Jean-Marie Le Pen mag niet meedoen aan de regionale verkiezingen eind maart in Provence-Alpes-Côte-d’Azur. Desondanks is de verwachting dat zijn Front National opnieuw veel stemmen zal trekken. Waarom is de partij zo sterk in het zuiden van het land?
Vanaf de bovengrondse eindhalte van metrolijn 2, station Bougainville, leidt een voetgangersbrug over een stadssnelweg naar de wijk Bellevue, in het noorden van Marseille. De belabberde staat van de flats met twintig etages springt meteen in het oog: grijze afbladderende muren, dichtgetimmerde ramen en balkonne- tjes met puin. Het is moeilijk voor te stellen dat daar mensen wonen. Onderaan de brug speelt een twintigtal jongeren – geen enkele blanke – voetbal en basketbal door elkaar op hetzelfde pleintje, een paar meter van een wilde vuilnisbelt. De bewoners zijn gewend hun vuil direct uit het raam te gooien. Opgehaald wordt het zelden.
Bellevue is de beruchtste probleemwijk van de hoofdstad van Provence-Alpes-Côte-d’Azur (PACA) en maakt verre reizen naar derdewereldsteden overbodig. Over de onverharde straat tussen de flats lopen Afrikaanse vrouwen in kleurige gewaden en Arabische mannen in witte kaftans. Alleen het commissariaat van de police nationale geeft aan dat de buurt in Frankrijk ligt.
Mohammed woonde de eerste dertig jaar van zijn leven in Bellevue. Hij is 36 en woont nu centraler in de stad, maar hij werkt er nog steeds, als maatschappelijk werker in het buurtcentrum. Blanke Fransen zijn er nauwelijks nog. Samen met de Italianen maken ze volgens Mohammed hoogstens vijf procent van de bevolking uit. Arabieren en Afrikanen uit de vroegere Franse koloniën vormen de meerderheid.
Sinds een paar jaar gaat het iets beter met de wijk. Eén flat is afgebroken om de cité overzichtelijker te maken, met minder donkere hoeken. Een andere is weer zo goed als nieuw onder een laag witte verf en met lichtpaarse luiken. Anders dan enkele jaren geleden mijden politie en medische hulpdiensten de straten niet langer en sinds iedereen weet dat de postbode geen geld meer op zak heeft, wordt ook de post weer bezorgd. En, belangrijk in een wijk met hoge flats: de liften zijn gemaakt.
Toch is er weinig reden tot euforie, vindt Mohammed, die zijn achternaam geheim wenst te houden. Behalve de aanhoudende hoge werkloosheid is vooral de toename van het geweld alarmerend. ‘Als iemand tien jaar geleden een pistool trok, was iedereen ervan overtuigd dat het serieus was. Iemand had je iets geflikt’, zegt Mohammed. ‘Nu kunnen ze steeds makkelijker aan wapens komen. Laatst hadden twee jongens ruzie over wiens beurt het was bij een spelletje, toen pakte één zijn pistool erbij. Op klaarlichte dag, midden in de buurt.’
En waar de bendes hun buit vroeger gingen halen bij banken en juweliers in het centrum, kiezen ze nu vaker weerloze slachtoffers in de wijk. ‘Zelfs oude vrouwtjes beroven ze van hun pensioen’, zegt Mohammed verontwaardigd. Politici bekommeren zich volgens hem nauwelijks om de buurt. ‘Rond de verkiezingen komen ze altijd langs en daarna zie je ze weer een paar jaar niet’, vult zijn collega Samir hem aan. ‘Ze beloven verbeteringen als we massaal op ze stemmen, maar zelfs in dat geval gebeurt er weinig.’
Het is haast voorspelbaar: in het derde arrondissement van Marseille, waarin Bellevue ligt, en in het veertiende en het vijftiende ernaast, behaalde Jean-Marie Le Pen van het Front National in de beslissende tweede ronde van de presidentsverkiezing van 2002 de hoogste scores van de stad, tot 32,5 procent. Dat is vijf procent boven het moyenne in de stad en bijna het dubbele van het landelijk gemiddelde. Onveiligheid was nog meer dan elders in het land hét verkiezingsthema en Le Pen is de man die daar al tientallen jaren op hamert.
