De Gentse oud-journalist Daniël Vanacker schreef een lijvig boek over de averechtse liberaal Leo Augusteyns en de collaborerende Vlaams-nationalisten van zijn tijd. Waarom was het activisme welhaast onvermijdelijk?

Nog iedere dag snuistert Daniël Vanacker (1951), gepensioneerd journalist van de krant De Gentenaar, in vergeelde papieren. Dat heeft al een aantal vuistdikke boeken opgeleverd. Zijn jongste worp is een tweedelige en rijk geïllustreerde biografie van de Antwerpse sociale liberaal Leo Augusteyns. Vanacker is niet echt de man van het openbare debat, waardoor hij bij het brede publiek onbekend is gebleven. Onterecht. Vanacker schreef meerdere interessante boeken over de samenwerking van een aantal Vlamingen met de Duitse bezetter tijdens de Eerste Wereldoorlog. Waarom beschouwt hij dat zogenaamde activisme als begrijpelijk en bijna onvermijdelijk?

Daniël Vanacker: ‘Aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog zaten veel flaminganten in zak en as. Het parlement had net de algemene dienstplicht en de schoolplicht goedgekeurd. En dat gebeurde zonder voldoende respect voor het Nederlands. Vergeten we niet dat de Franstalige parlementariërs destijds nog steeds de vernederland- sing van Vlaanderen weigerden. Een aantal flaminganten verloor daardoor het vertrouwen in het parlement. En toen de Eerste Wereldoorlog uitbrak, maakten de franskiljons van de omstandigheden misbruik om in Vlaanderen het Nederlands onder de mat te vegen. Vocht België niet schouder aan schouder met de Franse buur? Het bondgenootschap tussen Frankrijk en België hield voor de meeste Franstalige politici het einde van de Vlaamse Beweging in. Enkele Vlaamsgezinde radicalen in Gent en Brussel zagen precies in de Duitse bezetting een alternatief om tegen de bedreigende verfransing in te gaan. Ook in gematigder Vlaamse milieus evolueerden de geesten in de richting van een bestuurlijke scheiding.’

Wat bedoelde men daarmee?

DANIËL VANACKER: Bestuurlijke scheiding was de letterlijke vertaling van het Franse séparation administrative. De meeste flaminganten wisten niet wat daaronder kon worden verstaan. Veel inkt was daarover voor de oorlog niet gevloeid. De concretisering van het begrip was in feite een verdienste van het activisme. De meeste activisten pleitten voor het unionistisch federalisme. Dat werd tijdens de Eerste Wereldoorlog voor het eerst toegepast. Toen werden met de hulp van de bezetter taalgebieden vastgelegd en ministeries gesplitst en zagen een Vlaams parlement – de Raad van Vlaanderen – en een Vlaamse preregering het licht.

Wat waren de werkelijke doelstellingen van de Duitse overheid?

VANACKER: De Duitse militairen wilden het bezette België als een wingewest uitbuiten. De Duitse politieke overheid wou de macht van de Vlamingen in ons land versterken en verwachtte in ruil daarvoor een loyale opstelling, ook na de oorlog. De benaderingen van beide Duitse overheden bleken niet verzoenbaar. Dat verklaart deels de mislukking van het activisme. Toen de oorlogskansen in de zomer van 1917 keerden, namen vooral de Duitse militairen de touwtjes in handen. De interesse van de Duitse politici voor de Vlaamse kwestie daalde onder het vriespunt. Overigens kregen de activisten nauwelijks macht. Dat viel trouwens moeilijk te verwachten van een autoritair bezettingsregime. Toch bleven de activisten erin geloven.

Vooral Gentse liberale vrijzinnigen lieten zich tot het activistische avontuur verleiden. Hoe verklaart u dat?

VANACKER: Reeds vóór de oorlog bestond er in Gent een kleine groep van radicale jongeren, niet alleen vrijzinnigen, maar ook katholieken. Zij stapten in oktober 1914 als eersten in het activisme. Ze bewonderden de Duitse cultuur en verafschuwden de Franse. Duitsland bezat toen op tal van terreinen een veel betere reputatie, terwijl de Franse taal symbool stond voor verdrukking. De katholieken onder die jongeren stoorden zich geenszins aan het wetteloze aspect van de collaboratie. Ze zagen de Vlaming als door God op de wereld gebracht. De realisatie van een zelfstandig Vlaanderen lag voor hen in het verlengde van de schepping. In die zin sprak men van een natuurrecht. Op den duur lieten meer jonge Gentse liberalen dan katholieken zich door het activisme bekoren. Om diverse redenen. Samenwerking met het protestantse Duitsland vormde voor hen geen bezwaar, want menig liberaal was bepaald protestants. Bovendien voerde baron von Bissing in oktober 1916 de vernederlandsing van de Gentse Universiteit in. Voor de liberalen was dit veel belangrijker dan voor de klerikalen die doorgaans in Leuven studeerden. De jonge generatie Gentse liberalen aasde ook gretig op postjes in de besturen. Dat had te maken met een gevoel van frustratie en onmacht. Voor de oorlog ontbrak het die jonge generatie aan enige impact in de liberale partij. De top ervan was overtuigend Franstalig en duldde de liberale flaminganten slechts voor het organiseren van volkse meetings en het ronselen van stemmen. Gent was destijds een francofiele stad.

