Dal der Koningen, 26 november. û ‘Kun je iets zien?’ vraagt Lord Carnarvon. ‘Wonderlijke dingen’, zucht Howard Carter.
En gelijk heeft hij. Hij heeft zopas de grootste archeologische vondst ooit gedaan in Egypte, alles bij elkaar 3600 voorwerpen van onschatbare waarde. Het zal tot februari 1923 duren vooraleer alle voorwerpen uit het graf zijn gehaald. Het enige wat dan overblijft, is een enorme kist. Daarin zitten – zoals bij Russische poppen – nieuwe kisten en uiteindelijk een zuiver gouden sarcofaag en de mummie van de jonge farao Toetanchamon.
Naar hem was Carter al jarenlang op zoek. In de buurt waren vroeger al voorwerpen gevonden met de naam van de farao opgeschreven, maar het graf, dat bleef verborgen. Carter was gepassioneerd door Egypte. Hij was schilder, hielp bij opgravingen en leerde zichzelf het Egyptische beeldenschrift.
In 1909 ontmoet hij de schatrijke George Lord Carnarvon. Die brengt, zoals het een welgestelde Brit betaamt, de winter door in Egypte en raakt geïnteresseerd in archeologie. Carter weet hem te overtuigen dat de zoektocht naar Toetanchamon een belangrijke zaak is.
Dertien jaar zal Carter met het geld van Carnarvon in het Dal der Koningen graven. Dan is het adellijke geduld op, net wanneer Carter zijn sponsor meldt dat hij ‘een graf met ongeschonden zegels’ heeft ontdekt. Carnarvon reist naar Egypte en de ontdekking is een feit. Tientallen toeristen stromen toe en bezoeken de opgravingen. Alles wat Egyptisch is, wordt mode.
Dan neemt de mythe het over. Carnarvon sterft plotseling na een muskietenbeet. Nog 21 onderzoekers of bezoekers overlijden, sommigen in verdachte omstandigheden. De – ondertussen vergeten, maar toen immens populaire – gothic-auteur Marie Corelli schrijft in de krant dat de tombe van Toetanchamon beschermd wordt door een vloek. En iedereen gelooft het. De vloek van de farao wordt een bekend thema.
Bekender alleszins dan de farao zelf. Over hem is nog steeds weinig geweten. Hij leefde ergens tussen 1350 en 1320 voor Christus, werd als kind farao en stierf toen hij rond de twintig jaar oud was. Een onbelangrijke farao, beweren sommigen, wat klopt met de afmetingen van zijn graf: vier kleine kamers waarvan drie al geplunderd waren. De vierde bevatte de schatten.
En die maken de vondst spectaculair, samen met de romantische details: een jonge farao, een gouden kist en vooral de vloek. Carter gelooft er niet in. Maar hem treft de zwaarste vloek: zijn collega-egyptologen negeren hem compleet. Hij sterft eenzaam in Londen, 65 jaar oud.
Misjoe Verleyen