Geen stijlfiguren allerhande en ingewikkelde motieven die je hoofdbrekens kosten, maar een vlot, ontspannend én ingenieus verhaal over ‘hoe het leven zou moeten zijn’: de literaire boodschap van Maeve Binchy, Anita Brookner, Jane Austen, Hedwig Courths-Mahler.
INFO : De boeken van Maeve Binchy, Rosamunde Pilcher, Judith Lennox, Sarah Harrison en Alexandra Raife verschijnen bij uitgeverij Van Reemst, Houten en worden verdeeld door Standaard Uitgeverij, Antwerpen.
Wie op een zomerse namiddag door Dublin flaneert, kan er niet omheen. Hier wordt James Joyce gesleten, zoals men in Firenze ijsjes aan de man brengt: massaal, op iedere straathoek en vooral ook buiten, in kraampjes die de wezenloze toerist proberen te lokken met vage beloften en nooit waar te maken voornemens. Deze Ierse bard houdt zijn lezers- publiek geen lichamelijke verfrissing voor ogen, maar wel geestelijke eruditie, cultuur met een grote c en een alibi om de rest van de namiddag in volstrekte ledigheid door te brengen. Want de aankoop van Ulysses kan qua intellectuele prestatie natuurlijk tellen. Toch is Joyce niet de verkoopkampioen van de Ierse literatuur. Die eer valt een vrouwelijke schrijfster te beurt: Maeve Binchy of ‘de presidente van de Republiek der Romantische Letteren’.
Een typische Binchy-roman verloopt als volgt: Ria is een jonge vrouw die voor een vastgoedkantoor werkt en verliefd wordt op haar nieuwe collega Danny. Wanneer deze positief reageert op haar avances, weet het meisje niet waar ze het heeft: de liefde is wederzijds. Eens Ria zwanger, beslist het koppel te trouwen en gaan ze in Dublin wonen, op Tara Road nummer 16. Ria weet haar huis om te bouwen tot een romantisch nest, waar familie en vrienden terechtkunnen voor een leuke babbel en een steunend woordje. Het geluk lijkt vanzelfsprekend en de tijd verstrijkt als een strijkijzer dat over een gekreukt laken glijdt. Tot Ria ontdekt dat Danny een relatie heeft met een ander, Bernadette, een vrouw die maar acht jaar ouder is dan hun dochter. En dat is nog niet alles. Bernadette is zwanger van Danny en de man kan het niet over zijn hart krijgen haar zomaar achter te laten. Hij verlaat dus zijn gezin en trekt bij Bernadette in.
Ria’s wereld valt daarop finaal in duigen en wanneer ze de kans krijgt om aan haar leven te ontsnappen door een paar maanden het huis te ruilen met een Amerikaanse, al even triestige vrouw, twijfelt ze geen moment. Ze vertrekt naar Connecticut en Marilyn, zoals de Amerikaanse heet, komt naar Tara Road. Beide vrouwen worden op hun respectieve vakantie-adressen met open armen ontvangen. Stukje bij beetje komen ze alles over elkaar te weten. Hun eigen ellende vergeten ze niet, maar door het besef dat ook anderen problemen hebben, kunnen ze een en ander relativeren. Uiteindelijk worden ze weer de opgewekte, goedlachse en gelukkige personen van weleer.
De triviale massapocket?
‘Ik ben niet gek’, merkte Binchy niet zo lang geleden op toen haar werd gezegd dat ze de succesrijkste Ierse schrijver is. ‘Ik besef maar al te goed dat ik een populaire schrijfster ben, wier boeken vooral gekocht worden om mee te nemen op reis, en dat ik niet zo goed ben als Joyce, Beckett of Wilde. Ik heb gewoon het geluk te leven in de tijd van de massapocket. En zeg nu eerlijk, als je in de luchthaven staat en je hebt de keuze tussen een van mijn boeken of Ulysses, dan koop je er toch ook eentje van mij?’