Uw biografie van de liberale volksvertegenwoordiger Leo Augusteyns toont aan dat ook doorgewinterde politici uit Antwerpen voor het activisme kozen.

VANACKER: Dat gebeurde pas in 1916, twee jaar later dan in Gent. Voordien was Antwerpen bijzonder verbolgen over de Duitse inval. Want voor de oorlog huisde in de metropool een Duitse kolonie die actief was in de haven en door de Antwerpenaren met de nodige egards werd behandeld. Geen Sinjoor die durfde te voorspellen dat de Duitsers hen met een zeppelin zouden bombarderen. De hevige anti-Duitse stemming hield de Vlaamse vrienden van het Duitse keizerrijk in de catacomben. Dat veranderde toen de Duitsers in 1916 de Gentse universiteit vernederlandsten. De liberaal Leo Augusteyns en zijn klerikale collega Adelfons Henderickx beschouwden dat als een normaal Vlaams recht. Men had de Duitsers daartoe niet aangemaand, men hoefde er hen ook niet dankbaar voor te zijn.

Met Augusteyns legde een aantal activisten het verband tussen de Vlaamse en de sociale strijd. Alsof samenwerking met de Duitse bezetter een socialer Vlaanderen veronderstelde.

VANACKER: De activisten brachten inderdaad enige belangstelling voor de sociale problemen op. Bij sommigen was dat vooral om propagandistische redenen. Zo niet bij Leo Augusteyns. Zijn sociaal optreden lag in het verlengde van zijn vooroorlogs engagement. Zo was hij de zoon van een Antwerpse drukkersknecht die in 1880 stichtend voorzitter werd van het liberale ziekenfonds Help U Zelve. Dat ziekenfonds ontwikkelde zich de volgende kwarteeuw tot het belangrijkste van de stad Antwerpen.

In 1906 werd Leo Augusteyns volksvertegenwoordiger van de Liberale Volkspartij, de politieke organisatie van de liberale arbeiders. In de Kamer en tijdens meetings verwoordde hij uitgesproken progressieve standpunten die heel dicht bij het socialisme aanleunden. Hij was bovendien een principieel republikein en radicaal flamingant. Daarmee kwam hij regelmatig in conflict met de andere Antwerpse liberalen. Ik heb hem daarom in de titel van mijn biografie een averechtse liberaal genoemd. Dat bleef hij ook tijdens het activisme.

De andere activisten hadden volgens mij doorgaans veel te weinig oog voor de sociaaleconomische toestand. De Duitse bezetting was bijzonder hard, gewoon meedogenloos. De Duitsers eisten alles op, de arbeiders werden naar Duitsland weggevoerd, de industrie lag bijna stil en de bevolking bleef alleen in leven dankzij de voedselhulp uit het buitenland. Tal van burgers werden bovendien voor een kleinigheid opgepakt en veroordeeld. Het is niet te begrijpen, toch niet achteraf, hoe de activisten niet inzagen dat ze door samenwerking met die alom gehate bezetter hun zaak bij het brede publiek verknoeiden.

Begin 1917 richtten de radicale activisten de Raad van Vlaanderen op. Een delegatie daarvan trok in maart 1917 naar Berlijn. De activist August Borms en zijn kompanen hoopten de Duitse kanselier Theobald von Bethmann Hollweg over te halen om tijdens eventuele vredesonderhandelingen te pleiten voor Vlaamse ‘ selbstverwaltung’ en ‘selbstregierung’. Waren ze naïef?

VANACKER: Er waren voor de reis duidelijke afspraken gemaakt. De Duitse kanselier verklaarde zich akkoord met de inrichting van een federale staat, maar de activisten mochten zich niet aan de uitroeping van een onafhankelijk Vlaanderen wagen. Eind 1917 deden ze dat toch, zeer tegen de zin van Berlijn. Uiteindelijk mochten ze de zelfstandigheid van Vlaanderen aankondigen, maar via verkiezingen moesten ze wel bewijzen dat het volk hen daarin steunde. Dat werd een farce: er kwam nauwelijks volk opdagen. Zo hadden de Duitsers het ook ingeschat.

