Chris De Stoop
Chris De Stoop Chris De Stoop is redacteur van Knack.

In zijn boek “Ik ben makelaar in hasj” werpt Chris De Stoop een blik achter de schermen van een internationale “misdaadonderneming”. Deze week enkele fragmenten over de Antwerpse diamantair, witwasexpert en drugsmakelaar Fouad Abbas.

Hij was met een gouden lepel in de mond geboren, zo was hem heel zijn leven voorgekauwd. Nog leefde hij in weelde. Hij, Fouad Abbas, de zoon van de Parelkoning, was het aan zijn hoge afkomst verplicht, en misschien ook wel aan zijn staat van Europa’s grootste makelaar in hasj. In Londen woonde hij weer in het luxeappartement van York House, waar hij een Saoedische prinses als jaloerse buurvrouw had. Recht tegenover het paleis van Kensington, waar geen eind kwam aan de bloemenhulde voor die andere buurvrouw, de dode prinses Diana. Vanuit het raam zag hij de eekhoorns over de gazons rennen.

Hij was eind 1997 vrijgelaten uit de gevangenis van Brixton, waar hij nog vloeren had moeten schrobben en toiletten schoonmaken. Daarom keek Abbas nu met andere ogen naar de gouden kontsproeier in zijn badkamer. Naar de Italiaanse meubels van Belloni. Het kingsize bed van zijn dikke vrouw Asma. Terwijl hij zienderogen vermagerd was, was zij alleen nog maar zwaarder geworden. Honderd kilo’s hoop en glorie. Nadat ze toverpoeder in zijn ondergoed gestrooid had, nadat ze amuletten aan zijn nek gehangen en geheime rituelen in Mekka uitgevoerd had, dacht ze Abbas definitief in haar klauwen te hebben. Ze voederde hem zoals ze de eekhoorns in Kensington Park voederde.

York House was nu zijn gouden kooi. En zijn Ultieme Verraad.

Toen hij eindelijk nog eens An Deckers opzocht, die samen met hem door het gerecht in Antwerpen vervolgd werd, zei ze wat ze net in de krant had gelezen. “Jij woont in het duurste district van Londen, ik in het armste.” Abbas voelde zich wat onwennig tijdens het bezoek. In het Oosten van Londen waar zij leefde als één van de Eastenders, zo arm als een kerkrat. In een flatje van een sociale woningmaatschappij. Bij Dawn, een alleenstaande moeder van vier kinderen die van een uitkering leefde en toch nog een bed voor An wou vrijmaken. En daarna kon ze onderduiken bij Lyn, een terminale kankerpatiënte, die zij met haar goede zorgen zou bijstaan.

Wat moest hij nog met haar?

Abbas had An al ontdekt toen ze nog een puber was en op de baby’s van zijn bloedbroeder Rashid paste. Hij had haar uit de hof van haar Bomma weggeplukt toen ze negentien was. Ze verfoeide het om al haar vrije tijd tussen de savooien, spruiten en sperziebonen door te brengen. Ze was een meisje zonder afkomst, de dochter van een hovenier, maar Abbas had haar naar de Hoveniersstraat overgeplant, het hartje van de diamantwijk. Hij had haar zijn kennis van robijn, saffier en smaragd bijgebracht. Hij had haar gevormd zoals je een ruwe diamant zaagt, klieft en slijpt. Ze had stijl en klasse gekregen, ze was de Pretty Woman van Antwerpen geworden. Met het geld van de hasjhandel had ze de wereld kunnen afreizen en vijf jaar van de grootste rijkdom genieten.

Zoals haar vriendin in Antwerpen zei: ze was van de eerste verdieping naar de tiende doorgeschoten.

Haar moslimnaam was Almas, diamant in het Arabisch.