Een roman als Het huis op Tara Road zul je nooit gerecenseerd zien in de boekenbijlage van een kwaliteitskrant, op de radio wordt er geen zendtijd aan besteed en als er ooit een literair tv-programma komt, is de kans bijzonder klein dat Maeve Binchy tot de gasten behoort. Haar boeken – en dat geldt ook voor die van schrijfsters als Rosamunde Pilcher, Judith Lennox, Sarah Harrison en Alexandra Raife – krijgen uitsluitend media-aandacht in vrouwenbladen en worden daarom nogal gemakkelijk gecatalogiseerd als vrouwenlectuur, wat impliceert dat het flauwe, enggeestige, gemakkelijke, sys- teembevestigende en ook nog eens slecht geschreven boeken zijn. Ze zouden louter ter ontspanning van de intellectuele Untermensch geproduceerd worden, en bijgevolg niet vallen onder de term literatuur. De vraag rijst of dit wel degelijk zo is, en of Binchy’s boeken echt zo triviaal zijn in onze wereld. Zegt zij immers niet veel meer over de menselijke wensen en verlangens – en zo ook over de algemene condition humaine – dan een Joyce of een Beckett?
Het grote onderwerp in romantische fictie als die van Binchy is natuurlijk de liefde. Dat die liefde een precaire zaak is, is trouwens de bestaansreden van het genre, aangezien ze meestal bedreigd wordt in het begin en teruggevonden op het einde van het verhaal. Immens belangrijk is ook de familie als ondersteunende, maar tegelijk ontregelende factor in het persoonlijke leven. Nogal wat verhalen draaien rond de gevolgen van een sterfgeval, waarbij dan beslist moet worden wat er met de erfenis gaat gebeuren. Verkopen we het ouderlijke huis of niet, bijvoorbeeld. Traditionele onderwerpen en traditionele waarden, daar draait het om. En, algemene wijsheden als ‘geld maakt niet gelukkig’, zoals mag blijken uit Binchy’s verhaal De stage, opgenomen, in de bundel De terugreis.
Hierin treedt het volkse Roosje als getuige op tijdens het poshe huwelijk van haar vriendin Camille met haar steenrijke, adellijke vangst Albert. Blijkt dat Camille in feite een armlastig schoolvriendinnetje is van Roosje, dat oorspronkelijk Aagje heette. Ze wou en zou rijk trouwen, en dat is haar inderdaad gelukt. Maar, zo vraagt Roosje zich af, zal ze wel gelukkig worden? En voor zichzelf heeft ze het al beslist: liever geen man dan een rijke zonder liefde.
Als er een les is die de schrijfsters van romantisch fictie hun lezers willen meegeven, is het wel deze: wees in alle omstandigheden trouw aan jezelf. Hoe bescheiden je afkomst ook is, wanneer je ongekunsteld en authentiek bent, zul je een gelukkig leven leiden. En opnieuw gaan we bij Binchy te rade voor een mooi voorbeeld: Vakantieweer.
Robert en Frankie werken voor hetzelfde Londense bedrijf en hebben een relatie. Hij heeft een nogal hoge positie en zij is secretaresse. Eens per jaar laat Robert zijn gezin achter en trekt hij samen met Frankie naar ‘een congres’, ergens in Italië of zo, waar er vooral veel gevrijd en weinig vergaderd wordt. Voor Frankie zijn dit preludes op de huwelijksreis die er ooit zal komen, als Roberts kinderen oud genoeg zijn om een leven met gescheiden ouders aan te kunnen. Dit jaar gaat de zuidelijke trip echter niet door. Er zijn problemen met de Ierse afdeling van het bedrijf en Robert moet die zien op te lossen. Frankie mort wat, maar gaat dan toch mee. Eens daar, in hotel Greener Grass, heeft Robert alleen maar oog voor de fabriek en niet voor de vrouw, waardoor zij zich inlaat met de alleenstaande hoteleigenaar Shane. Tegenover de afstandelijke, artificiële Robert plaatst ze de authentieke Shane, die in harmonie leeft met de natuur. Op een dag maakt hij haar zelfs een late lunch, geserveerd op een rotstafel midden de groene natuur: ‘garnalen uit eigen wateren, zelfgemaakt brood, kaas van de nonnen in het klooster aan de andere kant van het dal, rode glimmende appels uit de boomgaard achter Greener Grass’. Wanneer Robert huiswaarts keert, beslist Frankie vanzelfsprekend nog wat langer te blijven.