Hoe verliep de bestraffing van het activisme?

VANACKER: Aanvankelijk waren de straffen bijzonder zwaar, later milderden de vonnissen. De meeste kopstukken werden bij verstek veroordeeld zodat ze minstens tien jaar in ballingschap gingen. Een gematigde activist als Leo Augusteyns bleef na de oorlog thuis. Hij geloofde rotsvast in zijn onschuld, maar vloog wegens vermeende verklikking drie jaar lang in de gevangenis. Het Belgisch gerecht kende nauwelijks de realiteit, laat staan de nuances van het activisme. Voor het establishment waren alle activisten extremisten. Sommige collaborateurs werden bij wijze van spreken op basis van krantenartikels veroordeeld. Een pleidooi voor een federaal België werd in die dagen als revolutionair aangezien en behoorde niet tot de vrijheid van meningsuiting.

Ik heb de indruk dat het Belgische establishment van de immense afkeer voor de Duitse bezetter profiteerde om de radicalere vleugel in de Vlaamse Beweging uit te schakelen. Koning Albert I en de toenmalige Belgische regering maakten de grote vergissing het Vlaamse ongenoegen onvoldoende aan te voelen, waardoor het Vlaams-nationalisme verder radicaliseerde.

In september 1919 werd August Borms door de jury van het Brabantse hof van assisen ter dood veroordeeld. De adoratie voor de man werd er niet minder om.

VANACKER: Borms was het boegbeeld van het activisme en had een lijst met namen van zijn tegenstanders aan de Duitse overheid voorgelegd. Dat document kwam vrij snel in handen van het verzet. Borms’ activisme werd door de jury zwaar aangerekend. De Antwerpenaar bleek evenwel het enige kopstuk van de Raad van Vlaanderen dat de confrontatie met het Belgische gerecht aandurfde. Borms zag meteen het propagandistische nut van zijn ‘offer’ in. De geschiedenis gaf hem op dat punt gelijk. Tot zijn vrijlating begin 1929 bleef hij hét symbool van het vermaledijde België en het idool van alle Vlaams-nationalisten. Daardoor bracht hij de verschillende strekkingen ervan dichter bij elkaar. Ook nadien inspireerde hij de Vlaamse Beweging. Een bezoek van Borms ergens te lande liep steevast op een evenement uit. De bewondering voor die man was immens, zijn politieke invloed gering.

Bij tussentijdse verkiezingen in Antwerpen in december 1928 streden de liberaal Paul Baelde en de Vlaams-nationalist August Borms voor een Kamerzetel. Borms won overtuigend, vanuit de gevangenis. Hoe kwam dat?

VANACKER: Borms kreeg tijdens die ‘zwarte zondag’ 83.000 stemmen en zijn liberale tegenstander slechts 44.000. Nu hadden de liberalen geen slechtere kandidaat kunnen uitkiezen. Baelde was een reactionaire franskiljon, dat pakte niet in het Antwerpen van het interbellum. Borms kreeg bovendien steun vanuit onverwachte hoek. Augusteyns was in die dagen zijn vertrouwensman. De links-liberale vrijzinnige Augusteyns en de rechtse katholieke integrist Borms waren nochtans elkaars tegenpool. Die intense samenwerking tussen beiden komt mij zeer merkwaardig voor. Dat geldt nog meer voor de hulp die de communist Jef Van Extergem aan Borms bood. Hij had zijn eigen kandidatuur ingetrokken om die van Borms bij de Antwerpse dokwerkers te bepleiten. Borms, Augusteyns en Van Extergem hadden wel alle drie tegen de gevangenismuren aangekeken. Dat schiep blijkbaar een band. Bovendien slaagden de Vlaams-nationalisten erin om van amnestie voor de activisten het verkiezingsthema bij uitstek te maken. De kiezer verbond de eis voor amnestie aan de gevoelens van Vlaamse verdrukking.

Naderhand onderneemt de vrijdenker Augusteyns de ene poging na de andere om het Vlaams-nationalisme uit autoritair vaarwater te houden. Tijdens de Tweede Wereldoorlog stapte Borms nog maar eens in de collaboratie. In 1942 riep Augusteyns de lof over hem uit. Begrijpt u dat?

VANACKER: Nee, dat gaat mijn verstand te boven. Een drietal jaar later stierf Augusteyns. De liberale krant Het Laatste Nieuws meldde dat in vijf regeltjes. Zoals vele anderen was Augusteyns beter tijdig met politieke activiteiten gestopt. Maar wie ben ik om daarover te oordelen?

DOOR ERIC VAN DE CASTEELE

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content