De neergang van de Amerikaanse economie duwt de koers van de dollar steeds verder omlaag, en dat heeft zware gevolgen voor de wereldeconomie. Europese politici en centrale bankiers zien met lede ogen aan hoe de conjuncturele vooruitzichten almaar somberder worden. De vraag is: blijven de Verenigde Staten dé economische wereldmacht, of zal China hun rol overnemen?
© Der Spiegel/Vertaling Ingrid Van Daele
Vier cent kost het om een dollarbiljet te produceren. Dat is heel weinig, als je weet dat dit groenbedrukte bankje al wekenlang de wereldeconomie beroert. ‘We zijn de pijngrens voorbij’, meldde Airbustopman Thomas Enders vorige week aan zijn personeel. De dollarkoers had hij in een curve tegen de wand geprojecteerd: de daling was beangstigend. Sinds begin dit jaar verloor de Amerikaanse munt al 13 procent van zijn waarde. In dezelfde mate steeg de koers van de euro. Vorige vrijdag piekte hij zelfs tot de magische grens van 1,50 dollar.
‘Het tempo waarin de Amerikaanse munteenheid verzwakt,’ zegt Enders, ‘laat nauwelijks ruimte om ons aan te passen. Elke cent dat de dollar in waarde zakt, kost Airbus honderd miljoen euro. Dat is levensbedreigend.’ Hoe Airbus daarop zal reageren – of er nog méér dan de nu geplande 10.000 banen zullen moeten sneuvelen, en of er fabrieken gesloten moeten worden – zei hij niet. Precies zoals veel andere politici en economen is Enders ten einde raad. De snelheid waarmee de dollarkoers zakt, is zorgwekkend.
Maar daar houdt het niet op: ook de olieprijs breekt steeds nieuwe records. Elk van deze gegevens afzonderlijk volstaat om de wereldeconomie op de knieën te krijgen. En toch: nu de twee factoren in combinatie voorkomen, blijft de wereldeconomie groeien. Zelfs de beurzen blijven verrassend hoge koersen aanhouden. Maar de angst voor de gevolgen, die onvermijdelijk lijken, neemt toe. De vrees dat de mondiale economische groei eronder zal lijden of zelfs helemaal zal stilvallen, neemt toe.
De hele wereldeconomie is vandaag met de dollar verbonden. De dollar is het belangrijkste betaalmiddel in de wereldwijde handel. Vliegtuigen, olie, staal en de meeste grondstoffen worden verrekend in dollar. Centrale banken leggen een groot deel van hun reserves in dollar aan. Het gevolg is dat de competitiviteit van hele continenten afhangt van de ontwikkeling van deze leidende munteenheid. Het gevaar dreigt, met andere woorden, dat het verval van de Amerikaanse munt de economie wereldwijd in een crisis zal storten.
WANKEL FUNDAMENT
Jarenlang al leven de Amerikanen boven hun stand. Zowel de consumenten die hun huizen, auto’s en andere artikelen kopen op krediet, als de staat die vooral zijn strijd tegen het terrorisme en zijn oorlog in Irak met steeds nieuwe miljardenschulden heeft gefinancierd.
Lange tijd vormde dat geen probleem, omdat de Verenigde Staten een bijna grenzeloos krediet konden genieten in het buitenland. Maar sinds de bel op de vastgoedmarkt gebarsten is, werd duidelijk op welke wankele fundamenten de Amerikaanse groei was gebaseerd. Het vertrouwen is daardoor geschaad en de banken zijn voorzichtiger geworden. Dat maakt het moeilijk voor Amerikaanse consumenten en ondernemingen om geld op te nemen.
Vijanden van het Amerikaanse regime bejubelen deze ontwikkeling. ‘Het rijk van de dollar stort in elkaar’, verkondigde de Venezolaanse president Hugo Chavez vorige week. Maar blijkbaar hebben ze nog niet begrepen dat de uitlopers van de crisis op termijn ook hun land wel eens zouden kunnen aantasten.
De Europeanen hebben dat wel begrepen. De Duitse bondskanselier Angela Merkel waarschuwde al dat de zwakke dollarkoers problematisch kan zijn voor de export. En de Franse president Nicolas Sarkozy, die de Amerikaanse politici ervan verdenkt dat ze hun zwakke munt bewust inzetten ten voordele van de eigen export én om de competitiviteit van de Europeanen te kraken, eiste voor het Amerikaanse Congres dat de Amerikaanse regering zou ingrijpen.