Volgens Mohammed en Samir stemde in Bellevue zelfs een groot aantal al- lochtonen FN, vooral die van het Franse eiland Mayotte. ‘Ook zij hebben last van de onveiligheid en zodra ze papieren hebben, denken ze dat ze veilig zijn. Maar dan moeten ze niet raar opkijken als ze er uitgegooid worden als Le Pen ooit aan de macht komt, ook al zijn ze Fransman.’ Samir kent zelfs een Arabier die voor het FN werkt. ‘Zolang ze hem maar betalen, werkt hij voor iedereen’, zegt hij. ‘Met zulke medewerkers kan de partij laten zien dat ze écht niets tegen buitenlanders hebben: “Kijk maar, we geven ze zelfs werk. ” ‘
SLACHTOFFERROL
‘Hij zegt de waarheid, zij hebben hem de mond gesnoerd’, verscheen 4 maart overal in PACA op nieuwe verkiezingsaffiches van het FN. Een jaar geleden beloofde Le Pen aan eenieder die het wilde horen dat hij president zou worden van zijn geliefde zuidoosten. Afhankelijk van de spreker, gooiden een complot (hijzelf), een beginnersfout (zijn politieke tegenstanders) of de matige peilingen (enkele journalisten) roet in het eten. Om verkiesbaar te zijn moet een kandidaat in de regio wonen, of een huis bezitten waardoor hij belastingplichtig is. Le Pen woont in Saint-Cloud, een voorstad van Parijs, maar dacht ten onrechte dat een FN-verkiezingsbureau in Nice op zijn naam stond. Hij werd onverkiesbaar verklaard, waarop Guy Macary, een trouwe lepéniste, het overnam.
Fred Guilledoux, journalist bij Mar- seille l’Hebdo en auteur van Le Pen en Provence, heeft sterke vermoedens dat het niet gaat om een complot tegen, maar door Le Pen. Guilledoux: ‘Hij besefte hoe moeilijk het werd de beloofde winst te behalen. Nu kiest hij opnieuw voor een slachtofferrol, waardoor hij nog meer steun hoopt te verwerven, bijvoorbeeld voor de presidentsverkiezing van 2007. Bij verlies voor het FN is het niet zijn verlies.’
Guilledoux verwacht dat de onverkiesbaarheid van de partijleider weinig invloed zal hebben op de score van extreem-rechts. ‘De persoonlijkheid van Le Pen is net als bij andere partijen belangrijk, maar de meeste kiezers stemmen voor zijn ideeën. Ook andere FN-kandidaten in de regio wisten in voorgaande verkiezingen veel stemmen te trekken.’
De afgelopen twintig jaar lag het aantal Frontstemmers in PACA 8,4 procent hoger dan het landelijk niveau. Toen Le Pen de tweede ronde van de presidentsverkiezing haalde op 21 april 2002, een datum die voor de Fransen even onvergetelijk is als 11 september 2001, eindigde hij in vijf van de zes departementen van PACA vóór president Jacques Chirac en toenmalig premier Lionel Jospin. Alleen in Hautes-Alpes ging Chirac hem voor, maar dat kwam deels door de sterke vierde plaats van de kandidaat van de jagerspartij CPNT (Jacht, Visserij, Natuur en Tradities).
De eerder genoemde onveiligheid, die weliswaar in PACA sterker speelt dan in veel andere regio’s, verklaart de populariteit in Zuid-Frankrijk van de Breton Le Pen slechts ten dele. Uiterst rechts zit diepgeworteld in de Provence, legt journalist Guilledoux uit. De stroming was daar al voor de oprichting van Le Pens FN in 1972 populairder dan elders in het land. Dat had vooral te maken met de onafhankelijkheid van Algerije in 1962, die president Charles de Gaulle het land na een referendum verleende.
