Na ruim honderd jaar is het Vlaamse paard terug uit Amerika. Maar het Belgisch stamboek noch de overheid erkennen de koudbloed. De Stamboekvereniging Het Vlaamse Paard voert een heroïsche strijd.
Wat krijgen we nu: communautaire ruzie in het huishouden van het trekpaard? Het lijkt er sterk op. De brave koudbloeden zijn de inzet van hevige twisten. Die gaan over stamgebondenheid en bloedlijnen en over het cultureel historisch erfgoed. De Koninklijke Maatschappij Het Belgisch Trekpaard poogt La Société Royale Le Cheval de Trait Ardennais opnieuw in het Belgisch stamboek te integreren. Maar het eigenzinnige volk van de Condroz verzet zich. En ondertussen is het Vlaamse paard terug uit Canada en vooral uit de Verenigde Staten. Maar zijn stamboekvereniging krijgt geen officiële erkenning: van het Belgisch studbook niet, van het ministerie van Landbouw niet en van de Vlaamse Gemeenschap evenmin. Straffer, de officiëlen ontkennen boudweg dat er zoiets als een Vlaams paard bestaat. Een verhaal, waarin man en paard genoemd worden.
Begin van de jaren negentig krijgt de Komense hoefsmid Roger Talpe per toeval een brief van een Belgische emigrant uit het Canadese Port Lampton, een kleine plek net boven de Amerikaanse grens. Het enthousiasme over de Vlaamse paarden daar steekt Talpe aan. Hij wil dat zien, en koopt ter plekke de hengst Northfork Duke. Begin 1993 landt zodoende de eerste Vlaming op Zaventem.
Nog wel andere mensen in Vlaanderen kijken uit naar een beter en vooral veelzijdiger soort koudbloed. Mark Renders, die in Lier het kruidenbedrijf Marcus voert, steekt de oceaan over en laat drie Vlaamse merries uit Canada en één uit de Verenigde Staten overvliegen.
Sindsdien zijn jaar na jaar paarden uit de States overgekomen. Vlaanderen telt nu 47 Vlaamse paarden, inbegrepen de eigen kweek: verleden jaar tien veulens, dit jaar vermoedelijk dubbel zoveel. Ze zitten bij vijftien eigenaars, nogal geconcentreerd rond Antwerpen en Kortrijk. Opvallend, het handelt vooral om “nieuwelingen” in het paardenvak. De Stamboekvereniging Het Vlaamse Paard (VPS) mikt tegen de eeuwwisseling op honderd ingeschrevenen.
Alleen lacht het gevestigde paardenmilieu de Vlamingen weg. Het Vlaamse paard teruggevonden in Amerika? Kan het nog gekker, zeg?
Maar zo gauw krijgen ze Renders, die intussen tot secretaris van de VPS is opgeklommen – Talpe is de voorzitter – niet uit het zadel. “Vorige eeuw kende België alleen het Vlaamse paard. Het Belgische trekpaard is uit het Vlaamse paard geboren en niet omgekeerd. In 1886 is de Vlaming uit de boeken geschrapt, maar hij kon in Amerika overleven. Wij hebben ons historisch erfgoed teruggehaald.”
ALLE PAARDEN MOESTEN BELGISCH ZIJN
De theorie luidt dat vooraanstaanden, politici en fokkers – allemaal volk met hoge titels en lange namen – er vanaf het einde van de negentiende eeuw naar streefden de bestaande koudbloedrassen tot één Belgisch trekpaardenras te fokken. De opdeling van het uitgebreide paardenbestand in een Vlaams, een Ardens en een Brabants ras was toen gemeengoed. In die tijd fokte Vlaanderen grote en zware paarden op zijn vruchtbare grond en al wie niet in de twee Vlaamse provincies woonde, noemde die internationaal gelauwerde “reuzen” gewoon “Vlaamse paarden”.
Die vooraanstaanden richtten dus in 1886 de Société nationale du Cheval de Trait Belge op met een stamboek, “dit om een goed en uniform ras te bekomen, tot meerdere glorie van het land waar de wieg ervan heeft gestaan”.
