Moeten de Fransen straks weer met een wasknijper op hun neus naar de stembus?
Piet Piryns
Een werkloosheidsgraad van meer dan acht procent. Een economische groei die de laagste is van alle landen uit de Europese Unie, op Portugal na. Een snel oplopende staatsschuld. Met die gegevens zou je verwachten dat de campagne voor de Franse presidentsverkiezingen de voorbije maanden vooral gevoerd zou zijn rond sociaaleconomische thema’s. Maar nee dus.
Presidentsverkiezingen kennen in Frankrijk vaak een bizar verloop. Het kiessysteem – de twee best geplaatste kandidaten uit de eerste ronde nemen het tegen elkaar op in de tweede ronde – verplicht de deelnemers tot een spelletje stratego. Maandenlang gaven de peilingen aan dat de tweede ronde zou uitdraaien op een duel tussen Sarko en Ségo – de voormalige minister van Binnenlandse Zaken Nicolas Sarkozy en de socialistische kandidate Ségolène Royal. Peilingen zijn wat ze zijn natuurlijk (twee op de vijf Fransen weten nog niet op wie ze zondag gaan stemmen), maar intussen lijkt het allerminst zeker dat Ségolène Royal de eerste ronde overleeft.
Het is eerder vertoond. In 2002 leidde de versnippering in het linkse kamp ertoe dat de socialistische kandidaat Lionel Jospin in de eerste ronde de leider van het extreemrechtse Front National Jean-Marie Le Pen moest laten voorgaan, en vervolgens zagen linkse kiezers zich verplicht in de tweede ronde ‘met de wasknijper op de neus’ voor Jacques Chirac te stemmen. Le Pen – 78 intussen al, maar nog steeds kras voor zijn leeftijd – doet ook nu weer een gooi naar het presidentschap. Zowel Sarkozy als Royal probeerden hem de voorbije weken op zijn eigen terrein te bekampen: ze maakten van veiligheid, ‘nationale identiteit’ en immigratie de inzet van de campagne. Na de rellen in het Parijse Gare du Nord zette Sarkozy zijn imago van ijzeren Hein nog eens flink in de verf. En Royal riep de Fransen op de Marseillaise te zingen en een tricolore vlag in huis te halen.
Of die strategie zal werken, is nog maar de vraag. Le Pen – die in de peilingen altijd onderschat wordt – staat intussen alweer op 15 procent. Vooral voor Ségolène Royal was het tijdens de campagne moeizaam schipperen: het gevaar voor haar kandidatuur komt zowel van links als van rechts. Wil ze in de tweede ronde tegen Sarkozy een kans maken, dan mag ze zich niet al te links profileren om centrumkiezers niet af te schrikken. Tegelijkertijd moet ze in de eerste ronde rekening houden met de concurrentie van maar liefst drie trotskistische, één communistische en één andersglobalistische kandidaat – samen goed voor om en nabij tien procent van de stemmen.
Ter rechterzijde dreigt Royal stemmen te verliezen aan de centrumkandidaat François Bayrou, die ‘een brug wil slaan tussen links en rechts’ en de traditionele socialistische kiezer charmeerde door niet uit te sluiten dat hij als president een socialistische premier zal benoemen. Die kiezer zou wel eens ‘een nuttige stem’ kunnen uitbrengen op Bayrou, omdat die in de tweede ronde meer kans zou maken om Sarkozy te verslaan dan Ségolène Royal.
Het is maar een gokje natuurlijk, maar toch: Frankrijk zal nog een tijdje moeten wachten op een eerste vrouwelijke president.