In steden als Marseille en Nice werd het meest tegengestemd. Samen met de talrijke gefrustreerde pieds noirs (Fransen uit Algerije) die zich in de regio vestigden, keerden de tegenstanders zich tegen De Gaulle, die ze als verrader beschouwden. Sommigen, onder wie de vervangende FN-lijsttrekker bij de komende verkiezingen, Guy Macary, verenigden zich zelfs in de rechts-extremistische Organisatie van het Geheime Leger (OAS), die in 1961 en ’62 met terreurdaden voor het behoud van een Frans Algerije streed.
In de jaren zeventig nam de gastarbeid toe en won vreemdelingenhaat in de Provence snel terrein. De krant Méridional steunde het Front openlijk en schreef in 1973 na de moord op een buschauffeur in Marseille door een labiele Algerijn: ‘We hebben genoeg van de Algerijnse dieven, (…) van de Algerijnse syfilislijders, van de Algerijnse verkrachters, van de Algerijnse pooiers, van de Algerijnse gekken en van de Algerijnse moordenaars.’
De Frontisten waren aanvankelijk niet altijd de politieke paria’s die ze nu meestal zijn. Toen de verkiezingsmachine van Le Pen vanaf 1983 begon te werken, vochten links en rechts in sommige Provençaalse steden om de steun van het Front om de meerderheid te behalen. Zo gaf de socialistische burgemeester van Draguignan in 1984 300.000 francs aan het FN in ruil voor een (verhuld) socialistisch stemadvies aan de kiezer. En bij de parlementsverkiezingen in 1997 zouden de toenmalige nummer twee van het FN, Bruno Mégret, en de huidige UMP-kandidaat voor het regiopresidentschap, Renaud Muselier, een wederzijdse deal hebben gesloten die beide kandidaten de overwinning moest brengen in hun kiesdistrict. Muselier versloeg zo de socialisten, terwijl Mégret alsnog op het nippertje verloor.
REGIONALE IDENTITEIT
Volgens Jacques Bompard, FN-burgemeester van het stadje Orange, is er een diepere reden voor het succes van zijn partij in de regio. ‘De Provence zet zich al eeuwenlang af tegen de centrale macht in Parijs. Hier zoeken we andere oplossingen’, zegt Bompard. Hij is dan ook zichtbaar niet rouwig om de uitschakeling van ‘Parijzenaar’ Le Pen. Om niet nog meer onenigheid binnen te partij te zaaien, heeft hij zich voorgenomen zo min mogelijk negatiefs over de partijleider te zeggen, maar eerder zei hij al eens dat ‘een politicus zich daar kandidaat moet stellen, waar hij zijn brood koopt’. En hij wil best herhalen dat hij vindt dat het beter voor de partij zou zijn als Le Pen zou aftreden ten gunste van Bruno Gollnisch, net als hijzelf vertegenwoordiger van de traditioneel katholieke vleugel van de partij.
Bompard, burgemeester sinds 1995, doet het goed in Orange, vinden de kiezers. Bij zijn herverkiezing in 2001 kreeg hij in de eerste ronde direct zestig procent van de stemmen. Anders dan de FN-burgemeesters van Toulon en vooral van de stadjes Vitrolles en Marignane die tegelijkertijd aan de macht kwamen, veranderde hij zijn stad niet in een opzichtig ‘FN-laboratorium’. Hij introduceerde geen geboortepremie voor kinderen van Franse ouders, zoals in Vitrolles, en weigert geen gemengde huwelijken, zoals in Toulon. Wel zorgde hij voor schone, autoluwe straten, lagere belastingen en Provençaalse feesten om de regionale identiteit te benadrukken. Bompard, die ‘journalisten van het Systeem’ ‘vastberaden politieke vijanden’ noemde in een interview op de site van de extreem-rechtse beweging les Identitaires, is voor de buitenwereld een aimabele man. Ook op de vragen van ‘vijand’ Knack antwoordt hij vriendelijk en geduldig.