In de totstandbrenging van dat ene ras leverden de paarden uit de streek van Geraardsbergen een belangrijke bijdrage. Daar floreerde in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw Gugusse-Orange I, geboren in 1863, zelf een afstammeling van de legendarische den Oude Dikke van Wynhuyze. Alle huidige stamboekpaarden stammen van die patriarchen af. Het Pajottenland groeide uit tot het belangrijkste fokgebied, met de stoeterij van Vollezele als wereldberoemd centrum. Daarom heeft het Belgisch trekpaard ook zijn naam Brabander behouden, al gaat het vandaag om hetzelfde ras.
Zo verdween dus het Vlaamse paard in 1886. Alleen de Ardenner mocht als nevensoort van de Belg blijven bestaan. Dit is dan ook een heel oud ras. In zijn “De Bello Gallico” schreef Julius Caesar bewonderend over de ruiterij van de Trevieren op hun Ardenners.
Mark Renders onderkent in die hele historie een belgicistisch complot. “Het Vlaamse paard moest verdwijnen. Het paste niet in het patriottisme van het jonge België. De secretaris van de fokkersvereniging bestond het toen zelfs te beweren dat de Brabander ontstaan was uit het Vlaamse paard en de Ardenner. Dat klonk toen goed, maar het kan natuurlijk niet met de kleine Ardenner.”
Kortom, volgens Renders schrapten de Belgen ruwweg het Vlaamse paard weg uit de papieren, hoewel het land vol stond met Vlamingen en vele koudbloedrassen in de buurlanden er de invloed van hadden ondergaan.
DE AMISH REDDEN HET VLAAMSE PAARD
Toch ging het Vlaamse paard niet verloren. Hoe kan dat?
Wel, vanaf het midden van de vorige eeuw en tot nog in de jaren dertig van deze eeuw sjokten onze trekpaarden niet alleen op het land en de weg, ze waren ook het product van een flink uit de kluiten gewassen commerciële sector. In die jaren tachtig verkochten de Belgen in het buitenland tot 25.000 dieren per jaar. Gespecialiseerde fokkers kweekten trekpaarden alleen voor de export. De Société Nationale trad op als een echte Belgische Dienst voor Buitenlandse Handel avant la lettre, om het Belgische paard op buitenlandse markten te promoten en, vooral, om de buitenlandse inkopers uit te schakelen die wegliepen met de grootste winst.
Uiteindelijk geraakten de paarden tot in Amerika en Canada. De Belgische inwijkelingen hadden de zware trekker in hun vaderland leren waarderen, ze vonden de muilezels, waarmee ze zich daar moesten behelpen, maar niets. Tegen de Eerste Wereldoorlog waren zo’n vijfduizend paarden naar de States geëxporteerd. Waarschijnlijk meer, want de Fransen die Belgische paarden via Le Havre verscheepten, aarzelden niet om ze tot Franse dieren om te dopen.
“In Amerika zijn toen dus Vlaamse paarden beland”, zegt secretaris Mark Renders van het Vlaamse stamboek zonder een zweem van twijfel. Om dit te staven, zwaait hij met de oude officiële stamboeken van de Belgian Draft Horse Corporation of America. In 1887 richtten de Amerikanen in Wabash in Indiana immers het studbook op, waarin vanaf het begin de Belgians en hun voorouders beschreven staan. Het Wabash-stamboek, het grootste voor koudbloeden in de States, bevat de horses coming from the Low Lands on the North Sea. “Het historisch graafschap Vlaanderen dus, bestaande uit Vlaanderen, Frans-Vlaanderen en Zeeuws-Vlaanderen”, waarmee voor Renders bewezen is wat moest bewezen worden. Maar ze heten Belgians? “Omdat de Belgische douaniers Belgian op de exportformulieren invulden”, verklaart de secretraris.
Er leven nu dus Belgians of Vlaamse paarden verspreid over heel Amerika en Canada. Hun aantal is groot. De Amerikanen voeren ze zelfs uit naar Zuid-Amerika en vooral naar Japan. En sedert enkele jaren ook weer naar Vlaanderen.
