‘Europa zal opnieuw ten oorlog moeten trekken in Libië’

Een Libische rebel richt zijn wapen op een afbeelding van kolonel Khaddafi. © Ammar Awad/Reuters

Vijf jaar geleden stak de Tunesiër Mohammed Bouazizi zichzelf in brand. Wat volgde, was een politieke omwenteling zonder voorgaande in de recente geschiedenis van de Arabische wereld. Politicoloog Sami Zemni en Midden-Oostenkenner Koert Debeuf evalueren de Arabische Lente. ‘Het krijgt stilaan de omvang van de Franse Revolutie.’

Neen, de toekomst van de Arabische wereld ziet er vijf jaar na het uitbreken van de revoluties niet veel rooskleuriger uit. Mensenrechten zijn er nog steeds een rekbaar begrip, het democratische bestel blijft wankel en de economie zit diep in het slop. Toch zien de Belgisch-Tunesische politicoloog Sami Zemni (Universiteit Gent) en Midden-Oostenkenner Koert Debeuf de omwentelingen als een positieve ommekeer. ‘De Arabische revolutie moest gewoon gebeuren’, zegt Zemni. ‘De politiek in die landen was zodanig vastgeroest dat het niet langer houdbaar was.’ Ook Debeuf, die in Caïro de Arabische revolutie opvolgt, eerst voor de Europese liberalen, nu voor de universiteit van Oxford, vindt dat het de goede weg opgaat: ‘De Arabische revolutie is zeker de moeite waard geweest. Denk je dat er één Libiër is die terug wil naar Khaddafi?’

SAMI ZEMNI: In het licht van wat in andere landen gebeurt, gaat het betrekkelijk goed in Tunesië. Toch ben ik voorzichtig, want ook voor 2011 werd Tunesië een voorbeeld genoemd – en dat bleek een mythe te zijn. Er zijn nog veel uitdagingen, zoals de torenhoge werkloosheid. Er is ook spanning tussen de liberale grondwet en de werkelijkheid. Er zijn recent nog enkele homoseksuelen veroordeeld voor hun geaardheid.

KOERT DEBEUF: In Egypte is de toestand vrij dramatisch, op alle vlakken. Ik woonde zelf niet in Caïro onder de dictatuur van voormalig president Hosni Mubarak, maar blijkbaar is de repressie erger dan ooit. Er zouden 40.000 mensen in de gevangenissen zitten. Ik word zelf afgeluisterd en soms gevolgd. Ook economisch gaat het slecht. Het Suezkanaalproject lijkt voorlopig weinig op te lossen, en het toerisme is volledig stilgevallen sinds het Russische passagiersvliegtuig boven de Sinaïwoestijn werd neergehaald. Ook de inflatie is gigantisch: de prijzen gaan jaarlijks 25 tot 50 procent omhoog. Dat is onhoudbaar.

Heeft Egypte dan in een cirkel gedraaid? Is het nu nog slechter dan onder Mubarak?

DEBEUF: Neen, dat niet. President Abdel Fatah al-Sisi moet moeite doen om zijn bevolking te overtuigen. Dat wijst erop dat Egypte wel nog repressief is, maar niet meer dictatoriaal. Het regime weet dat de bevolking zo weer op het Tahrirplein zou staan om te protesteren. Er is nog steeds repressie, maar mensen praten vandaag openlijk over het feit dat ze atheïst zijn, of homoseksueel. Dat was voor de revolutie onmogelijk. Iedereen in Egypte kent minstens één vrouw die haar hoofddoek heeft afgezet.

ZEMNI: Het grote verschil met de Arabische wereld van tien jaar geleden is dat er nu – zelfs met de burgeroorlog in Syrië – nog altijd een politiek van hoop is. Daarmee bedoel ik dat een aanzienlijk deel van de bevolking aan de kar van vooruitgang en emancipatie blijft trekken. Tien jaar geleden zagen we dat niet.

Dreigen de revoluties te mislukken?

DEBEUF: We staan nog maar aan de start van de revolutie. Dit is niet zomaar een democratische transitie waarbij we na vijf jaar de balans kunnen opmaken, zoals dat in Polen, Spanje of Portugal het geval was. Het krijgt stilaan de omvang van de Franse Revolutie. Staat, burger, de plaats van religie in de samenleving: alles wordt ter discussie gesteld.

ZEMNI: Het grote drama is dat de echte, brede volksopstand nu verdeeld is. De revolutionaire tendens zit geprangd tussen twee contrarevolutionaire krachten. Enerzijds gaan de heersende regimes, zoals dat van Bashar al-Assad in Syrië, heel ver om hun macht te behouden. Anderzijds zijn er de politieke islam en het salafisme. Nu met de dictators de gemeenschappelijke vijanden gevallen zijn, komen de ideologische breuklijnen boven.