Vol wrok en woede zat An toen hij haar eindelijk bezocht, maar nog kon ze het niet uiten. Dus had ze maar een sigaret opgestoken, een joint, en de hasj-rook in zijn richting geblazen. “Zeg maar niets, want jij hebt ons hiermee zo in last gebracht”, zei ze rancuneus. Ze prees zich gelukkig dat ze in haar bitterste momenten toch altijd nog haar joints had kunnen roken. In Antwerpen, als ze langs de dokken naar de Horizon was gereden, haar koffieshop in Bergen-op-Zoom. In Londen met Dawn en andere vrienden. Met Lyn als die het nodig had tegen de pijn in haar buik. An liep nu zelfs mee in betogingen voor de legalisering van hasj.

Een half biljet van honderd

Hadden de kranten gelijk die schreven dat hij een van de grootste breinen van de georganiseerde misdaad ter wereld was? Had hij van dat Vlaamse bakvisje dan een maffiavrouw gemaakt? Ach, georganiseerde misdaad was ook maar mensenwerk. En mensen maken fouten. Hij had haar nooit op die manier in zijn zaken mogen betrekken. Hij had haar zeker nooit zijn narcodollars uit Canada mogen laten overbrengen. Maar hij had het aan een zogenaamde onderzeeër gevraagd – een Antwerpse beroepssmokkelaar die in het geheim diamanten en fondsen transporteerde – en die had het geweigerd!

Het was ramadan 1994. Hij, Fouad Abbas, die meermaals de bedevaart naar Mekka had gedaan en de Koran van achter naar voor kon opzeggen, kon toen toch niet zelf met zakken geld gaan zeulen? Dus had hij An in de frontlinie gestuurd. Hij had haar een half biljet van honderd frank meegegeven. Daarmee moest ze in hotel The Four Seasons in Montreal een vracht geld ophalen en naar Antwerpen smokkelen. Omdat ze nog zo jong was, stuurde hij zijn rechterhand Friedrich Schwartmann met haar mee, al was het maar om te helpen dragen. En een Italiaan van de Calabrese maffia zou nog volgen.

Terwijl Schwartmann in Montreal een kamer in de Shangri-La had, mocht An in het penthouse van Abbas logeren, het fabelachtige, gruwelijk dure dakappartement in de Cour Mont Royal, vol waanzinnige, wanstaltige praal. Vandaar was zij met haar halve bankbiljet naar The Four Seasons gegaan, waar ze naar de kamer van ” Khan” moest vragen, wat zowat de meest courante naam voor Pakistanen was. Zelfs Abbas liet zich in het milieu Khan noemen. Boven wachtten twee zwijgzame vreemdelingen, die haar beleefd koffie aanboden. Ze hadden zelf ook een half biljet van honderd frank bij. Toen de helften in elkaar pasten, gaven ze haar een ontilbaar zware koffer mee. “Zie je, allemaal kleine coupures – typisch straatgeld van junkies en dealers. Voor wel een miljoen Canadese dollar”, meende Schwartmann.

An liet de kleine biljetten in grotere wisselen, zodat het volume meer handelbaar werd. Een eerste partij geld stopte ze in haar grote koffer die in het bagageruim van het vliegtuig ging. Het kwam zonder problemen aan. Bij een volgende vlucht bracht ze nog een tweede som uit Canada mee. En ze wist dan wel dat ze criminele dingen deed, maar het kon haar niet schelen, ze kreeg er een enorme kick van en ze was trots als nooit tevoren.

En dankbaar dat Abbas haar uit de hof van haar Bomma had weggehaald.

Hawala-bankiers in de diamant

Het trucje met het halve biljet had hij overgenomen van de hawala, het ondergrondse banksysteem uit het Oosten, waarmee hij al heel zijn zakenleven gewerkt had. Hawala betekende overdracht. Je kon naar de hawala-bankier in Dubai gaan en vragen om een miljoen roepies in Karachi uit te betalen. Dat kon je dan ginds bij zijn partner ophalen als je een half bankbiljet als bewijs toonde. Als de politie de zwarte agenda van Abbas goed gelezen had, had ze daarin de telefoonnummers van de hawala kunnen vinden. Dat was al één reden waarom de autoriteiten, ondanks de strijd tegen witwassen, nooit greep zouden krijgen op zijn vermogen en dat van andere drugsmakelaars.

