Ook wie voor zekerheid kiest, heeft een massa mogelijkheden om zijn geld te laten renderen. Een overzicht.

De keuze voor een beleggingsproduct is grotendeels afhankelijk van de onmiddellijke behoeften van de spaarder. Die behoeften bepalen zijn risicoprofiel en de looptijd van zijn belegging. De rendementsverschillen tussen de diverse groepen van defensieve beleggingen zijn momenteel niet zo groot. Maar ze zijn er wel, al was het maar omdat de kosten bij de inschrijving hier en daar wat hoger uitvallen, of omdat de basisrente ietsje hoger ligt. Kortom, zowel voor een product op lange termijn als op korte termijn kan (moet) het lonend zijn om eens bij verschillende financiële instellingen op onderzoek uit te gaan. Ook al moeten kandidaat-beleggers momenteel tevreden zijn met een bescheiden rente, dan nog kiezen ze het best voor de ‘minst slechte’ oplossing.

Vastrentende beleggingsproducten bestaan er in allerlei vormen: sommige zijn ontworpen voor de korte termijn én zijn liquide (spaarboekje, hoogrentende rekening, kasbons op 1 jaar), terwijl andere hun defensieve kwaliteiten over een langere periode tentoonspreiden, van gemiddeld 2-3 tot 8-10 jaar (kas- en verzekeringsbons, staatsbons en levensverzekeringen).

Op erg korte termijn is het traditionele spaarboekje zonder enige twijfel de meest zekere en liquide belegging, al ligt de rente op dit ogenblik dan wel vrij laag. Bij de grote banken (KBC, Dexia, Fortis en ING) bedraagt ze 1,5 procent. Spaarboekjes bij iets bescheidener banken leveren meer op. Een basisrente van 3 procent (Robeco Bank, Rabobank en andere) is nog te vinden. Bij die basisrente komen dan de aangroei- (AP) en de getrouwheidspremie (GP). Bij de grote banken (met uitzondering van ING waar momenteel een commerciële actie loopt) liggen ze allebei momenteel op 0,5 procent (AP van 2 procent bij ING tot 30 mei 2004).

Beide premies zijn echter niet te combineren. Eerst wordt gekeken of het bedrag in kwestie gedurende zes maanden op de rekening is gebleven. Vervolgens stapt men dan over naar de getrouwheidspremie, zover het bedrag niet van de rekening is gegaan. Kortom, gewoonlijk is het respectievelijk zes of achttien maanden wachten voor de AP en de GP worden verrekend, afzonderlijk uiteraard. De meest vrijgevige banken gaan vandaag trouwens niet verder dan een rente van 3,5 procent voor een periode van 18 maanden – zonder de voorheffing van 15 procent op de bedragen boven de 1500 euro aan interesten per gezin.

Het is ook opletten voor de valutadata. Dat zijn de data waarmee rekening wordt gehouden voor de stortingen van spaarders aan de bank, net als voor de (talrijke) commerciële acties rond spaarboekjes en stortingsdata van interesten. Hoewel het spaarboekje in eerste instantie een eenvoudig product lijkt, is in de praktijk niets minder waar. De manier waarop een bank de interesten berekent, wordt dus best aandachtig onder de loep genomen.

We geven een voorbeeld. Stel dat een bank geen aangroeipremie geeft, maar wel een getrouwheidspremie. Bij sommige banken (zoals Argenta en Deutsche Bank) moet men dus 12 maanden wachten voor de getrouwheidspremie wordt verrekend en tot 1 januari van het volgende jaar voor ze op de spaarrekening verschijnt. Voor een storting gedaan in augustus van een jaar 2004 zal de getrouwheidspremie dus niet op 1 januari van het jaar 2005 worden gestort, maar wel in de loop van het jaar 2006!

