En een knuffel van de directrice

'Een kindje van drie jaar op internaat sturen, doe je als ouder echt niet zomaar.'

Steeds meer ouders hebben – om diverse redenen – behoefte aan hulp bij het opvoeden van hun kinderen. De internaten hebben dat ‘gat in de markt’ ontdekt en trekken de laatste jaren weer meer jongeren en zelfs kleuters aan.

Het is opvallend stil in de tv-kamer van Onze-Lieve-Vrouw-Presentatie in Ledeberg. Het internaat biedt onderdak aan kinderen uit de lagere school en het secundair, maar het telt ook 19 kleuters onder zijn 130 internen. De televisie staat aan, maar de meeste kleutertjes zijn al ingedommeld. Het is maandagnamiddag, halfvijf. Voor de kleuters het lastigste moment van de week, zegt verzorgster Gretel. ‘Het is voor zo’n kleintje altijd weer aanpassen na een weekend. Na school spelen ze nog een uurtje buiten en daarna krijgen ze een vieruurtje. Tegen dan zijn ze meestal op. De volgende dagen gaat het wat beter.’

De slaapkamers van het kleuterinternaat zijn voorzien van stapelbedjes. Elk kindje heeft ook een eigen kast en vuilewasmand, met zijn of haar foto. In de badkamer hangen wastafels van verschillende grootte. In de kamer van de opvoedster, centraal gelegen tussen de kleuterslaapzaaltjes, staan de medicijnen van de kleintjes. Onder meer enkele doosjes rilatine, een medicijn voor kinderen met ADHD.

‘Een kindje van drie jaar op internaat sturen, doe je als ouder echt niet zomaar’, stelt directrice Nicole Vande Putte. ‘Het gaat hier meestal om moeilijke of schrijnende thuissituaties, waardoor het zelfs voor een kind van drie beter is om hier te zijn. Vaak is een van de ouders overleden, zwaar ziek of alleenstaand. Of weten de ouders zich geen raad met de opvoeding van hun kind. Dan komen ze bij ons.’

Het aantal kleuters op internaat gaat in stijgende lijn. In het vrije (lees: katholieke) net waren er in 2004 nog 38, in 2010 zijn dat er al 56. In het gemeenschapsonderwijs (GO!) zaten er 56 kleuters in 2004 en 88 in 2010. In totaal zaten er vorig schooljaar dus 144 Vlaamse kleuters op internaat. Ook steeds meer leerlingen uit de lagere school en de humaniora komen op internaten terecht. Op 1 februari 2010, de meest recente officiële telling, waren er in het vrij onderwijs 8472 internen. In 2001 waren er dat nog 7701. Voor het gemeenschapsonderwijs zijn dat er 3716 in 2001 en 4149 in 2010.

Strenge nonnen

De kostschool was lange tijd synoniem met katholiek en elitair. Pas laat in de jaren vijftig van de vorige eeuw, met het Schoolpact, kwam de democratisering van het onderwijs op gang, waardoor het aantal rijksinternaten gevoelig toenam. In 1963 waren er 25 rijksinternaten, in 1980 al 91. Ter vergelijking; in het vrije net waren het er toen meer dan 200.

In de jaren tachtig begon het bergaf te gaan met de internaten. Door de crisis verloren veel mensen, vooral vrouwen, hun baan en hadden ze plots wel tijd om zich met de opvoeding van de kinderen bezig te houden. Maar ook de tijdsgeest zat tegen, legt Anja Dingenen van de Dienst Internaten van het VSKO (Vlaams Secretariaat van het Katholiek Onderwijs) uit. ‘Men vond het in die jaren not done om kinderen niet zelf op te voeden. Een kind op internaat wegstoppen was onverantwoord.’

Internaten riepen het beeld op van donkere instellingen waar strenge paters, nonnen of opvoeders de scepter zwaaiden. ‘In de katholieke kostscholen speelde bovendien ook een financiële reden’, legt Dingenen uit. ‘Heel wat congregaties sloten noodgedwongen hun internaten bij gebrek aan middelen. Doordat ze steeds minder religieuzen hadden, moesten ze leken in dienst nemen én betalen. Tegelijk was er nood aan investeringen in vaak oude gebouwen.’