De hawala steunde op blind vertrouwen. En dat had Fouad Abbas ook zo gewaardeerd in de Antwerpse diamantwereld: het was een wereld van vertrouwen, net zoals de parelhandel van zijn voorvaders, net zoals het criminele milieu. Een diamantverkoop werd afgesloten door mazal te zeggen, “veel geluk”. Contant geld ging papierloos van hand in hand. Wie zich in de diamant nestelde, viel niet op als hij met grote sommen jongleerde. En omdat door het Antwerpse gedoogbeleid niet of nauwelijks naar zwart geld gekeken werd, had het criminele geld zich er gretig mee vermengd.

Meer zelfs, de diamantairs hadden ook hun eigen hawala. Jarenlang had Abbas zijn geldzaken gedaan via Madame Colette, een van de drie of vier zwarte bankiers van het diamantkwartier. Zij had in hetzelfde gebouw in de Hoveniersstraat een kantoor, waarop niets vermeld stond, en zeker niet dat zij financiële zaken deed. Wel wist iedereen dat zij de codenaam Baraka gebruikte. Als je dringend vijf miljoen frank nodig had, haalde zij dat zo uit de lade. Als je twintig miljoen naar Zwitserland wou overmaken, regelde zij dat met een telefoontje. Nooit werd iets op papier gezet. Baraka werkte in vertrouwen.

Abbas had veel waardering voor Madame Colette. Zij was een dame uit de tijd dat een diamantair nog een Monsieur was. Daarom had het hem zo getroffen wat zij na zijn eerste problemen met Justitie aan de telefoon had gezegd.

“Monsieur Abbas, het was prettig zakendoen met u”, had Madame Colette hem koeltjes gezegd. “Maar wilt u zo goed zijn om mij voortaan niet meer te bellen en mijn telefoonnummer te vernietigen?”

Zelfs de Bank Max Fischer had hem uiteindelijk verklikt toen hij in de knel was geraakt. Maar eerder had de bank, die een cliëntèle van vooral joodse diamantairs had, hem wel bijgestaan om bijna een miljard frank wit te wassen onder de codenaam Joe. Het was normaal dat diamantairs met een fictieve pipo de clown-rekening werkten, zoals dat daar genoemd werd. Maar Abbas had gebruik mogen maken van de specialiteit van het huis: hij mocht zijn geld naar het buitenland overmaken via de rekeningen van Afrikanen. Die “negers” hoefden daar zelf niets van te weten want ze konden toch niet lezen of schrijven, zei de bank.

De Bank Max Fischer was zowat de enige bank in Europa waar CFA’s (de munteenheid van de voormalige Franse kolonies in Afrika) konden worden gewisseld. Honderden Afrikanen kwamen daar op af. De CFA’s werden letterlijk met volle vrachtwagens naar de Nationale Bank in Parijs gevoerd, die er een hoger tarief voor betaalde. Er waren “apporteurs” in dienst, die de Afrikanen moesten aanbrengen – zoals een hond een stok “apporteert”. Zij smokkelden vaak ook goudpoeder en diamanten mee. Terwijl Abbas in de parloir van de bank met veel egards werd geholpen, werden de “negers” in de kelder afgehandeld.

Als Nederland het Europese verdeelcentrum van de drugshandel was geworden, dan was Antwerpen de favoriete witwashaven. Misschien was Abbas toch één keer te overmoedig geworden in het financiële Mekka van de diamantwijk. Dat was bij mister Benny van het deftige beurshuis Corluy. Daar had hij wel tweehonderd miljoen frank versluisd onder de codenaam TGV – want zo supersnel ging dat. Maar enkele keren had hij dat ook onder de naam van Allah gedaan. Was het die godslastering die hem later in moeilijkheden had gebracht?

het belang van de Khyberpas

Hij had het in zijn carrière als hasjmakelaar, woonachtig op de Rubenslei 25 in Antwerpen, nog niet zo slecht gedaan. Hij had uiteindelijk de handel op Europa en Noord-Amerika beheerst. Het was in die tien jaar niet altijd meegevallen, maar alles samen was het toch profijtelijk genoeg geweest om zich geen zorgen meer te moeten maken.

