De stadsvlucht is in Brussel nog altijd niet helemaal gekeerd. Toch ziet de hoofdstad nu meer mensen arriveren dan tien jaar geleden, en een groot deel van hen is jong en hoogopgeleid. Logisch gevolg: de prijzen stijgen, zeker voor woningtypes die beperkt beschikbaar zijn. Maar daar wordt aan gewerkt.
Meer info: www.woneninbrussel.be (0800 20 400), www.gomb.be, www.cosmopolis.be.
Met dank aan Brukselbinnenstebuiten (www.brukselbinnenstebuiten.be) en Onthaal en Promotie Brussel (www.opbrussel.be).
(Uit het dagboek van Lies.)
‘Donderdagochtend, 7.30 uur.
Met een droge klik haalt de wekkerradio me uit mijn laatste droom. In de minuten die volgen, vang ik flarden van het ochtendnieuws op, zonder me daar echt bewust van te zijn. Charlotte ligt nog te slapen. Voorzichtig kruip ik tegen haar aan. Dit is mijn favoriete moment van de dag. Dat halfuurtje doezelen voor je echt uit de veren moet. Heerlijk.
Op de radio gaat een neutrale stem door het overzicht van de ochtendfiles heen. De vaart waarmee dat gebeurt, staat in schril contrast met het trieste aanschuiven waar het eigenlijk op neerkomt. “Vertraagd tot sterk vertraagd verkeer op de E19 Antwerpen-Brussel vanaf Mechelen-Noord, op de A12 Antwerpen-Brussel vanaf Meise, op de E40 Luik-Brussel tussen Haasrode en Sterrebeek…” Het gaat eindeloos door. Ik denk aan wel tien van mijn collega’s, die op ditzelfde moment onderweg zijn naar Brussel. Hoe zij vanochtend voor dag en dauw in hun wagen gestapt zijn, amper wakker, om de grote drukte voor te zijn. En hoe zij ondanks die moeite straks toch nog als laatste op het werk aankomen.’
Het verhaal van Lies is promopraat. Letterlijk dan, want dit ‘uittreksel uit haar dagboek’ is te vinden op de website van Wonen in Brussel, het informatiecentrum dat Vlamingen wegwijs wil maken bij hun zoektocht naar een stekje in de hoofdstad.
Met dit soort uit het leven gegrepen voorbeelden wordt een trend verwoord die zich de jongste jaren ook zonder mediacampagnes schijnt door te zetten. Belgen – vooral Vlamingen – zijn minder afkerig geworden van de stad. Gent meldde niet zo lang geleden vol trots dat de stadsvlucht er was gekeerd, en ook andere grootsteden verwelkomen steeds meer nieuwkomers.
De onderzoeksgroep Cosmopolis van de Vrije Universiteit Brussel onderzocht onlangs de motivaties van die mensen. Het verhaal van Lies blijkt niet uitzonderlijk. Voor 37 procent van de nieuwbakken Brusselaars vormde de (nabijheid van de) werkplek een belangrijke reden om zich in de hoofdstad te vestigen. Vooral hooggeschoolden halen het jobargument aan.
Een andere drijfveer is blijkbaar het uitzicht op zelfstandigheid. Jongeren blijven na hun studies hangen in Brussel terwijl jonge koppels mede door het fileargument de sprong makkelijker wagen dan pakweg tien jaar geleden.
Brussels parlementslid Sven Gatz (VLD) neemt naar eigen zeggen ook een ’toegenomen goesting voor stedelijkheid’ bij veel mensen waar. ‘Wie vandaag naar de stad komt, doet dat in 90 procent van de gevallen heel bewust. Financieel is een woning op het platteland nog altijd interessanter, zeker als je wat woonruimte en comfort wilt, en toch zie ik veel jonge mensen de charmes van de stad herontdekken.’
Het voordeel om de meeste voorzieningen vlakbij de deur te hebben, wordt vooral door singles en jonge gezinnen geapprecieerd, blijkt uit de studie van Cosmopolis. In de stad bevinden bank, platenzaak, crèche, café, concertzaal, restaurant en nachtwinkel zich op wandelafstand, en dat is nu eenmaal handig.
EEN STADSWANDELING
Dansaertstraat, vrijdagmiddag 11 uur. Dit is sinds enkele jaren een van de beroemdste straten van de hoofdstad. Beroemd, omdat ze zo’n tien jaar geleden helemaal van uitzicht begon te veranderen. Spontaan, zonder radiospotjes of overheidsinitiatieven. Voor panden die destijds nog voor een prikje te koop stonden, worden nu forse prijzen betaald.