Waarschijnlijk zouden die paarden daar langzaam uitgestorven zijn wegens het verlies van hun economisch nut, platgewalst door de tractoren in de landbouw en de vrachtwagens op de weg. Maar ze overleefden toch, en het ras groeide zelfs enorm. Dat dankten de paarden aan de Amish, een christelijke gemeenschap van Duitse origine die vooral leeft in de dorpen in het noorden van de staat Indiana. Die Amish verzetten zich tegen elke moderniteit. De mannen met traditionele ringbaard, zwarte hoed en blauwe kiel boeren nog met spannen van zes tot tien paarden. Boerderijen met twintig tot dertig paarden zijn er heel gewoon. Duizenden Belgians lopen in de regio rond – het kleine Topeka is wereldberoemd voor zijn jaarlijkse veiling. In de jaren twintig gooiden deze zonderlinge landbouwgemeenschappen – de Amish dreigen nu een toeristische attractie te worden zoals sommige Quaeker– en Shaker-dorpen – zich op de Vlaamse paarden, toen de prijs van de dieren daalde omdat de andere boeren tractoren verkozen. Overigens heeft de relatief recente vraag van de farmaceutische industrie naar urine van drachtige merries voor gebruik in anticonceptiemiddelen, de paardenkweek weer stevig gestimuleerd.
HET HEEFT HAREN OP ZIJN BENEN
Het Vlaamse paard en het Belgische trekpaard lijken weinig op mekaar, al wegen ze beiden tussen de 850 en de 1000 kilogram. De Vlaming is echter bijzonder groot met een stokmaat tot over de 1,80 meter (gemeten op schofthoogte) en gelijkt inderdaad op de Flander van de oude gravures. Het Belgisch trekpaard moet algauw twintig centimeter in gestalte toegeven, en is zwaar en op massa gekweekt. Vandaar dat de fokkers op tentoonstellingen hun paarden op basis van hun achterste laten schouwen. Paardonwaardig, volgens sommigen, omdat het overeenstemt met de manier van koeienkeuren.
Het Vlaamse paard is voskleurig, met bleke tot witte manen en staart en zou waarschijnlijk van zijn sierlijkheid verliezen in een andere kleur. De meeste Belgen daarentegen zijn bruinschimmels, maar de Vereniging tot het Bevorderen van het Belgisch Trekpaard – waarin nogal wat Vlaamse industriëlen hun koudbloedliefhebberij koesteren – poogt opnieuw de oude kleuren te fokken: wit, bruin, zwart en vos en de vier afgeleide schimmelkleuren.
Voor de niet deskundige waarnemer valt vooral het verschil in de benen op: zwaar en sterk behaard bij de Belg, slank en droog bij de Vlaming. Het Belgisch trekpaard heeft nog de korte staart, maar nu het kappen ervan niet meer nodig is voor het veldwerk met het kardeel en het dier als brouwerijpaard uitgesloten wordt, raken ook de langstaarten weer in de mode.
Het staat vast dat de Amerikanen in hun Belgian minder vreemd bloed inbrachten dan de Belgen. Die vermengden het Belgische trekpaard met de verwante Franse Boulonnesen en Percherons en sommige andere rassen vermengden. Sommigen beweren dat het Belgisch trekpaard geen Belg meer is. Voor het dagelijks gebruik dient het paard van de Amish alvast beter dan het Belgische. Dat laatste krijgt alleen nog een functie in de recreatie of als publicitaire trekker in een brouwerij, terwijl de Amerikaanse boeren hun paarden nog inschakelen voor het dagelijks veldwerk. Zij kozen voor een lichter en beweeglijker paard, met meer adem en uithoudingsvermogen, en sterker.
Er zijn nog enkele duizenden Belgische trekpaarden te lande. Van de Ardenners lopen er meer rond. Maar dat oude taaie ras lijkt in de loop der jaren, in de niet altijd even zuivere paardenfokkerij, veel van zijn origine te hebben verloren. Er loopt nu zelfs een officieel programma om het Ardense paard te herkweken tot een nieuwsoortig ras, door een kruising met Arabieren.