Wat zou hij dus niet trots zijn op een handel in een kwaliteitsproduct waarvan het aanbod zo overvloedig was in het Oosten en waarmee hij in het Westen aan een reële vraag voldeed? Het waren tenslotte de westerse hippies die in de jaren zestig aan de Pakistaanse boeren geleerd hadden om van “Indische hennep” een cash crop te maken. Bussen vol hippies waren door de legendarische Khyberpas getrokken, het Niemandsland tussen Afghanistan en Pakistan. Het was in dat Niemandsland, waar geen staatsgezag bestond, dat Ayub Afridi de onbeperkte mogelijkheden van drugs had ingezien. Ayub Afridi, die een van de inlandse hoofden was en een grandioos paleis liet bouwen, was de hofleverancier van Abbas geworden.

Het grote geluk van Ayub Afridi was dat de Russen in Afghanistan waren binnengevallen. Sindsdien had hij niets meer van de Amerikanen te vrezen gehad, ondanks al hun retoriek over de oorlog tegen drugs, want zij hadden alleen nog oog voor de strijd tegen hun toenmalige erfvijand, de Russen. De Khyberpas werd voor de Amerikanen een logistiek steunpunt om de Afghaanse rebellen van wapens en fondsen te voorzien, en daarom werd de drugshandel oogluikend toegelaten. Ayub Afridi werd zowaar een symbool van het Vrije Westen. “Ik ben jullie poort naar Europa”, zei Abbas toen hij met deze Ayub Afridi aan tafel zat. Hij begreep dat hij met zijn hulp de spil van een grootschalige, wereldwijde hasjhandel kon worden – en dan nog een handel van geostrategische betekenis!

De hasj werd op kamelen naar de kust van de Arabische Zee gebracht en dan op volgestouwde boten via Kaap de Goede Hoop naar Europa verscheept. Daar was de kilo hasj, die maar goed honderd dollar had gekost, ineens twintig keer meer waard in de groothandel en wel vijftig keer meer in de detailhandel. Was dàt niet het ware wonder van de handel?

Slecht van betalen

De dood van de handel was een zakenpartner die slecht van betalen was. En dat waren bijna al zijn Hollandse afnemers uiteindelijk geweest. Klaas Bruinsma, de legendarische Dominee, had Abbas bedrogen. Henk Rommy, de gevreesde Zwarte Cobra, was hem zeventien miljoen gulden schuldig gebleven. En Johan Verhoek, de Hakkelaar, waarmee Abbas een exclusiviteitscontract afsloot, stond nog voor dertig miljoen gulden en tien miljoen Canadese dollar in het krijt.

“Vroeger leefden wij van stelen. Maar we zijn in de hasj gegaan omdat daar minder straf op stond”, had mister Johan – het was zijn medewerker Rashid die hem altijd de Hakkelaar noemde – zelf ooit zonder blozen gezegd.

Abbas en niemand anders had de Hakkelaar zo rijk gemaakt. Alleen al met de hasjschepen Volendam, Aquarius, Lucas en Coral Sea had hij hem vier voltreffers op rij bezorgd, goed voor wel tien miljard frank in de groothandel en een veelvoud daarvan in de kleinhandel.

Maar met al zijn geld had mister Johan plezierjachten, sportwagens en limousines gekocht. Want mister Johan wou zo graag bij de jetset van Marbella horen, waar alle misdadigers goede sier maakten. En als hij niet in Marbella was, woonde hij in zijn luxeappartement in de Residentie Hertogenpark in Antwerpen. Maar Abbas had het niet nodig om zo opzichtig uit te pakken met die protserige en patserige rijkdom. Als Abbas zoveel geld uitgaf, was dat niet uit nutteloze spilzucht maar omdat hij moest leven naar zijn rang.