Maar de Amerikaanse president, George W. Bush, liet zich niet imponeren. ‘We willen een sterke dollar, en daar is onze politiek op afgestemd’, zei hij. ‘We geloven in de markt.’
Sommigen zien in de huidige economische toestand in de VS een afspiegeling van Japan, dat in het begin van de jaren 1990 in een meer dan tien jaar durende recessie afgleed. ‘Amerika zal onvermijdelijk nog dieper zinken’, zegt de Amerikaanse econoom Michael Burda van de Humboldtuniversiteit in Berlijn. ‘Het land heeft een zwaar dilemma. Ik verwacht een diepgaande recessie.’
Zo klom de staatsschuld tijdens de ambtsperiode van George W. Bush tot meer dan negen miljard dollar, en toverde de Amerikaanse president het begrotingsoverschot van 236 miljard dollar in 2000 om in een tekort van momenteel bijna 250 miljard dollar. Het tekort op de handelsbalans bedraagt, met zogoed als 760 miljard dollar, meer dan 6,5 procent van het Amerikaanse bruto binnenlands product. ‘Als de crisis nog tot ver in 2008 aansleept,’ zegt Burda, ‘kan ze de omvang aannemen van de crisis uit de jaren 1930.’
De verzwakking van de dollar staat voor veel economen meteen ook symbool voor de val van de economische wereldmacht Amerika. Decennialang waren de Verenigde Staten dé aanjager van de wereldwijde economische groei. Maar mogelijk zal China binnenkort die rol overnemen. Het grootste probleem is de overgangsperiode: de tijd waarin de ene macht wankelt en de andere haar taak nog niet volledig kan vervullen.
De potentiële gevaren zijn immers heel groot. Zelden heersten er zoveel onzekerheden in de internationale muntsystemen. Geen enkele econoom kan vandaag voorspellen of de heerschappij van de dollar ten einde is. En als dat zo zou zijn, weet niemand wat er ná de dollar komt. Kan de versterkte euro diens rol van leidende munt overnemen? Of zullen de euro en de dollar die rol met elkaar delen, tot een Aziatische munt het van beide overneemt?
Dat zou niks ongewoons zijn. Van het Romeinse Rijk tot nu heeft elke tijd zijn dominante munt gehad. De heerschappij van de dollar ving aan op 22 juli 1944 in Bretton Woods, toen de Amerikaanse munt gekoppeld werd aan de goudwaarde. Als munt van de grootste economie werd de dollar wereldwijd de maatstaf. En dat is hij vandaag nog steeds.
GEVEN EN NEMEN
Voor de Amerikanen was het dollarregime aantrekkelijk. Ze konden zoveel groene biljetten drukken als ze maar wilden en ze in het buitenland verkopen, zonder dat ze in eigen land de inflatie zouden aanwakkeren. Zo maakten ze schulden om de Irakcrisis te financieren en om belastingverminderingen te kunnen doorvoeren.
Maar hoe kan zoiets functioneren? Dat werkt alleen omdat er zich een systeem van ‘geven en nemen’ tussen Amerika en het Verre Oosten ontwikkeld heeft. Gigantische geldstromen vloeien sinds jaren vanuit de arme, nieuw geïndustrialiseerde landen richting de Verenigde Staten, het rijkste land van de planeet. Per dag wordt ongeveer twee miljard dollar getransfereerd. Grote hoeveelheden dollars komen vanuit China: de Centrale Bank in Peking heeft dankzij de export enorme deviezenreserves kunnen opstapelen. China beschikt zo maar eventjes over meer dan 1400 miljard dollar, geld dat de Chinezen overwegend in Amerikaanse staatsleningen hebben geïnvesteerd. Dat houdt weinig risico’s in, maar tegelijk biedt het weinig kans op winst. China houdt daarmee de koers van de dollar hoog, en die van de eigen munteenheid laag: goed voor de Chinese export.
‘Dat men tegelijk schulden kan maken, en leningen kan aangaan met een rentevoet van minder dan vijf procent, kan men gerust de grootste free lunch uit de moderne economische geschiedenis noemen’, zegt historicus Niall Ferguson van Harvard University. Azië financiert de consumptieroes van de Amerikanen. In ruil kopen de Amerikanen in Azië goedkope T-shirts, auto’s en flatscreens. Op die manier springen ze wel heel onbesuisd om met hun leidende munt.