EEN HERSENSPINSEL VAN FLAMINGANTEN
De Belgische trekpaarden genieten een uitstekende reputatie op internationale tentoonstellingen en keuringen. Daar kan zelfs Mark Renders niet onderuit. Hij geeft ruiterlijk toe: “Wij betwisten het stamboek van het Belgisch trekpaard niet. Wij verwijten niemand het Belgisch paard schoon te vinden. Wij vallen ook niet de kleurenexperimenten van de Vereniging voor de bevordering van het Belgisch Trekpaard aan. Wat wij wel aanklagen, is dat zij de geschiedenis vervalsen. Het Vlaamse paard is de stamvader van het Belgisch trekpaard en niet omgekeerd. Wij laten ons niet op onze kop zitten door mensen uit die kringen, die zich het recht toe-eigenen uit te maken wat wij mogen en niet mogen doen.”
De Vlaamse Vereniging van het Vlaamse Paard trok dus onmiddellijk na de ontdekking van het oude Vlaamse ros, in 1993 al, naar het ministerie van Landbouw met de vraag naar erkenning. Een tweede poging verleden jaar, met een beter gestoffeerd dossier, mislukte evenzeer.
Eigenlijk hoeft het ministerie het Vlaamse stamboek niet te erkennen; dat is geen voorwaarde voor overleving. De VPS’ers kunnen rustig in eigen kring hun eigen Vlaamse ras koesteren. Maar ministeriële erkenning ademt iets officieels uit, opent internationale poorten en vooral, het zou een bevestiging zijn van het eigen, maar overal elders in paardenland gecontesteerde gelijk. Daarbovenop komen er wat financiële voordelen bij kijken: nultarief bij invoer, subsidies allerlei, steun aan bedreigde rassen. De Vlaamse paarden missen momenteel de veulenpremies (geboortepremies) van de Vlaamse overheid, die de Vlaamse Fokkers van het Belgisch Trekpaard, een inderhaast met dit doel in het leven geroepen afdeling van de nationale Koninklijke Vereniging, wél binnenrijven.
Op de landbouwdagen in Libramont in 1995 sneerde een hoog ambtenaar van Landbouw nog naar de mensen van het Vlaamse stamboek dat zij nooit op een erkenning moeten rekenen, want dat het Vlaamse paard een hersenspinsel van flaminganten is. Zijn minister Karel Pinxten (CVP) formuleert hetzelfde, maar diplomatischer in zijn antwoord op een parlementaire vraag van Volksunie-senator Chris Vandenbroeke in november verleden jaar. Dat de senator van Waregem is, de stad van Waregem Koerse die het peterschap over het Vlaamse paard aannam, zal niet vreemd zijn aan zijn bezorgdheid. De minister van Landbouw schrijft: “Tot bij de oprichting van het stamboek van het Belgische Trekpaard vonden mijn diensten geen aanwijzingen noch officiële documenten die aantonen dat de Vlaamse paarden zich als een ras hebben onderscheiden van de andere trekpaarden. De verwijzing naar de rol die de Vlaamse paardenfokkers (van de Denderstreek) in de opbouw van het Belgisch trekpaard hebben gespeeld, bewijst nog niet het werkelijke bestaan van een Vlaams paardenras omdat hun paarden, bij afwezigheid van enige registratie, van allerlei herkomst konden zijn.”
WAT NIET BESTAAT, IS NIET BEDREIGD
Dit betekent niet dat de overheid het teruggekeerde Vlaamse paard buiten de stal wil houden. De vereniging van Talpe en Renders kunnen een stamboekerkenning krijgen als zij hun paarden Belgians blijven noemen, en misschien kunnen hun nakomelingen ooit wel eens Vlaams Paard heten. Een Vlaams stamboek kan nu niet, zoals Pinxten op de parlementaire vraag antwoordde. “Volgens de bestaande regels en afspraken onder stamboeken zijn de trekpaarden, waarvan de afstamming gecertificeerd is door het Belgian Draft Horse Corporation, van het Belgian Draft Horse-ras en dus geen Vlaamse paarden. De uit de Verenigde Staten ingevoerde ingeschreven trekpaarden kunnen niet als Vlaamse paarden worden erkend omdat het paarden zijn van het Belgian Draft Horse-ras. Een internationaal bekend en gevestigd paardenras mag niet ineens onder een andere rasbenaming erkend worden.”