Maar achter de schermen is de hedendaagse ‘Prins van Oranje’ – Orange was twee eeuwen lang bezit van Hollandse prinsen, wier nageslacht nog immer de titel ‘Van Oranje’ draagt – autoritair en tracht hij iedere vorm van oppositie de kop in te drukken, schrijven zowel Guilledoux als L’Express. Zoveel mogelijk buiten het zicht van de media regelt Bompard stukje bij beetje dat buitenlanders in probleembuurten minder subsidies krijgen, net als ‘link- sige’ culturele verenigingen. Dat de linkse krant Libération en het grote tijdschrift Le Nouvel Observateur niet meer in de bibliotheek liggen en het FN-dagblad Présent wel. En dat de binnenstad er piekfijn uitziet, maar dat de slechte buitenwijken nauwelijks geld krijgen toegewezen.
Honderdvijftig kilometer landinwaarts, middenin de (nog niet bloeiende) lavendelvelden van de Alpes-de-Haute-Provence, tracht de Parti Socialiste van schepen René Massette in Digne-les-Bains het tij te keren. Het stadje met 17000 inwoners is opgedeeld in buurten met gedelegeerden, die de burgers zoveel mogelijk bij de democratie proberen te betrekken. ‘We hopen dat de lage score van Le Pen in 2002 daar voor een deel aan te danken is.’ Digne is een van de schaarse steden van PACA waar Le Pen lager scoorde dan het landelijk gemiddelde, maar geeft Massette toe: ‘Dat ligt vooral aan het plattelandskarakter van onze streek en de weinige buitenlanders. We hebben geen wondermiddel.’
Hij vindt niet dat de politiek en media het FN verder moeten ‘diaboliseren’, laat staan verbieden. Massette: ‘De partij moet juist serieuzer genomen worden. We moeten de nadruk leggen op het partijprogramma, zodat de kiezer ziet hoe onuitvoerbaar en zwak het is.’ Het lijkt hem geen goed idee de partij bestuurlijke verantwoordelijkheid te geven om de kiezer te tonen dat ook het FN geen simpele oplossing heeft voor de problemen. ‘In de steden waar ze het burgemeesterschap veroverden, werkte dat ook niet.’ In 2001 ging slechts één (Toulon) van de vier FN-steden terug naar de gematigde partijen.
Ook Guilledoux kent het dilemma. ‘Sommige analisten beweren dat de partij zou zijn verdwenen of in ieder geval minder radicaal zou zijn als ze tot de regering zou zijn toegelaten, na haar doorbraak in 1986, toen ze 35 parlements- zetels behaalde’, zegt hij. ‘Gedwongen tot compromissen, was het FN dan misschien geëvolueerd tot een Franse variant van de Alleanza Nazionale (de Italiaanse ‘postfascisten’ die deel uitmaken van de regering).’ Dat is weliswaar ook niet Guilledoux’ favoriete partij, maar hij verkiest ze zeker boven de partij van Le Pen. ‘Maar misschien waren ze door de toegenomen ervaring juist alleen maar sterker geworden en zouden ze nog meer macht veroveren’, vult hij aan. Het blijft een hypothese.
En Le Pen zelf? Uitgerangeerd is hij zeker niet. Voor één keer had hij de regionale verkiezing uitgeroepen tot ‘moeder van alle veldslagen’, maar uiteindelijk moest het presidentschap van PACA slechts een springplank vormen voor het hogere doel, het presidentschap van de Republiek. Le Pen heeft er nooit een geheim van gemaakt dat hij bij die verkiezing in 2007 weer van de partij zal zijn. Daarvoor mag hij in ieder geval gewoon in Saint-Cloud blijven wonen.
Door Olivier Van Beemen
‘De persoonlijkheid van Le Pen is belangrijk, maar de meeste kiezers stemmen voor zijn ideeën.’