De renovatie van Les Halles is maar een van de vele openbare werken die in de Franse hoofdstad op stapel staan. Een overzicht.
Foto’s Isopress
Parijs moet weer een bron van inspiratie vormen voor andere wereldsteden. Ook al neemt het belang van Frankrijk in de wereld gestaag af, Paris est Paris, vindt Jean-Pierre Caffet, de Parijse schepen van Stadsplanning en Architectuur. ‘De stad is sinds de voltooiing van de grote werken onder president François Mitterrand stil blijven staan’ zegt hij, doelend op de glazen piramide van het Louvre en de nieuwe bibliotheek, die de naam van de oud-president (1981-1995) draagt. Caffet: ‘We moeten voorkomen dat Parijs één groot museum wordt.’
De socialistische schepen vindt dat de rechtse burgemeesters Jean Tibéri (1995-2001) en Jacques Chirac (1977-1995, daarna president) weinig hebben betekend voor de ontwikkeling van Parijs. De bouw van het Musée du Quai Branly voor niet-westerse kunsten is het enige grote project van de afgelopen tien jaar.
Na de invoering van het populaire zomerse evenement Paris Plage (een zandstrandje langs de Seine) twee jaar geleden, wil het gemeentebestuur een aantal blijvende stempels op de stad drukken. Een grondige renovatie van de Hallen is daarvan de belangrijkste.
Het stadsbeleid van Parijs was tot 1977 een exclusieve aangelegenheid van het landelijke bestuur en vooral van de president, voor wie de stad een vitrine vormde voor prestigeprojecten zoals het Centre Pompidou (Georges Pompidou, 1969-1974) of het Musée d’Orsay en de kantoorwijk La Défense (Valéry Giscard d’Estaing, 1974-1981). In 1977 mocht de bevolking van Parijs, dat sinds de volksopstand van 1871 (la Commune) te revolutionair bevonden werd, voor het eerst zijn eigen burgemeester en stadsbestuur kiezen. Die kregen langzamerhand steeds meer bevoegdheden over de stadsplanning.
De eventuele toewijzing van de Olympische Zomerspelen van 2012 (met Londen en New York als voornaamste concurrenten) zou een grote duw in de rug betekenen. ‘Parijs zou sneller vernieuwen en vooral het openbaar vervoer profiteert daarvan’ zegt Caffet, ‘maar onze projecten zijn niet afhankelijk van de Spelen. De schone slaapster moet hoe dan ook gewekt worden.’
In de jaren zestig besliste president Charles de Gaulle dat Parijs te druk was geworden voor grote markthallen midden in het centrum. De dagelijkse toevoer van marktwaar leverde enorme opstoppingen op. Sindsdien luidt de vraag: wat te doen met de vrijgekomen tien hectare grond? Het Centre Pompidou aan de oostkant van het marktterrein, met onder meer een museum en een openbare bibliotheek, werd een enorm succes, maar het Forum des Halles, uiteindelijk opgeleverd in 1986, is mislukt, daarover zijn vriend en vijand het eens. Na aanvankelijke plannen voor een groot World Trade Center en later voor een gedurfde constructie van de Catalaanse architect Ricardo Bofill, kwam er een aantal lage gebouwtjes met een parkje – een ongewilde ode aan de middelmatigheid.
Het ondergrondse winkelcentrum en spoorwegknooppunt (drie lijnen van het lokale RER-netwerk komen er samen), waar dagelijks bijna een miljoen mensen gebruik van maken, is lelijk, onveilig en het stinkt er. Logisch dus dat het een van de prioriteiten is van het linkse gemeentebestuur, dat als eerste geen enkele verantwoordelijkheid draagt voor het echec.
Eind juni beslist Parijs welke architect de nieuwe Hallen mag ontwerpen. Twee Nederlandse en twee Franse bureaus strijden om die eer. Volgens Caffet maken Rem Koolhaas en Winy Maas evenveel kans als Jean Nouvel en David Mangin. ‘Het gaat ons om het beste voorstel, niet om nationaliteit’, garandeert hij. Alle plannen laten veel zonlicht toe in het tot nog toe ondergrondse centrum en voorzien in een mooie tuin, die het huidige zwerversplantsoen zal moeten doen vergeten.
Op een toplocatie aan de Seine, tussen de Eiffeltoren en de Dôme des Invalides, opent het Musée du Quai Branly in 2006 zijn deuren. Het wordt een volkenkundig museum met aandacht voor kunst en beschaving uit de niet-westerse wereld, nu deels te zien in het Louvre. Kunst uit de derde wereld neemt in Frankrijk (met zijn grote koloniale rijk van weleer) een belangrijke plaats in, mede dankzij de invloed die zij had op artiesten als Paul Gauguin en Pablo Picasso. Meteen bij zijn aanstelling als president in 1995 zette Jacques Chirac zich in voor een geschikte plaats daarvoor.