In zijn riante appartement op de Rubenslei, dat uitzag op het stadspark van Antwerpen, hing nog een staatsieportret van zijn vader Hadji Abbas in vol ornaat, met een mantel van goudbrokaat. Zijn aristocratische vader, die zeven vrouwen had, had in de Golf fortuin gemaakt als parelhandelaar – een handel die abrupt geëindigd was met de uitvinding van de kunstmatige mikimoto-parels in Japan.

Het appartement, waar Abbas de tien jaren van zijn drugsleven had gewoond, was al verlaten sinds 1994. Lakens lagen over de tientallen kristallen vazen van Val Saint-Lambert, het zilveren bestek, de koperen waterpijp. Stof klitte aan de manshoge Ming-vazen in de hall, het marmer van de vloeren en muren, het rode pluche van de salon, de gouden klinken van deuren en kasten. Motten vraten aan zijn tientallen dure pakken die hij door een kleermaker op maat liet maken.

In de badkamer gebruikte niemand nog het grote jacuzzi-bad en de massief gouden, van een ingebouwde thermostaat voorziene kontsproeier. Het had hem enige moeite gekost om aan zijn Antwerpse architect uit te leggen waarom moslims zich niet met wc-papier maar met water moesten reinigen. En Rashid had schamper uitgeroepen: “Alleen al die kontsproeier van u is meer waard dan al wat ik heb!”

Het kindermeisje

Na het hachelijke avontuur met de “gigant”, hun magnum opus, de grootste hasjvracht uit de geschiedenis, had de Hakkelaar nog geprobeerd om hem tot een nieuwe levering te bewegen, maar hij had resoluut geweigerd. Niet alleen omdat hij voor zijn eigen veiligheid vreesde, maar ook omdat hij toen zijn hart gebroken had.

In de zomer van 1992 had hij het negentienjarige kindermeisje van Rashid, An Deckers, tot zijn tweede vrouw genomen. Het huwelijk volgens het islamrecht vond in zijn suite in de Antwerp Tower plaats. Omdat An de volgende weken haar examens moest afleggen, besloten ze om een maand met de huwelijksreis te wachten en het nieuws intussen nog aan niemand te zeggen – en zeker niet aan zijn eerste vrouw Asma!

De volgende weken merkte An dat ze door een onbekende man gevolgd werd als ze naar de universiteit ging. Dat stopte pas toen zij hem achter een hoek opwachtte en dreigde om de politie te roepen. Kort daarna liet Abbas haar achteloos enkele foto’s van haarzelf zien, op straat genomen. Het bleek dat hij haar al een maand liet volgen door een privé-detective. Ontstellend snel werd haar duidelijk dat ze niet het sprookjeshuwelijk had dat ze zich gedroomd had.

Na hun huwelijksreis naar een vijfsterrenhotel aan het meer van Genève keerde Abbas terug naar zijn eerste vrouw Asma, die de zomer in York House in Londen doorbracht, maar hij nam An mee om haar te controleren. Hij stak haar in een appartement in Great Cumberland Place en vroeg de portier om te rapporteren wat ze deed. Zo had zij het zich niet voorgesteld, zei An wenend aan de telefoon tegen een vriendin in Antwerpen. “Hij wil niet dat ik buiten kom. Er zit een traliehek voor het raam. Het is net een gevangenis.”

Zodra Asma hoorde dat Abbas “met een jong ding aan z’n arm” gezien was, vocht ze terug als een gewonde berin. Zij ging naar Mekka, waar ze in het heilige stof blies, de geesten van de zar aanriep, en heel Antwerpen vervloekte.

Makelaar in facturen

In zijn kantoor boven de Antwerpsche Diamantkring had Abbas een wereldkaart aan de muur, zodat hij kon zien waar hij overal aanwezig was. Hij had diamantbureaus in Antwerpen, Genève, Londen, Tel Aviv en Bombay. Hij had een labyrint van offshore-vennootschappen in de beste belastingparadijzen, zoals Liechtenstein, de Kanaaleilanden, de Maagdeneilanden en Panama. Hij had belangen in diamantmijnen in Zuid-Afrika, de Centraal-Afrikaanse Republiek en Guinea. En hij had ruim een dozijn huizen in België, Engeland, Canada en Amerika. Met als kroonstuk de marmeren villa die hij voor 200 miljoen frank in Wilrijk liet bouwen.