‘Extraatjes’

Eenvoudiger en bijna even liquide is de termijnrekening, waarmee de spaarder zijn centen voor een bepaalde (korte) periode kan beleggen, gewoonlijk van drie maanden tot één jaar, zonder dat hij zijn hoofd moet breken over de modaliteiten voor de interestberekening. De rendementen zijn echter niet om over naar huis te schrijven: op drie maanden mag worden gerekend op een rendement van 1,5 procent, en op zes maanden is dat nauwelijks meer dan 1,75 procent.

Defensieve spaarders kunnen niet om kasbons en andere verzekeringsbons heen. Er bestaat wel een levensgroot verschil tussen beide producten: de kasbon is een obligatie uitgegeven door een financiële instelling, terwijl de verzekeringsbon thuishoort bij de levensverzekeringscontracten. Al ver-tonen de rendementen nauwelijks verschillen: 1,55 procent op 1 jaar, 2,15 procent op 3 jaar en 2,70 procent op 5 jaar bij de grote banken. Bij Argenta, dat tegenwoordig de meest competitieve tarieven biedt, wordt dat 1,75, 2,75 en 3,25 procent. Fiscaal vertonen deze producten nogal wat verschillen (beurstaks, roerende voorheffing), maar de ‘extraatjes’ kunnen al eens verschillen: zo kan de verzekeringsbon bijvoorbeeld aan een overlijdensdekking worden gekoppeld.

Naast de klassieke spaarproducten kunnen ook individuele levensverzekeringen defensieve trekjes vertonen. Maar dan wel op een wat langere termijn: verzekeringsrekeningen zijn nu eenmaal minder liquide dan spaarrekeningen – al willen verzekeraars u soms het tegendeel doen geloven. Afhalingen zijn wel mogelijk (zij het niet kosteloos), maar bij een verzekeraar moet u wel wat langer op uw geld wachten dan bij het afhalen van geld van een spaarrekening. En er komt dan nog een hele administratieve rompslomp bij kijken.

Toch blijven levensverzekeringen interessante beleggingsproducten voor de lange termijn, of met het oog op een erfenisplanning. Sommige levensverzekeringen bieden zelfs fiscale voordelen wanneer ze worden onderschreven als aanvulling op een wettelijk pensioen (vervaldag op de 65e verjaardag van de verzekeringsnemer), of in het kader van het pensioensparen (via pensioenspaarverzekeringen of -fondsen).

Maar niet alle levensverzekeringen zijn bedoeld om u een aangenaam pensioen te garanderen. Verzekeringsrekeningen – eigenlijk flexibele levensverzekeringen, want de ‘gewaarborgde’ rente kan op elk moment wijzigen – zijn eerder voor de middellange termijn bedoeld (5 tot 10 jaar, waarbij minstens 8 jaar ideaal is om de roerende voorheffing te vermijden). Bij de meeste verzekeraars leveren dergelijke producten momenteel 3,25 procent aan rente op, waarbij de verschillen vooral zitten in de winstdeelnames die jaarlijks bovenop de gewaarborgde rente worden uitgekeerd, in de jaarlijkse kosten en in de risico’s die eventueel bijkomend worden verzekerd. Vorig jaar liep zo’n winstdeelname zelden op tot boven de 1 procent. De bekendste namen voor deze producten zijn Afer (Afer Europe), Crest (Axa), Diamand Invest (Federale Verzekeringen) en First (Ethias).

De rendementen op deze verschillende producten liggen momenteel niet zo ver uit elkaar en als er dan toch een duidelijk verschil te noteren valt, dan heeft dat meestal te maken met de kwaliteit (van het beheer) van de obligatieportefeuilles waarin de premies van cliënten worden belegd – tenzij een instelling zou hebben besloten om uit de reserves van de voorgaande jaren te putten en zo toch een geste te doen naar de klanten.

Marktleider First biedt voor dit jaar een rente van 5,1 procent (6,5 procent twee jaar geleden). Gezien de huidige renteomgeving en de vooruitzichten voor de komende twaalf maanden is de kans erg klein dat de rentevoeten op dergelijke beleggingsproducten snel de hoogte in zullen gaan.

François Mathieu

François Mathieu

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content