Als Mark Renders zou kunnen aantonen dat in de bloedlijn van elk uit de Verenigde Staten geïmporteerd paard tot voor 1886, zo’n twintig paardengeneraties geleden, alleen maar Vlaamse paarden voorkomen, ziet het dossier er helemaal anders uit. De secretaris van het Vlaamse stamboek houdt dat al lang voor bewezen, op basis van zijn Wasbach-stamboeken. Maar geen kat in Belgisch paardenland wil het aannemen: het Vlaamse paard is geen ander ras, het is een tamelijk oorspronkelijke vorm van het Belgisch trekpaard.
In haar betere dagen neigt de Koninklijke Maatschappij Het Belgisch Trekpaard naar verzoening. Het is namelijk niet wenselijk dat de fokkerij versnippert: eventueel kan ze het Vlaamse paard in een subsectie van het Belgisch stamboek opnemen – maar alleen als Belgian natuurlijk. Renders niet gezien: “Wij laten na 110 jaar ballingschap ons cultureel historisch erfgoed niet opnieuw verkwanselen voor een zilverling. Ze kunnen onze erkenning uitstellen, maar wij worden sterker en sterker. Steeds meer mensen zijn door het Vlaamse paard geboeid en de bewijzen dat de Belgian de afstammeling is van het Vlaamse paard stapelen zich op.”
Waarom wordt het Vlaamse Paard niet opgenomen in de inventaris van de bedreigde rassen, wilde senator Vandenbroeke nog weten van de landbouwminister. Karel Pinxten antwoordde voor zijn doen gevat: “Aangezien het Vlaamse paard niet meer bestaat, kan het ook niet meer gered worden. Indien echter de Belgian wordt bedoeld, dan kan men stellen dat dit paard geenszins in zijn bestaan wordt bedreigd aangezien het alleen in de Verenigde Staten al een effectief telt dat een veelvoud is van wat men aan Belgische trekpaardvariëteiten op het Europees continent aantreft.”
EEN KOLOS MET EEN GOED KARAKTER
Is dat alles niet veel gehinnik om iets dat zijn economisch nut verloren heeft? Alleen in de bosontginning speelt het trekpaard nog een rol: het sleept omgehakte bomen weg waar de tractoren niet bij kunnen. En voor de rest? De garnalenvissers te paard van Oostduinkerke zijn folklore. Echte commerciële handel op een beetje schaal bestaat niet langer, de fokkerij van het koudbloedpaard berust op pure liefhebberij.
Mark Renders beaamt dat volmondig: “Het paard heeft geen echt economisch nut meer. Maar het is recreatief belangrijk. Zeer veel mensen zijn rechtstreeks of onrechtstreeks met paarden bezig, dat moeten er wel een miljoen zijn. Een koudbloed als het Vlaamse paard is best geschikt voor wie geen te riskante avonturen (meer) waagt. Warmbloeden zitten vaak té hoog in het bloed, te hitsig. Het Vlaamse paard is een veelzijdigheidspaard, de kolos is een fidele en comfortabele wandelaar.”
De Vlaamse stamboekvereniging wil wel eens gaan zweven. Dan droomt ze over echte paardentractie in stads- en dorpskommen, voor de vuilnisophaling bijvoorbeeld. Het kan de druk op het milieu verlichten, alle beetjes helpen. Zelf bouwen de VPS’ers nieuwe landbouwmachines om te ploegen, mest te vervoeren en te spuiten. Op kleine velden zou het paard de structuur van de grond minder verknoeien dan de zware tractor, en de koudbloed is bij het voortdurend draaien veel wendbaarder. Het gaat allemaal niet zo oneconomisch traag als het eruit kan zien. Bovendien is een paard voor zijn onderhoud erg bescheiden.
“Vooral echter is het paard een levend cultureel erfgoed”, betoogt Renders. Maar de Vlaamse regering wil het Vlaamse paard die titel niet gunnen. Het Bestuur van Monumenten en Landschappen is immers nogal eng betrokken bij de Vereniging voor de Bevordering van het Belgisch Trekpaard, waarvan de voormalige Vlaamse regeringsleider Gaston Geens trouwens voorzitter is. Een eigen Vlaams paard, dat kan wel iets zijn voor zijn opvolger Luc Van den Brande.
Het Vlaamse paard uit Amerika, kan het nog gekker?
Guido Despiegelaere