Abbas stak toen ook veel drugsgeld in zijn diamanten en kleurstenen, die door koeriers en smokkelaars werden aangevoerd. Zijn brandkoffers bij TTS en zijn bankkluizen puilden uit. Het jaar 1992 sloot TTS af met een balanstotaal van bijna een half miljard frank. Maar dat waren de officiële cijfers en die zaten in de diamantbusiness vol lucht. Zeker de helft van zijn goederen werd in het zwart verhandeld. Veel valse facturen werden aan TTS geleverd door Daniëlle, die in de Antwerpsche Diamantkring de facturenmakelaar van de betere diamantairs was. Zij streek een commissie van gemiddeld één procent op elke factuur op.

In het fiscale gedoogbeleid van de diamantsector kon een met drugsgeld gerunde firma als TTS groot worden zonder dat er ooit controle was. De fictieve papierhandel werd elk jaar klakkeloos goedgekeurd door de boekhouder en de bedrijfsrevisor.

In de herfst van 1995, toen Abbas in Londen moest onderduiken, liet hij zijn advocaat naar het parket in Amsterdam bellen om een deal als kroongetuige te sluiten. In ruil voor zijn verklaringen tegen de Hakkelaar én een boete van 32 miljoen frank, een peulschil voor hem, ging hij volledig vrijuit. Voor Abbas was het een meesterzet: op die manier kon hij het Amsterdamse gerecht, dat de scalp van de Hakkelaar wou, aan zijn kant krijgen, om zo tegelijk een vrijgeleide in Nederland te bekomen én het parket in Antwerpen schaakmat te zetten.

Net in die periode werd An Deckers in Antwerpen aangehouden. Na een bikkelhard verhoor werd zij in een cel in de kazerne van de rijkswacht gestopt. Ze was 23 jaar en vond het de gruwelijkste ervaring van haar leven. Het bed was van beton. Het toilet een gat in de grond. De muren zaten vol uitwerpselen. De hele dag kreeg ze geen eten en geen drinken. Zonder verwarming was het er ijzig koud. Er was maar één vuile deken die ze moest delen met een knettergekke vrouw die de hele nacht lag te krijsen.

’s Anderendaags besloot onderzoeksrechter Ivo Moyersoen om haar onder voorwaarden vrij te laten. Enkele weken eerder had hij een aanhoudingsbevel tegen Abbas uitgeschreven voor witwassen. Van meet af aan werden de Nederlandse onderhandelingen zo doorkruist door het Belgische onderzoek naar Abbas, die in het ene dossier kroongetuige was, in het andere hoofdverdachte. En An Deckers was “medeverdachte” omdat zij in de laatste weken vòòr hun vlucht alle kluizen en rekeningen van Abbas had leeggemaakt. Acht keer was zij met het vliegtuig van Antwerpen naar Londen gevlogen, telkens met diamanten, edelstenen en juwelen, die ze op haar lichaam droeg, in haar handtas of in haar jaszakken.

De aardschok in de diamant

In de Antwerpse diamantwijk zorgde het onderzoek van Moyersoen voor een aardschok. De advocaten van de Hakkelaar hadden de verklaringen van Abbas, waarvan zij een kopie kregen, naar de Belgische autoriteiten gestuurd. Daarin stond onder meer dat Abbas via de Bank Max Fischer ruim achthonderd miljoen had witgewassen en dat hij daarop een commissie van 0,75 procent aan hoofdkassier Hugo Van Dooren had betaald.

Daarop viel Moyersoen met veertig man in de bank binnen. Hugo Van Dooren bevestigde het witwassen, maar ontkende dat hij smeergeld had gekregen. Hij bleek wel een effectenportefeuille van 75 miljoen frank bij de KB Lux in Luxemburg te hebben, maar dat was volgens hem zwarte winst van de handel in goud, dat hij van zijn Afrikanen opkocht en aan het Brusselse wisselkantoor Drogné-Goldwasser doorverkocht.