Een oudtante vertelt
Veel romantischer kan wellicht niet, maar laat ons even kijken naar de stijl, en het argument dat romantische fictie over het algemeen slecht geschreven zou zijn. Leg een Binchy echter naast ongeveer 80 procent van de hedendaagse Nederlandstalige productie en je ziet dat de Ierse het op haar sokken haalt van al die Hollandse huisvrouwen vol ‘literair’ zelfbeklag en met de midlife crisis worstelende en immer doorzeurende mannen. Maar wat hier over het algemeen bedoeld wordt, is dat je in populaire boeken geen stijlexperimenten moet verwachten en dat alles er nogal rechtlijnig, bijna tv-reeksachtig in neergepend is. En inderdaad, Binchy lezen is als je oudtante horen vertellen en de nieuwste Binchy heeft iedere keer weer veel weg van de vorige. En zo hoort het ook. Het ene publiek is immers het andere niet. Wie uniciteit en stilistisch experiment wil, leest Hafid Bouazza, Peter Verhelst of Arnon Grunberg, wie daarentegen een mooi verhaal wil waar hij – of vooral zij – zich in kan inleven, neemt Binchy ter hand. Het idee dat het een beter zou zijn dan het ander – zo wil ons hedendaagse cultuurrelativisme – berust op een grove vorm van snobisme. Hoe duidelijker het wordt dat de ‘serieuze’ literatuur in feite alleen in de onderwerpskeuze verschilt van de ’triviale’, en niet in waarde, hoe dieper de loopgraaf wordt, waarin de strijders van het serieuze zich terugtrekken. Denk maar aan de denigrerende term chicklit, waarmee ze een modebewuste, nieuwe trend in de Angelsaksische literatuur tot pulp herleiden. Eenzelfde onrechtvaardig lot ondergaat de romantische fictie.
Een ander vaak gehoord bezwaar tegen dit literaire genre is dat het de lezer afleidt en alleen maar een vluchtweg uit de echte wereld biedt. De brave huisvrouw die in Binchy over de liefde tussen een zakenman en een lerares leest en daarvan geniet, zou zo een troost vinden voor haar eigen magere leven en daardoor tevreden worden gehouden. Afgezien van het feit dat dit een vrij beledigende kijk is op huishoudelijk werk, getuigt zo’n opmerking ook van een gedateerde visie op de functie van literatuur. De tijd dat die geacht werd de mens bewust te maken van vervreemding van zijn eigen ik, ligt gelukkig al lang achter ons. Wil een literair werk betekenis hebben voor een lezer, dan moet het aansluiten bij zijn leefwereld, bij zijn ervaringen en behoeften dus, wat Binchy heel wat minder escapistisch maakt dan vermoed. Mensen lezen haar boeken niet om weg te dromen, maar eerder om zichzelf te ontmoeten. Dat weet Binchy zelf trouwens maar al te goed. Meer dan eens heeft ze erop gewezen dat ze altijd over gewone mensen schrijft, met een gewone job, die in een doordeweeks huis wonen, omdat iedereen zich in haar personages zou kunnen herkennen. De manier waarop deze literatuur ‘werkt’, is dan ook een stuk ingenieuzer dan algemeen gedacht. Enerzijds bedient de romantische fictie zich van heel herkenbare personages en om- gevingen, maar anderzijds blijft het natuurlijk wel altijd romantisch en blijkt het realisme doortrokken van een roze waas die voor de nodige dosis afstandelijkheid zorgt. En het is die afstand die de lezer toelaat zich totaal over te geven aan het boek en er volstrekt in op te gaan. Romantische fictie is niet wereldvreemd, ‘het beschrijft gewoon hoe het leven zou moeten zijn’, zoals de befaamde Hedwig Courths-Mahler haar eigen literaire productie van 205 romans met een totale oplage van 30 miljoen exemplaren in één zin kenmerkte.
De Duitse, in de eerste helft van de twintigste eeuw levende Courths-Mahler is zeker niet de eerste schrijfster van romantische fictie. In feite begon het allemaal met Jane Austen en haar befaamde openingszin uit Pride and Prejudice: ‘It is a truth universally acknowledged, that a single man in possession of a good fortune, must be in want of a wife’. Austen schreef tijdens haar slechts 42 jaar durende leven zes romans, die stuk voor stuk over de zoektocht van de vrouw naar de liefde van de man gaan en volgens veel critici dan ook perfect verwisselbaar zijn. Wat ze echter ook deed, was een prachtig portret schilderen van een schijnheilige maatschappij en haar impliciete gedragsregels. De door haar beschreven rondedans van man om vrouw doorheen de verschillende klassen, vormt nog steeds een ongewild hoogtepunt in de sociale geschiedschrijving van het begin van de negentiende eeuw.