De straat vertrekt op honderd meter van de Beurs, een beetje voorbij de vernieuwde Beursschouwburg, en loopt in een rechte lijn naar de Vlaamse Poort, de grens met Sint-Jans-Molenbeek. Het kanaal Brussel-Charleroi, dat de stad van noord naar zuid doorklieft, vormt hier de grens tussen de binnenstad en Oud-Molenbeek.
De vernieuwing – of wijkopwaardering – van de Dansaertstraat is het water nog niet overgestoken. De typische Dansaert-modezaken bevinden zich vooral aan het begin van de straat. Wie naar het kanaal toe stapt, ziet steeds meer afgetakelde huizen, met hier en daar nog wel een vernieuwde gevel. Café De Walvis – ook relatief nieuw en hip – sluit de straat.
‘Het kanaal is de scheidingslijn’, zegt Stefan De Corte, stadsgeograaf bij Cosmopolis. ‘De Dansaertwijk is het meest dynamische stuk van Brussel: er wordt het meeste gebouwd op dit moment. De infrastructuur van de buurt verandert razendsnel, verkrotte huurwoningen worden opgekalefaterde koopwoningen. Oorspronkelijke bewoners – vooral Marokkanen – verhuizen.’
Dat heet gentrification: sociale verdringing, veroorzaakt door opwaardering van de buurt. De Corte en zijn collega’s stonden in 2000 nog met een zogenaamd stadslaboratorium, drie omgebouwde autobussen, op de Nieuwe Graanmarkt – zowat halfweg de Dansaertstraat en toen nog de grens tussen arm en rijk. Professor Eric Corijn (Cosmopolis): ‘We merkten toen dat heel wat oorspronkelijke bewoners niet noodzakelijk tégen de opwaardering van hun buurt waren, maar wel moeite hadden met de koloniale mentaliteit van de nieuwe inwoners. Hun buurt werd properder en veiliger, façades werden opgekuist, maar de werklozen in de straat mochten niet aan de slag in de nieuwe handelszaken. De voornamelijk Vlaamse middenstandsmensen brachten bij wijze van spreken hun eigen poetsvrouw mee. Kolonialisme is misschien wat sterk uitgedrukt, maar uiteindelijk werden de grondstoffen van de buurt – de gunstige ligging, de oude panden – voor een prikje ingepikt en de inwoners verdreven, het kanaal over.’
De Corte en Corijn vinden dat de overheid hier een kans gemist heeft om meer sociale mix te behouden in de buurt. ‘Via sociale huisvesting had het Gewest daar de buurt een veel meer gemengd karakter kunnen geven’, zegt Corijn. ‘Nu is dat te laat. De winkels en de cafés hebben zich aan de nieuwe bewoners aangepast. De buurt is niet meer op maat van arme mensen.’
Volgens Sven Gatz kan de overheid sowieso niet zo heel veel doen tegen dit soort van sociale verdringing. ‘De vastgoedmarkt kun je als overheid heel moeilijk controleren. Je kunt geen hele wijk opkopen. Je kunt wel wat sociale woningen kopen, maar de gentrification helemaal tegenhouden, vergt van de overheid te veel middelen. De onzichtbare hand is daar te sterk.’
OP KOOPJESJACHT
Nog een verhaal van de onzichtbare hand: de prijzen. Zowel de prijzen van de woningen als de gevraagde huursommen zijn de afgelopen jaren fors gestegen. Brussels gewestminister Jos Chabert (CD&V) relativeert. ‘Je moet weten waarmee je vergelijkt. In de Rand betaal je evenveel als in de stad. Kraainem is veel duurder dan Brussel. Tegelijk kun je bijvoorbeeld in de buurt rond de basiliek van Koekelberg appartementen kopen die je in Gent of Antwerpen nooit tegen die prijs zult vinden. Maar dat de prijzen lichtjes stijgen, is ook een beetje normaal. Sinds 1994 is de Brusselse bevolking elk jaar toegenomen, en de vraag steeg sneller dan het aanbod. De markt is de markt, hè. Als overheid kun je bouwgronden creëren, maar niet veel meer dan dat. Trouwens, in vergelijking met Parijs en Londen is Brussel ook niet duur.’
