Hubert Van Humbeeck

Jean-Marie Le Pen maakte de uitdaging ten slotte niet waar. Jacques Chirac kreeg met ruim 80 procent van de stemmen het plebisciet dat hij nodig had. Frankrijk kan met een gerust gemoed naar de parlementsverkiezingen. Zolang het niet vergeet dat op 21 april bijna 20 procent van de kiezers voor extreem-rechts heeft gestemd.

De leukste was toch ‘Le Pen, ce n’est pas gay’ ? van de homobeweging. In een sfeer die soms een beetje aan carnaval deed denken, stapten anderhalf miljoen mensen op 1 mei door de centra van talloze Franse steden. Allemaal met hun toeters en bellen, hun slogans en getooid in de rode, witte en blauwe kleuren van de, volgens hen, bedreigde republiek.

De succesrijke en populaire Franse rugbyploeg, de voetbalvedetten Zinédine Zidane en Marcel Desailly, filmster Gérard Depardieu, de grote patrons van het bedrijfsleven, enkele belangrijke winkelketens, de Kerk en de verenigde Franse vrijmetselarij: de mobilisatie tegen het Front National kreeg in de laatste week voor de tweede ronde van de presidentsverkiezingen het karakter van een volksbeweging.

Voor de kandidaat van de democratische rechterzijde, uittredend president Jacques Chirac, was het daarbij de hele tijd omzichtig dansen op twee benen. Hij was vrijwel zeker van zijn herverkiezing, maar er moest toch nog campagne worden gevoerd. Bovendien was de toon waarop dat gebeurde niet zonder belang. Chirac kreeg voor de tweede ronde dan wel de steun van de hele linkerzijde, maar dat kon tenslotte ook tegen hem werken.

Er was daarom geen sprake van dat hij in zijn programma naar links zou opschuiven. Dat zou met het oog op de parlementsverkiezingen van begin juni namelijk verkeerd uitgelegd kunnen worden. Het kwam er voor de president op aan om afstand te bewaren: in het vuur van de voorbije weken zou de argeloze kiezer kunnen denken dat het ook bij de législatives om Le Pen tegen de rest gaat ? en dat kan niet de bedoeling zijn. Democratisch rechts probeerde de stemmen voor Le Pen daarom zoveel mogelijk te interpreteren als een afwijzing van de politiek die door de regering van Lionel Jospin werd gevoerd. ‘Veiligheid’, zei de vooraanstaande chiraquien Nicolas Sarkozy, ‘is geen kwestie van links of van rechts: het komt erop aan iets te doen. Het is een kwestie van actie.’

DE BOER OP

Wat de houding betreft die hij tegenover extreem-rechts heeft aangenomen, heeft Jacques Chirac overigens van niemand lessen te ontvangen. Hij en Le Pen zijn niet zomaar aartsvijanden. Hij deed ook in het verleden nooit zaken met het Front National, ook al kwam dat hem op een bepaald ogenblik politiek slecht uit. Dat Chirac het klassieke televisiedebat tussen de kandidaten van de tweede ronde weigerde, was in dat opzicht een logische beslissing. ‘Geconfronteerd met zoveel onverdraagzaamheid en haat is er geen debat mogelijk’, zei hij. Er zijn er in Vlaanderen die zich zo’n uitspraak in de oren mogen knopen.

Het resultaat dat Jean-Marie Le Pen in de eerste ronde behaalde, was op zichzelf ook onwaarschijnlijk. Het Front National viel met de dissidentie van Bruno Mégret en de zijnen enkele jaren geleden zo goed als uit elkaar. Le Pen zag zijn hele kader weglopen, zijn netwerk viel weg. Zijn campagne was als gevolg daarvan eigenlijk ook een puinhoop. Hij maakte wel de juiste keuze, toen hij besloot geen geld en energie te besteden aan de heropbouw van lokale organisaties, maar om alles opzij te zetten voor de verkiezingscampagne.

Dat Le Pen in die omstandigheden toch dit resultaat behaalde, wijst erop dat er zich in Frankrijk dezelfde kloof aftekent als degene die wij in Vlaanderen nu al een jaar of tien kennen: veel mensen voelen zich al dan niet terecht in de steek gelaten, ze kunnen niet mee. Ook al is dat misschien niet het geval, toch hebben ze de indruk dat er niets voor hen wordt gedaan. Een linkse militant zei het, na de voor zijn partij desastreus geëindigde eerste ronde zo: ‘Il faut qu’on sorte de la vie Parisienne.’ Of: we moeten weer de boer op.