In Tunesië was er een scherpe breuklijn tussen het zeer arme binnenland en de steden en kustgebieden. Is er in het binnenland, waar de revolutie begon, iets verbeterd?

ZEMNI: Neen. Geen enkele regering is verder gekomen dan wat subsidiepolitiek. Dat komt onder meer door de onkunde van de islamisten. Ze hadden er geen idee van hoe ze voor economische ontwikkeling konden zorgen. Maar ze werden ook tegengewerkt door de seculiere administratie. Bovendien zit Tunesië, dat economisch afhankelijk is van Europa, gekneld tussen grote machten. Het heeft weinig hefbomen, dus konden de nieuwe leiders niets anders dan het beleid van hun voorgangers verderzetten. Maar net dat model heeft de revolutie in gang gestoken. De ongelijkheid wordt dus enkel groter.

DEBEUF: Toch slaagt Tunesië erin politieke successen te boeken. Met het Kwartet voor de Nationale Dialoog, dat afgelopen jaar de Nobelprijs voor de Vrede won, heeft het een bondgenootschap dat vakbonden, werkgevers, mensenrechten- verenigingen en advocatuur verenigt.

ZEMNI: Geen enkel ander Arabisch land kent een organisatie die zo sterk is dat het alle politieke partijen rond de tafel kan dwingen. Dankzij het kwartet is er een historisch compromis bereikt tussen de toplaag die al vijftig jaar Tunesië regeert en de politieke islam, die sinds de jaren zeventig oprukt.

Waarom kan wat in Tunesië gelukt is niet in Egypte, Libië of Syrië?

DEBEUF: Kijk naar de kaart van de Arabische wereld. De tekening is duidelijk: landen die min of meer overleven, zoals Egypte en Tunesië, hebben een uitgebouwd middenveld. In Libië is er niets, zelfs geen poëzievereniging. In Syrië versmachtte de geheime dienst alles. Ik ben in Damascus nog naar poëzieavonden geweest. De naam Assad uitspreken, volstond om buitengegooid te worden.

Een ander probleem is dat zelfs sommige voortrekkers van de revolutie geen flauw benul hebben van hoe de free world werkt. Op het hoofdkwartier van het Vrije Syrische Leger sprak ik eens met twee oudgedienden van de geheime dienst die zich moesten bezighouden met de media en de communicatie. Ze klaagden dat de regering betere, minder kritische journalisten moest sturen. Het is voor mensen die van zo ver komen extreem moeilijk om plots een democratie te moeten organiseren.

Welke bijdrage kan het Westen leveren aan de revoluties?

DEBEUF: Ten eerste moeten we effectief hulp geven als we die beloven. Een miljard euro is geen moeite voor ons. Als Tunesië daarmee slaagt, zal het andere landen stimuleren. Ten tweede moeten we investeren in het dramatisch slechte onderwijs. En ten derde: de Arabische landen storen zich eraan dat wij niets doen in Syrië.

ZEMNI: De Europese Unie en de Verenigde Staten moeten de stallen uitmesten in hun buitenlandse beleid. We moeten bepaalde bondgenoten ter verantwoording roepen. Het is hemeltergend dat Saudi-Arabië nu onze bondgenoot is in de strijd tegen de Islamitische Staat. Dat land is al dertig jaar lang de verspreider en financier van het salafisme. Dat bemoeilijkt het werk van mensen die vooruit willen in het Midden-Oosten.

Waar staat de Arabische wereld over vijf jaar?

ZEMNI: Er zijn een paar tendensen. De sektarische spanningen in het Midden-Oosten zullen hoe dan ook blijven. Ook de spanningen tussen het soennitische Saudi-Arabië en het sjiitische Iran dreigen op te lopen. En wat met Rusland? Hoe ver zal Vladimir Poetin gaan in het Midden-Oosten?

DEBEUF: Als ik één voorspelling mag doen voor 2016, is het dat de IS zijn aandacht van Syrië naar Libië zal verschuiven. Op driehonderd kilometer van Italië zullen ze een nieuwe, zeer sterke en veel moeilijker te controleren uitvalsbasis installeren. Europa zal geen andere keuze hebben dan opnieuw ten oorlog te trekken in Libië.

Dit is een fragment. Lees het volledige interview in onze +zone op Knack.be. Dit interview kadert in de reeks ‘De erfenis van Bouazizi: een balans na vijf jaar Arabische Revolutie’.

DOOR SIMON DEMEULEMEESTER

Sami Zemni: ‘Het grote verschil met de Arabische wereld van tien jaar geleden is dat er nu nog altijd een politiek van hoop is.’

Koert Debeuf: ‘Ik ben in Damascus nog naar poëzieavonden geweest. De naam Assad uitspreken, volstond om buitengegooid te worden.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content