Punkdochter
Een andere literaire grootheid die niet vies is van de menselijke fascinatie voor het andere geslacht, is Anita Brookner, die in 1984 met Hotel du Lac de Booker Prize won. Brookner schreef al twintig romans waarin de relatie tussen een man en een vrouw centraal staat en de liefde het grote thema is. Slechts één ervan, de uit 1989 daterende Lewis Percy, had een mannelijke hoofdrolspeler en dat is typisch voor het genre: het zijn boeken door, voor en over vrouwen en de manier waarop deze vrouwen geportretteerd worden, is uitermate apolitiek. Ze zijn conventioneel, hebben een baan, leven in gezinsverband – of verlangen daar toch naar – en concentreren zich vooral op hun eigen kleine kring. Het is daar dat ze het geluk vinden. Vriendschap is het fundament van hun leven en de beheersing van de omgeving biedt versterking aan dit fundament. Als er al eens een punkdochter opduikt, is iedereen ervan overtuigd dat dit iets is wat er uit zal groeien met de leeftijd, en dat doet het ook iedere keer probleemloos, zonder zelfmoorden of overdosissen.
De mannen die in deze romantische fictie opduiken, zijn meestal een stuk oppervlakkiger getekend, en fungeren slechts als aangevers voor de vrouwelijke verhalen. Dat betekent echter niet dat ze het makkelijk hebben. Vroeger was het voldoende dat ze goed de kost verdienden en af en toe knipoogden om een stel vrouwen in katzwijm te doen vallen. Tegenwoordig moeten ze maatschappelijk succesvol zijn, oog hebben voor het huishouden en kunnen luisteren naar de grieven van vrouwlief, en dat blijkt meestal geen ideale combinatie. De overspeloptie lonkt dan algauw, wat extra pit in de boeken brengt en de lezeressen een soort ‘wat zou er gebeuren als ik…’-sensatie oplevert. Bij goeie schrijfsters – en in haar genre is Binchy meesterlijk – kan dit tot prachtig proza leiden, zoals in Opwinding, het verhaal van Rose, de typische Binchy-vrouw.
‘Op haar vijfentwintigste getrouwd met een succesvolle jongeman; twee kinderen, een jongen en een meisje; een baan, zodat ze niet altijd thuis hoefde te zitten, haar eigen auto; elke maand haar eigen salaris; geen echtgenoot die zeurde over de kosten van haar uitspattingen. Waarom zou ze geen lichtend voorbeeld zijn?’ Omdat de klad in haar huwelijk komt natuurlijk. Wanneer Rose tijdens een etentje overvallen wordt door een familievriend die haar zijn liefde verklaart en uitnodigt voor een knus weekendje in een hotelletje, is ze verrast. Maar even later gaat ze ermee akkoord. Eindelijk weer wat opwinding in haar leven, denkt ze. Hij vertrekt zogezegd op zakenreis, zij op bezoek bij haar moeder. Wat volgt, is een volstrekt ongeloofwaardige Fawlty Towers-afloop, waarbij zij haar moeder ontmoet in het restaurant waar de geliefden afgesproken hebben, en hij de familie van zijn vrouw. Alles draait uit op een reusachtige klucht, waarbij de man zijn in cellofaan verpakte roosje aan de bejaarde vriendin van Roses moeder schenkt met de woorden: ‘Die heb ik voor u gekocht’, waarop de dame helemaal niet verrast en enigszins verlegen glimlachend antwoordt met: ‘Vroeger overkwam me dat wel meer’. Ach, Aristoteles wist het al, bedenken we dan, dat fictie filosofischer is dan geschiedenis, want geschiedenis gaat over datgene wat al gebeurd is, terwijl fictie juist datgene beschrijft wat nog zou kunnen gebeuren.
Door Marnix Verplancke
In feite begon het allemaal met Jane Austen.
De overspeloptie roept bij de lezer een ‘wat zou er gebeuren als ik…’-sensatie op.
De mannen fungeren meestal slechts als aangevers van vrouwelijke verhalen.