Die vergelijking gaat niet helemaal op, vindt Eric Corijn. ‘Dat geldt alleen voor de elite, het internationale publiek. Daarvoor is Brussel inderdaad aantrekkelijk. Maar er is wel een probleem met de sociale huisvesting, en zelfs met woningen voor de middenklasse. Ongeveer de helft van de Brusselse bevolking komt in aanmerking voor een sociale woning, terwijl het aanbod slechts 8 procent beslaat. Dat is uitzonderlijk laag. Ook modale tweeverdieners vinden op de privé-markt moeilijk hun gading. Daardoor ontstaat er een duale stad, met enerzijds de armen die hier niet weg kunnen en relatief veel geld betalen voor weinig comfort, en anderzijds de rijke toplaag die – als het om Europese ambtenaren gaat – fiscaal weinig bijdraagt.’
Om het gebrek aan modale woningen toch enigszins tegen te gaan, en tegelijk aan stadsvernieuwing te doen, kreeg de Gewestelijke Ontwikkelingsmaatschappij voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (GOMB) zestien geleden de bijkomende opdracht om ook wooneigendommen op te trekken, in samenwerking met de privé-sector. De GOMB, die voornamelijk leeft van subsidies, brengt ongeveer 30 procent van het kapitaal in, maar eist daarvoor dat de verkoopprijs van de woningen onder een vastgesteld niveau blijft, een stuk onder de gangbare marktprijs. Kopers mogen geen andere woning bezitten met een kadastraal inkomen van meer dan 745 euro, hun belastbaar jaarinkomen mag niet meer dan 46.837 euro bedragen – eventueel vermeerderd voor elke persoon ten laste. Kandidaten mogen bovendien hun nieuwe eigendom de eerste tien jaar ook alleen maar aan de gestelde voorwaarden en maximumprijs weer doorverkopen. Voorzitter van de GOMB Claude Paelinck: ‘Sinds 1991 heeft de GOMB zo 1764 woningen verkocht, vooral appartementen. Jaarlijks komen er daar nog meer dan tweehonderd bij, maar de vraag is veel groter. Momenteel werken we met wachtlijsten, en er zijn veel mensen die op basis van het plan al kopen.’
Het succes van de GOMB-woningen is ook opmerkelijk omdat de maatschappij bewust minder hippe zones opzoekt. Via de GOMB wil de overheid namelijk ook aan stadsvernieuwing en buurtopwaardering doen, door middenklassers ‘in te planten’ aan de rand van – of gewoon in – kansarme buurten rond het centrum zoals de Noordwijk, de Havenwijk, Oud-Molenbeek, Sint-Joost-ten-Node of Sint-Gillis.
POSITIEVE SPECULATIE
Volgens Sven Gatz kunnen particulieren vooral in de zones net buiten of aan de rand van die wijken nog koopjes doen. ‘Tien jaar geleden kon je in het centrum nog een loft of een oud huis op de kop tikken voor een appel en een ei. Nu lukt dat niet meer, tenzij misschien in de Anneessensbuurt, wat toch een wat achtergestelde wijk is. De enige plaatsen waar je nog iets goedkoops kunt vinden, is in de zogenaamde grijze zones. Door daar te bouwen of te kopen, doe je eigenlijk aan positief speculeren. Je gaat in een buurt wonen met de idee dat de opwaardering wel zal volgen. Meestal met positief resultaat.’
Jos Chabert ziet vooral mogelijkheden op de Rive Gauche, de linkeroever van het kanaal. En ook over de ontwikkelingen op de terreinen van het vroegere goederenstation Thurn en Taxis klinkt de minister enthousiast. Chabert: ‘Er gaan al stemmen op om een nieuwe brug te bouwen die de Noordwijk met de linkeroever en Oud-Molenbeek zou verbinden. Sommigen denken daar zelfs al aan een monorail zoals in Eurodisney.’
Ambitieuze plannen, die spontaan wat doen denken aan de megalomanie van de jaren zeventig, toen volkswijken plaats moesten ruimen voor wolkenkrabbers, tunnels en viaducten die de pendelaars zo snel mogelijk in en zo snel mogelijk uit de stad moesten brengen.
Chabert: ‘De stad is toen gemoderniseerd, en ontmenselijkt. New York en Manhattan waren de grote voorbeelden, hè. Vandaag willen we de stad opnieuw aan de mensen geven. Met verkeersvrije straten, brede stoepen en lange wandelboulevards. We gaan zelfs proberen om op sommige plaatsen de overwelfde Zenne – eens ze gezuiverd is – weer naar de oppervlakte te brengen. Ik heb de plannen al gezien: dat gaat gewoonweg práchtig zijn. (glunderend)Ge gaat nog verschieten.‘
Gerry Meeuwssen
‘De enige plaatsen waar je nog iets goedkoops kunt vinden, is in de zogenaamde grijze zones.’
‘Modale tweeverdieners vinden op de privé-markt moeilijk hun gading in Brussel.’