavernietiging beschikte.
Chalabi lag daarmee aan de basis van de interventie in Irak, maar ook Allawi liet zich in dat spel onder diplomaten en spionnen niet onbetuigd. Hij fluisterde de Britten in het oor dat Saddam zijn massavernietigingswapens binnen drie kwartier op het Westen kon richten. Die ‘informatie’ leidde in Londen tot het conflict tussen Tony Blair en de BBC, en tot de dood van wapenexpert David Kelly. Kelly was de anonieme informant van een BBC-reportage, waarin het verhaal van de Iraakse massavernietigingswapens werd ontkend. Zijn naam dreigde uit te lekken, hij bezweek onder de druk en pleegde zelfmoord. Allawi zei later dat hij dacht dat MI6 zijn ‘informatie’ nog wel zou natrekken.
De nieuwe eerste minister van Irak is een grote man met een rond gezicht, die de reputatie heeft een harde kerel te zijn. ‘Iedere keer als ik hem zie,’ zei een westerse diplomaat in Bagdad, ‘moet ik aan Tony Soprano denken.’ Allawi probeert zich in ieder geval handig een weg te banen door het Iraakse politieke moeras. Hij zocht contact met zowel soennitische als sjiitische groepen, maar hij sprak de voorbije maanden toch vooral zijn oude contacten in de Baathpartij aan.
Zo reisde Allawi onlangs naar Amerika om aan de CIA te vragen of hij voor zijn veiligheidsdienst medewerkers van de voormalige geheime dienst van Saddam Hoessein mag rekruteren. De CIA had geen bezwaar. Er wordt in de omgeving van de interimpremier trouwens wel meer stoere taal gesproken. Zijn minister van Justitie dreigt ermee om de doodstraf weer in te voeren. Minister van Defensie Ali Allawi, een volle neef, wil de rebellen het liefst persoonlijk te lijf om hen hoofd en handen af te hakken.
Dure veiligheid
Toch is de kans groot dat veel Irakezen in de regering van Iyad Allawi niet meer zien dan de voortzetting van de Amerikaanse bezetting. Zijn reële machtsbasis is dan ook bijzonder smal. De regering heeft om te beginnen de belangrijkste verbindingswegen met de buurlanden Syrië en Jordanië niet onder controle. De weg die de hoofdstad verbindt met de luchthaven, blijft uiterst gevaarlijk. De steden Faluja en Baquba zijn in feite in handen van rebellen. In het noorden van het land hebben de Koerden de oliebronnen goed in de klauwen. De Koerdische leiders dénken er niet over hun milities te ontbinden, zoals Allawi wil. Bovendien roeren zich nu ook overal soennitische stammen. Het schamele Iraakse leger blijft onder Amerikaanse curatele, terwijl de telefoonverbindingen van het ministerie van Defensie nog altijd meer niet dan wel werken.
Sinds het uitlekken van de barbaarse toestanden in de gevangenis van Abu Ghraib is het voor Iyad Allawi ook delicaat geworden om achter de brede rug van de Amerikanen te schuilen. Hij beschikt wel over de olie-inkomsten van het land, maar een groot deel van het geld dat in het ontwikkelingsfonds voor Irak wordt gestort, gaat op aan de betaling van westerse beveiligingsbedrijven – die in Bagdad gouden zaken doen.
Ook die vaststelling draagt bij tot het beeld dat het land op 30 juni niet wordt overgedragen aan de mensen die er wonen, maar aan westerse bedrijven die veel geld verdienen terwijl miljoenen Irakezen werkloos toekijken. Het idee dat er ook goed nieuws te melden valt, dat niet minder dan achttien televisiestations klaar staan om in Irak met uitzendingen te beginnen, zinkt daarbij helemaal in het niet.
Hubert van Humbeeck
Iyad Allawi steunt vooral op zijn oude contacten in de Baathpartij.