De rollen zijn daarmee omgedraaid. Jarenlang waren de Amerikanen de financiers van de wereld. Nu zijn ze de grote schuldenaars. De Aziaten spelen vandaag de bank van Amerika. Het is duidelijk: op termijn móét dat tot problemen leiden. Jarenlang al waarschuwen economen en politici voor een grote explosie. Nu lijkt de tijd daartoe rijp.
PSYCHOLOGISCHE SLAG
Het pact van Amerika met Oost-Azië is aan het wankelen. Nu de dollar almaar verzwakt, is de bereidheid om dollars en leningen te kopen aanzienlijk afgenomen. Het ongeduld wordt steeds groter. Sommige banken in het Verre Oosten zijn begonnen hun reserves in euro om te zetten. De verliezen zijn immers gigantisch. Het dollaraandeel in de wereldwijde muntreserves is gezakt van 80 procent in de jaren 1970 tot ongeveer 65 procent nu. China, Rusland en Maleisië hebben hun munt al gedeeltelijk van de dollar losgekoppeld, en in mei volgde ook Koeweit. Kleine golfstaten zouden het voorbeeld van Koeweit wel eens kunnen volgen. Dat zou de dollar nog een verdere psychologische slag toebrengen – en meteen ook de eens zo trotse economische macht, Amerika.
De koers van de dollar toont immers aan welke richting de economie uitgaat, en dat is sinds jaren niet de ‘goede’ richting. De crisis op de vastgoedmarkt is een rechtstreeks gevolg van de verzwakking van de economie en ondermijnt die op haar beurt nog verder. De Amerikaanse banken – dat wordt nu overduidelijk – hebben de groei van de afgelopen jaren op krediet gekocht. En de terugbetaling daarvan is méér dan onzeker.
Wat staat er te gebeuren? Er zijn verschillende scenario’s mogelijk, ook doemscenario’s. Maar hoe dan ook lijkt China een sleutelrol te zijn toebedeeld. Uitgerekend deze officieel nog steeds communistische staat zal bepalen of het bolwerk van het kapitalisme ten val komt of niet. Want als China ook maar een fractie van zijn dollarreserves op de markt gooit, stort de koers van de dollar in.
Maar daarmee zou China in eigen voet schieten: zijn resterende reserves zouden dan immers amper nog iets waard zijn. En wie zou bovendien de massa’s consumptiegoederen uit de Chinese fabrieken blijven afnemen? De Amerikanen en Chinezen houden hun systeem vandaag in evenwicht. Maar het lijkt nu evenwel op zijn grenzen te stoten. Sinds jaren al oefenen westerse politici druk uit op Chinese leiders om de kunstmatige onderwaardering van hun munt op te geven. Met weinig succes: afgezien van minimale opwaarderingen gebeurde er tot dusver niets.
Sommigen gaan ervan uit dat de politiek van de VS erop gericht is, via een hogere inflatie, de waarde van de dollar te laten zakken en daardoor de schuldenlast bij de Chinezen en bij andere Aziatische landen te verlichten. Op de middellange termijn is daarom een wisselkoers van twee dollar voor één euro niet ondenkbaar.
Het is duidelijk: als de Europeanen de dollar willen ondersteunen, zullen ze zelf het heft in handen moeten nemen, en op de deviezenmarkten dollars moeten kopen en euro’s verkopen. ‘De Europese Centrale Bank moet duidelijk maken dat ze een verdere stijging van de euro niet zal accepteren en mogelijk zal interveniëren’, zeggen economen. Toch is het niet zeker of interventies nu wel zijn aangewezen. Er zijn immers landen genoeg die een ideaal moment afwachten om hun dollarreserves gedeeltelijk in euro’s om te zetten, en dat zou de beoogde stabilisering teniet kunnen doen.
Zelden was de Europese Centrale Bank zo machteloos als nu. Tegen de zwakke dollar kan ze niets beginnen. En ook haar eigen opdracht kan ze niet waarmaken: de waarde van de euro beschermen. Net zoals de politici zal ze hulpeloos moeten toekijken wat er gebeurt. En hopen dat het niet zo erg wordt als velen vrezen.