
Etnische achtergrond maakt niet crimineel, slechte vrienden wel
De afkomst van jongeren is geen noemenswaardige risicofactor om crimineel gedrag te vertonen. Slechte vrienden daarentegen zijn een bijna onoverkomelijk probleem.
‘Zeven jaar lang hebben we honderden jongeren tussen hun twaalfde en achttiende gevolgd om de oorzaken van crimineel gedrag in kaart te brengen, en dat op basis van verschillende, nauwkeurige factoren. Etniciteit blijkt geen voorspellende factor te zijn.’ Dat zegt Frans Driessen van het gelijknamige Nederlandse onderzoeksbureau, dat op verzoek van de Stichting Politie en Wetenschap naging waarom sommige etniciteiten vaker voorkomen in de criminaliteitsstatistieken. Hoewel jongeren met een migratieachtergrond over het algemeen vaker crimineel gedrag vertonen, heeft afkomst daar dus nauwelijks iets mee te maken. De wijken in Rotterdam die Driessen onderzocht, waren allemaal ‘achterstandswijken’, waarbij het verschil tussen het aantal autochtone en allochtone jonge criminelen nagenoeg volledig vervalt.
Wat zijn dan wel de redenen waarom jongeren crimineel gedrag vertonen? Het antwoord is dan wel niet discriminerend, het blijft ontnuchterend. ‘De belangrijkste risicofactor is de vriendengroep waartoe de jongere behoort, meer nog dan de invloed van familie en schoolomgeving.’ Die vaststelling ondermijnt de vaak aangehaalde argumenten dat jongeren thuis het slechte voorbeeld krijgen en dat crimineel gedrag op school kan worden aangepakt. ‘Natuurlijk heeft het gezin invloed. De jongeren die in ons onderzoek aangaven dat hun ouders hen liefhadden, waren minder crimineel. Maar wat ze op straat leren van anderen, bleek belangrijker. Op straat is er geen toezicht en hebben ze niets te doen.’ Dat betekent dat ook een kind uit een toegewijd en warm gezin in een slechte wijk toch het risico loopt om in de criminaliteit te verzeilen.
‘Ook uit ons onderzoek in Brussel bleek etniciteit een zeer zwakke voorspellende factor’, bevestigt criminoloog Lode Walgrave (KU Leuven). ‘Sociaal-economische achterstand is traditioneel de belangrijkste oorzaak. Ook bij ons vormde een Marokkaanse migratieachtergrond geen enkel bijkomend risico. In een homogeen Marokkaanse wijk bijvoorbeeld, waar de sociale controle zich kon vestigen, waren er minder criminele jongeren. Als er al een etnische of culturele invloed is, dan speelt die eerder bij overlast. Niet dat een vreemde afkomst op zich meer overlast veroorzaakt, maar ze kan die wel kleuren, seksistischer maken bijvoorbeeld.’
Als het dan toch niet uitmaakt, moeten we dan vermelden dat een dader allochtoon is of niet? ‘Ik vind van wel’, zegt Driessen. ‘Je vermeldt toch ook het geslacht of de leeftijd. Mensen moeten zich een beeld kunnen vormen, daar is niets mis mee. Maar een reden is die afkomst dus niet.’
Jelle Henneman
‘Als er al een etnische of culturele invloed is, dan speelt die eerder bij overlast.’