Maar ook de rijksinternaten kregen het moeilijk door het dalende aantal leerlingen, stelt An Van den Driessche, communicatieverantwoordelijke bij GO!. ‘Vroeger waren de internen vooral kinderen van wie de ouders een zelfstandige activiteit uitoefenden of voor wie de afstand tot de school van hun keuze te groot was om dagelijks af te leggen. Goede middelbare scholen waren schaars en een reisafstand van pakweg dertig kilometer was praktisch onoverbrugbaar op een dag. Maar later kwamen er steeds meer goede scholen bij en viel de geografische reden om op internaat te gaan weg.’

De kostscholen waren niet langer aantrekkelijk. Dingenen: ‘In de jaren tachtig hadden ze eigenlijk vooral een hotelfunctie. Eten en drinken geven en zorgen dat de kinderen stil waren om te studeren. Niet omdat de directies het zo wilden, maar omdat het niet anders kon. Voldoende pedagogische omkadering en een duidelijk concept waren er niet.’

In de eerste jaren van deze eeuw keerde de trend opnieuw, zowel in het vrije net als in het GO!. Ouders hebben steeds meer behoefte aan hulp bij de opvoeding van hun kinderen. Internaten ontdekten het gat in de markt. ‘Ouders raken er vaak zelf niet meer uit’, stelt Jan Willems, directeur van de Dienst Internaten van het VSKO. ‘Ze hebben niet altijd de tijd, weten niet altijd de juiste weg en zitten bijgevolg met een hele hoop twijfels. Soms ontspoort het met die kinderen ook volledig. Wat je vandaag ook vaak ziet, is dat ouders de vriend willen zijn van hun kinderen. Daar willen wij compleet tegen ingaan. Bij opvoeden moet er warmte zijn, maar zeker ook enige afstand en duidelijke afspraken tussen opvoeder en kind. De combinatie van structuur en warmte is cruciaal. Ontbreekt een van de twee, dan loopt het mis. En dat is net wat internaten bieden: structuur en warmte.’

Open deur

Onze-Lieve-Vrouw-Presentatie in Ledeberg is zo’n internaat met een warme sfeer. Daar kijkt directrice Nicole Vande Putte streng op toe. Leerlingen lopen haar bureau in en uit en krijgen allemaal een bemoedigend woord of een knuffel. ‘Ik geef zeker honderd knuffels per dag. Dat vind ik ook belangrijk’, glimlacht ze. ‘Een kind moet hier een thuis vinden, een warme sfeer. Sommige internaten hebben meer weg van een gevangenis. Hier is alles veel opener. Ouders wier kind jarig is, mogen ook gerust goeiedag komen zeggen. De deur staat hier open.’

Ledeberg is een van de meest familiale en tegelijkertijd een van de strengste internaten. Gsm’s bijvoorbeeld zijn verboden. ‘Ik neem er nog dagelijks in beslag’, zegt de directrice. ‘Vanaf het vierde middelbaar mogen ze een gsm mee hebben, maar ze mogen hem hier niet gebruiken. Het gaat vooral om het principe dat kinderen moeten leren correct om te gaan met die communicatiemiddelen. Ouders die naar hun kinderen willen bellen, kunnen dat elk moment via de gsm van school. Omgekeerd kan ook. Een eigen gsm is meestal maar een gadget.’

Niet dat de nieuwe media voor Onze-Lieve-Vrouw-Presentatie uit den boze zijn. Ook in het internaat zijn er computers met internet, maar de kinderen moeten er wel voor naar een computerklas. ‘De leerlingen hebben het internet vaak nodig voor schoolwerk. Maar de vraag is: hoe vermijd je misbruik? Hoe leer je hen op een verantwoorde manier met internet om te gaan? Daarom hebben we beslist om enkel in de computerklas verbindingen te leggen. De internen brengen een laptop mee en werken in hun kamer aan hun taak. Daarna komen ze naar de computerklas om het door te sturen. Hetzelfde met mails. Die worden geschreven op de kamer en dan in de klas doorgestuurd. Alles draait rond verantwoord gebruik. Dat is volgens ons een belangrijk onderdeel van opvoeden: hen bewust leren omgaan met dingen. Ouders hebben daar thuis zelf soms de tijd of de energie niet voor.’

