Er worden meer en meer bedrijven overgenomen tegen hoge prijzen. Lange tijd waren de financiële investeerders zeer actief, nu nemen vooral ‘echte’ ondernemingen andere bedrijven over. Wat moeten ze anders met hun geld doen?

In de eerste helft van het jaar werden waanzinnige bedragen neergeteld bij bedrijfsovernames: 25 miljard dollar voor kredietverstrekker Sallie Mae, 29 miljard voor betalingsverwerker First Data, 44 miljard dollar voor het Texaanse energiebedrijf TXU. De kopers waren keer op keer opkoopfondsen, financiële investeerders of in het jargon private equity-groepen, die vaak de handen in elkaar sloegen om toe te slaan. TXU, bijvoorbeeld, werd overgenomen door de opkoper Kohlberg Kravis Roberts & Co (KKR) en het investeringsfonds TPG. Samen zochten ze daarvoor geld bij andere financiële partijen, zoals zakenbanken.

Aan de overnamedrift van opkoopfondsen is sinds midden dit jaar een eind gekomen. De oorzaak daarvan is de kredietcrisis, waarbij heel wat leningen in de VS niet terugbetaald kunnen worden. Dat leidt wereldwijd tot grote schokken in de financiële sector, zodat niemand nog enthousiast is om gigantische leningen te verstrekken voor risicovolle projecten. Het gevolg daarvan is dat die opkoopfondsen hun financiering voor overnames niet meer rond krijgen, zoals KKR voor TXU.

Toch werden er de jongste maanden nog grote bedrijven overgenomen. Sinds de zomer gebeurt dat niet zozeer in de Verenigde Staten maar vooral in Europa, en zijn het niet langer financiële investeerders die op jacht zijn maar nemen ‘echte’ bedrijven hun concurrenten over. In mei werd bijvoorbeeld de bank ABNAmro voor 72,3 miljard euro overgenomen door het bankenconsortium Fortis, Royal Bank of Scotland en Santander.

De ‘gewone’ bedrijven zijn in het gat gedoken dat de opkoopfondsen hebben moeten laten vallen. En veel ondernemingen hebben er ook het geld voor: de jongste jaren hebben ze flink winst gemaakt en hebben ze een mooi spaarpotje opgebouwd. Het management weet dat het dan beter kan investeren, anders kloppen de aandeelhouders op de deur om hun deel op te souperen. Of lokken ze een opkoopfonds, dat een goed gevulde spaarpot altijd als een extra reden beschouwt om het bedrijf over te nemen.

Wat ook opvalt, is dat de ‘echte’ bedrijven enkele trucs van de opkoopfondsen hebben overgenomen. Vroeger werd een bedrijf door een ander bedrijf meestal met instemming van het management overgenomen, maar steeds vaker is er sprake van een ongewenste, vijandige overname. Voor de verkopende aandeelhouders telt nu het brute geld, zoals bij ABNAmro. En vaak splitst een opkoopfonds de prooi na een overname, en verkoopt die brokken dan onder verschillende geïnteresseerden, omdat ze zo het meeste winst kunnen boeken. Dat doen die bedrijven nu ook. ABNAmro wordt gesplitst en verdeeld. De Deense brouwer Carlsberg probeert Scottish & Newcastle over te nemen en heeft al laten weten dat hij het daarna wil opdelen.

Zijn die overnames uiteindelijk lonend? Dat valt lelijk tegen. Uit onderzoek van de Boston Consulting Group blijkt dat amper 56 procent van alle overnames en fusies tussen 1992 en 2006 economisch zinvol waren. De koersen zakken, financiële ratio’s boeren achteruit, de verhoopte synergieën blijken luchtspiegelingen. Heel wat werknemers worden bedankt en wie mag blijven, krijgt nieuwe bazen en dus nieuwe wetten. Vaak blijken de aandeelhouders die verkochten de enige winnaars. Waarom er dan toch zoveel wordt overgenomen? Omdat er veel geld beschikbaar is, en omdat iedereen het doet. Kuddegeest is de top van het bedrijfsleven niet vreemd.

door Ewald Pironet

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content