De bovengenoemde Franse sterarchitect Jean Nouvel (eerder verantwoordelijk voor onder meer het Institut du Monde Arabe) ontwierp een laag, langwerpig gebouw grotendeels van hout: een vorm die aansluit bij de inhoud. Een wilde tuin met paadjes, heuveltjes en dichte begroeiing zal het museum omringen, waardoor de bezoeker het gebouw niet meteen te zien krijgt en zich eerst door een soort stedelijke jungle heen moet werken.
Hollywood-sur-Seine
Filmmaker Luc Besson wil de Franse filmindustrie nieuw leven inblazen. In de voorstad Saint-Denis (bekend van het Stade de France) wil hij een verlaten industrieterrein aan de oever van de Seine omtoveren tot filmcomplex. Volgens de regisseur van onder meer Le grand bleu en The fifth element is het de komende jaren erop of eronder voor de Franse cinema, ‘de enige in Europa die zich verzet tegen de hegemonie van Hollywood’. Anders dan Engeland en Italië heeft Frankrijk geen centrale studio, waar alle cineasten samenkomen. De studio’s zijn noodzakelijk, omdat de Franse cinema steeds meer gebruik maakt van veeleisende ‘Amerikaanse’ elementen, zoals special effects. Het grootste pand, een voormalig elektriciteitsgebouw met zalmroze muren, heeft volgens de krant Le Monde wel iets weg van de Universal Studio’s in Californië. In 2006 moeten de eerste opnames plaatsvinden en op langere termijn zal wellicht ook een pretpark (een concurrent voor The Walt Disney Studio’s in Marne-la-Vallée) op het terrein verrijzen.
Parijs heeft met 105 vierkante kilometer een veel kleinere oppervlakte dan steden als Londen en Berlijn. Zelfs de gemeente Amsterdam beschikt met drie keer minder inwoners over meer ruimte (165 km2). De voorsteden laten zich niet meer zo gemakkelijk annexeren als ruim een eeuw geleden en als Parijs meer ruimte wil, moet het die vooral in de hoogte zoeken.
Maar na de bouw dertig jaar geleden van de torenwijken bij het Austerlitzstation en de Tour Montparnasse, beide beschouwd als mislukkingen, reageren Parijzenaren meestal achterdochtig op nieuwe hoogteplannen. De meesten zijn tevreden met de lokale wetgeving, die voorschrijft dat gebouwen in het centrum niet hoger mogen zijn dan 25 meter, iets daarbuiten 31 en rond de ringweg 37.
Toch kampt de stad met een tekort aan woningen, kantoren en openbare ruimte en de eventuele bouw van torens is de afgelopen jaren weer actueel geworden. Volgens schepen Caffet zal de gemeente de wet met maximumhoogten niet veranderen, maar zullen uitzonderingen in de toekomst mogelijk zijn, bijvoorbeeld voor torens over de ringweg. De rechtse oppositie is bang dat de identiteit van de stad wordt aangetast en vindt het absurd dat hoge woonblokken in de buitenwijken gesloopt worden, terwijl ze in Parijs juist zouden worden opgebouwd.
Olympisch dorp
Een van de weinige onbebouwde plekken in Parijs is het grote rangeerterrein Batignolles, dat hoort bij het station Saint-Lazare in het noordwesten van de stad. Daar komt in 2012 het olympisch dorp voor de atleten van de Spelen, tenminste, als in juli 2005 besloten wordt dat Parijs die mag organiseren. Daarna verandert het dorp in een nieuwe woonwijk, omringd door een park van ruim vier hectare, waarvan de aanleg binnenkort begint.
De nieuwe wijk, die grenst aan de voorstad Clichy, wordt bovendien een voorbeeld van een betere overgang tussen Parijs en de voorsteden, een van de stokpaardjes van zowel de gemeente- als de regionale politiek. Brede voetpaden moeten een einde maken aan de brute scheiding tussen beide door de ringweg en de spoorbanen.
De naam ‘Tuilerieën’ doet de ervaren Parijsganger vooral denken aan de aangename tuin tussen het Louvre en de Place de la Concorde. Dat verandert binnenkort misschien. De Académie du Second Empire en een aantal andere invloedrijke culturele instellingen pleiten voor de heropbouw van het Paleis van de Tuilerieën, zoals de westzijde van het Louvre genoemd werd. Opmerkelijk is echter dat bij navraag van Knack blijkt dat schepen Caffet het project niet kent, wat een snelle uitvoering waarschijnlijk niet ten goede komt.
Het paleis werd verwoest in de Parijse volksopstand van 1871, de Commune. De 20.000 vierkante meter nieuwe ruimte, die ongeveer 300 miljoen euro zal kosten, is meer dan welkom. Het Louvre met zijn immense collectie heeft gebrek aan ruimte, net als het nabijgelegen Museum voor decoratieve kunsten. Ook wordt gedacht aan een concertzaal die Parijs eigenlijk mist. Tegenstanders vinden het zonde dat de unieke doorkijk verdwijnt tussen de kleine Arc de Triomphe du Carrousel voor het Louvre en de grote Arc de Triomphe (en verder naar de Arche de la Défense). Een groot terras bovenop het paleis zou echter alsnog een uniek perspectief bieden, aan twee kanten.
Olivier van Beemen
‘De schone slaapster moet worden gewekt.’