Misschien ook daarom ging de aandacht in de voorbije twee weken toch vooral naar het voorbereiden van de, belangrijke, parlementsverkiezingen die op 9 en 16 juni worden gehouden. Ze moeten Chirac de kans geven om de blunder te herstellen die hij in 1997 heeft gemaakt. Hij ontbond toen, zegezeker, een rechtse Assemblée, die na verkiezingen met een linkse meerderheid terug kwam. Hij werd ervoor gestraft met vijf jaar cohabitation: hij moest als president vijf jaar verder met een linkse regering en met Lionel Jospin in de stoel van eerste minister. Het wou zoveel zeggen als dat hij politiek eigenlijk vrede moest nemen met een tweederangsrol.

Chirac werkt al een tijd in stilte aan een grote verzameling van alle rechtse, democratische krachten in de Franse politiek om er een stevige formatie voor de toekomst van te maken. Het voorbeeld is de succesrijke Partido Popular van Jose Maria Aznar in Spanje. Dichter bij ons probeert Louis Michel in Franstalig België met zijn Mouvement Réformateur trouwens hetzelfde te doen. Maar ook de ‘grote volkspartij’ van Karel De Gucht gaat in die richting.

Het komt er voor de president en zijn ploeg nu eerst op aan om te vermijden dat er bij de parlementsverkiezingen, als gevolg van de versnippering van krachten, te veel stemmen verloren gaan. De omgeving van Chirac vreest namelijk dat er zich straks een parlement aandient met niet alleen sterke fracties van de klassieke linker- en rechterzijde, maar ook met een stevig extreem-rechts blok. Omdat geen van de andere twee daarmee zal willen samenwerken, zou dat tot een machteloos parlement leiden en een situatie die nog complexer is dan een cohabitation.

JONGEREN MOETEN STEMMEN

Het project is in handen van Alain Juppé, de burgemeester van Bordeaux die tussen 1995 en 1997 ook eerste minister was onder Chirac. Niet iedereen ter rechterzijde is even gelukkig met het initiatief. De verslagen presidentskandidaten François Bayrou en Alain Madelin van de centrum-rechtse partijen UDF en Démocratie Libérale, bijvoorbeeld, doen nog altijd verontwaardigd over de niet bijzonder elegante manier waarop Chirac hen wil opslorpen, maar ze zien hun troepen elke dag slinken. Het lijdt geen twijfel dat ze zich bij het onvermijdelijke zullen moeten neerleggen: als het niet met hen gebeurt, dan tegen hen.

Die Union pour la Majorité Présidentielle, waaraan Juppé sleutelt, moet ergens in het najaar tot een echte partij worden omgebouwd. Een moderne, slagvaardige partij, zoals dat heet. Wat dat is, blijft overigens onduidelijk. Het Front National of Lutte Ouvrière van de trotskiste Arlette Laguiller kunnen bezwaarlijk ‘moderne’ partijen worden genoemd, terwijl ze bij de verkiezingen toch een sterke beurt maakten. Het is hetzelfde verhaal als in Vlaanderen. Het Vlaams Blok deed in de afgelopen tien jaar op de meest klassieke manier aan politiek, maar ging electoraal toch met sprongen vooruit. Misschien ook daarom waarschuwt Juppé voor het ongeduld van de kiezer, tegenover wat hij als de onmacht en het gebrek aan efficiëntie van de zogenaamde klassieke partijen beschouwt.

Toch lijkt er door de score die Jean-Marie Le Pen op 21 april behaalde een snaar te zijn geraakt: het ging in Frankrijk tussen de twee ronden voor de presidentsverkiezingen eindelijk weer om politiek. Veel Fransen zijn de voorbije twee weken opnieuw burger geworden. Een beetje beschaamd ook, omdat ze het ondenkbare lieten gebeuren. Ze trokken daarom de straat op, zowaar om tegen een democratische verkiezingsuitslag te manifesteren. ‘Jongeren moeten niet betogen’, fulmineerde Alain Juppé in dat verband. ‘Ze moeten gaan stemmen. Over de democratie wordt er in het stemhokje beslist.’ Voor één keer was er ter linkerzijde niemand die hem tegensprak.

Hubert van Humbeeck

De mobilisatie tegen Le Pen kreeg het karakter van een volksbeweging.

Veel Fransen zijn de voorbije twee weken weer burger geworden.

‘Jongeren moeten niet betogen, ze moeten gaan stemmen.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content