Hulp bij het opvoeden, dat is dus waar het bij de internaten allemaal om draait. ‘Partner in opvoeding’ staat dan ook te lezen boven de toegangsdeur van het internaat in Ledeberg. Directrice Vande Putte: ‘De thuissituaties van onze internen zijn heel divers, maar alle hebben ze één ding gemeen: ze hebben ouders die structuur willen voor hun kind. Kunnen ze die niet zelf bieden, om welke reden dan ook, dan komen ze hierheen. Onze ouders worden soms nog altijd scheef bekeken: ‘je steekt je kind weg’. Dat soort stigma. Maar iedereen moet zich de vraag stellen: wie handelt het best? Ouders die de opvoeding van hun kind niet aankunnen en niets ondernemen? Of ouders die voor zichzelf kunnen toegeven dat het niet gaat en dus hulp zoeken? Ouders die hun kind op internaat sturen, zijn net ouders die wel erg betrokken zijn bij hun kind.’

De kinderen in haar internaat zijn volgens directrice Vande Putte grosso modo onder te verdelen in twee groepen: kinderen van zelfstandigen en kinderen van andere dan ‘klassieke’ gezinnen. Die tweede groep wordt steeds groter. Opvallend is ook dat bij ongeveer tien procent van de internen in Ledeberg de papa of mama is overleden.

Keuze van het kind

In heel Vlaanderen is de samenstelling van de internaatpopulatie sterk veranderd de laatste tien jaar. Nu neemt vooral de groep kinderen uit probleemgezinnen en eenoudergezinnen sterk toe. Uit een enquête uit 2008 blijkt dat een op de drie internen in het vrije net uit een nieuw samengesteld gezin, eenoudergezin of pleeggezin komt.

Ook het aantal geplaatste kinderen, zowel door de jeugdrechtbank als door de comités voor bijzondere jeugdzorg, gaat steil omhoog. In het vrije net gaat het om drie procent. In het gemeenschapsonderwijs zijn dat er nog veel meer.

‘Wij hebben verschillende soorten internaten’, legt GO!-woordvoerster Van den Driessche uit. ‘Internaten voor gewoon onderwijs en internaten en opvangcentra voor buitengewoon onderwijs. In de eerste groep is 13 procent van de leerlingen geplaatst. In het buitengewoon onderwijs is dat 38 procent. Dat is heel veel. We hebben al aan de overheid gevraagd om meer middelen voor omkadering te krijgen.’

Tegelijkertijd stijgt ook het aantal kinderen met gedragsproblemen en leerstoornissen in de internaten. Van den Driessche: ‘De laatste tien jaar merken we in onze internaten een aanzienlijke stijging van het aantal leerlingen met een autismespectrumstoornis en leerlingen met gedrags- en emotionele problemen. Beide categorieën samen maken 30 tot 50 procent van de populatie uit in de internaten voor buitengewoon onderwijs. Dat heeft te maken met het feit dat de diagnoses nu veel sneller gesteld worden, waardoor die kinderen sneller in het buitengewoon onderwijs terechtkomen.’

Een kind inschrijven op internaat duurt al gauw enkele uren. ‘We moeten zeker weten dat er goede redenen voor zijn’, stelt directrice Vande Putte onomwonden. ‘Ook de kinderen moeten het zelf willen. We schrijven nooit in zonder de kinderen gezien en gehoord te hebben. Als een kind van 7 zegt dat het niet op internaat wil, dan luisteren wij vooral naar wat de ouders zeggen. Als het internaat in hun en onze ogen de beste oplossing is voor dat kind, dan komt het op internaat. Maar als een jongere van 17 jaar pertinent zegt dat hij niet wil, en als we merken dat het geen puberaal gedrag is, dan moeten de redenen van de ouders al heel goed zijn vooraleer we hem inschrijven.’