Terwijl niet alleen Hugo Van Dooren maar ook directeur Fischer, een boegbeeld van de joodse gemeenschap, maanden in de cel zaten, deed onderzoeksrechter Moyersoen begin 1997 de deuren van de bank definitief dicht. De ene na de andere topdiamantair werd opgepakt. Zelfs de Wall Street Journal schreef dat de Antwerpse diamantwereld diep door de misdaad was geïnfiltreerd. Antwerpen, diamantstad, misdaadstad, kon het bloed van Abbas nu wel drinken.

In april 1997 werd Abbas op zijn onderduikadres in Londen op verzoek van de Belgen door Scotland Yard aangehouden. Maar enkele maanden later werd hij weer op borg vrijgelaten, wat een mokerslag was voor het Antwerpse gerecht. Het Amsterdamse parket had op vraag van Abbas in Londen een opzienbarende verklaring neergelegd. Het schokte het Antwerpse gerecht zodanig dat het de volgende maanden alle rechtshulpverzoeken van Amsterdam zelfs boycotte.

De verklaring van Amsterdam, waarvan de advocaat van Abbas het concept mee had opgemaakt, stelde dat hij nu niét meer kon worden vervolgd voor dezelfde zaken waarvoor hij in Nederland al een vrijgeleide had gekregen. De Belgische feiten werden volledig gedekt door hun akkoord met de “kroongetuige”. Zij waren uiterst verbaasd over de vervolging in België, waarvan zij bij de ondertekening van het akkoord zogezegd helemaal niets wisten.

In een cassante reactie sprak het Antwerpse gerecht over een ontoelaatbare inmenging. Hun onderzoek ging immers over àndere feiten (witwassen en niet drugshandel) die in België gepleegd waren en waarvoor uitsluitend de Belgische rechtbanken bevoegd waren. Dat het Amsterdamse parket er wél van wist, bleek uit hun eigen brieven die naar het Antwerpse onderzoek verwezen, en bovendien stond Abbas internationaal gesignaleerd. Nu kon Abbas hen blijkbaar met een vingerknip inschakelen om zijn uitlevering te belemmeren.

De Londense rechter gaf in mei 1998 de Belgen gelijk: zij hadden wel degelijk een zaak tegen Abbas, en dus moest die worden uitgeleverd. Maar Abbas ging in hoger beroep. Later kon hij zelfs nog naar het House of Lords, vooraleer de minister over zijn uitwijzing zou beslissen. Het vorige uitleveringsverzoek door België had in Londen wel acht jaar aangesleept. Zijn breed lachende advocaten verzekerden hem dat hij uiteindelijk toch aan het langste eind zou trekken.

Op de zitting in Londen had Abbas haast een dag lang naar de voorlezing van Rashids verklaringen tégen hem moeten luisteren. En de rechter had uiteindelijk maar één grond weerhouden om Abbas uit te leveren: uitgerekend de getuigenis van Rashid, zijn voormalige vertrouwensman. Een getuigenis die ermee eindigde dat Asma, uit blinde woede om An, haar man zelf bij de autoriteiten zou hebben aangegeven.

De boze geesten

Kort daarop ondernam Asma een expeditie naar Antwerpen, samen met haar kinderen. In het appartement op de Rubenslei deed zij een heilig poeder in enkele spuitbussen. Allen samen besproeiden ze de werktafel, de telefoon en andere toestellen waarmee Abbas zolang zijn misdaadzaken had gedaan. Ze besproeiden het salon, het jacuzzi-bad en het bed waar hij met An in had geleefd. Liters en liters heilig water spoten ze als bezetenen in het rond. En nadat alle djinns bezworen waren, zakte Asma afgemat op haar bidmat neer en prees zij de Barmhartige Erbarmer vanonder haar zijden sluier.

Het was volbracht. De kwade geest van An was uitgebannen en de duivel van de hasjiesj uitgedreven.

Rashid, kroongetuige nr 2

Chris De Stoop, Ik ben makelaar in hasj, De Bezige Bij, Amsterdam, 258 blz., 750 fr.

Chris De Stoop

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content