Een groot deel van de interne scholieren kiest er trouwens zelf voor om op internaat te gaan. Vande Putte: ‘Kinderen en jongeren zijn zelf op zoek naar structuur, ze voelen intuïtief aan dat ze dat nodig hebben. Niet zo verwonderlijk, kijk naar de wereld. Welke keuzes moet een kind vandaag de dag niet allemaal maken? Vroeger had je een huis, ging je naar school en speelde je met je vriendjes. Alles was eenvoudig. Nu zijn er zo veel mogelijkheden, kansen ook die te grijpen of te missen zijn. Ouders worden bang, de kinderen ook. Zullen ze wel de juiste keuzes maken? Hoe kun je als ouder hen daarbij helpen? Wat doe je beter niet? Die onzekerheid ligt volgens mij aan de basis van de huidige opmars van internaten.’

Op internaat gaan is overigens ook helemaal niet duur. Een kind uit kleuter- of lagere school betaalt in Ledeberg, dat bekend staat als een van de goedkopere internaten, 1940 euro per jaar. Daarin zitten alle maaltijden, activiteiten en uitstapjes. Bovendien is op internaat gaan voor kinderen tot 12 jaar fiscaal aftrekbaar. In het secundair betalen ze 1900 euro per jaar, daarin zitten de activiteiten niet inbegrepen.

Luxepositie

Op vrijdagavond gaan alle internen naar huis, zondagavond mogen ze terugkomen. In Ledeberg zijn dat twee momenten waarop ouders vragen mogen stellen aan het opvoedkundig team. Voor Maria, mama van twee zoontjes (4 en 8 jaar), is dat bijzonder welkom. ‘Het is niet altijd makkelijk als ouder’, zucht ze. ‘Op internaat hebben mijn kindjes een structuur en dat werkt prima. Als ze thuis zijn tijdens het weekend of in een vakantie is het aan ons, de ouders, om die structuur verder te zetten. Maar dat is niet altijd makkelijk. Vooral mijn oudste, die ADHD heeft, is vaak zo onhandelbaar. Mijn man en ik weten ons geen raad. We hebben beiden een zware job. Ik werk als verpleegster in shiften en mijn man is zaakvoerder van een bedrijf en werkt vaak laat. We deden ons best om er zo veel mogelijk te zijn voor de kinderen, maar vooral met onze oudste ging het mis. Het is een kind dat extra aandacht nodig heeft en vooral structuur en wij konden hem dat niet voldoende geven.’

De keuze voor een internaat was wel moeilijk. ‘Je blijft toch met een schuldgevoel zitten. Zouden we niet beter veranderen van job en onze kinderen zelf opvoeden, denk je dan. Maar ook dat is makkelijker gezegd dan gedaan. En om heel eerlijk te zijn, denk ik dat wij hen nooit zo goed zouden kunnen begeleiden en opvoeden als op het internaat.’

Daar is directrice Vande Putte het mee eens. ‘In de meeste gevallen is dat ook zo. Wij zitten op het internaat in een luxepositie. Wie thuis een kind opvoedt, doet wat hij kan maar wordt heel vaak gestoord. Je bent aan het lezen met je kind en plots gaat de telefoon. Je kind wil rekensommetjes maken, maar jij moet eten maken. Hier op het internaat heeft iedereen zijn taak. Er zijn mensen die eten maken, er zijn mensen die de telefoon opnemen. En er zijn mensen die zich fulltime met de kinderen bezighouden zonder gestoord te worden. Dat is volgens mij de reden waarom wij met veel van die kinderen zulke goede resultaten boeken.’

DOOR CATHY GALLE / foto’s Nele Van Canneyt

‘Kinderen en jongeren zijn zelf op zoek naar structuur, ze voelen intuïtief aan dat ze dat nodig hebben.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content