België en Congo hervatten de rechtstreekse coöperatie. Over hoe dat moet, daar hebben zowel Kinshasa en Brussel hun ideeën over.

EEN BERICHT UIT KINSHASA

Volgende maand moet de Belgische ministerraad zich buigen over de vraag hoe hij aankijkt tegen de ontwikkelingssamenwerking met het nieuwe Congo. De kwestie dringt zich op nu president Laurent-Désiré Kabila in Kinshasa de macht heeft overgenomen na tweeëndertig jaar dictatuur onder Mobutu Sese Seko. Al bijna zeven jaar is van enige directe, bilaterale samenwerking tussen de Belgische en de Congolese (toen nog Zaïrese) staat geen sprake meer. Met Mobutus regime, waarvoor de mensenrechten weinig meer betekenden, kon Brussel niet meer overweg.

Dat betekent niet dat alle met Belgisch ontwikkelingsgeld gefinancierde projecten sinds 1990 geheel en al verkommerden. Een aantal daarvan werd door andere donorlanden of de EU overgenomen. Niettemin was het stopzetten van de coöperatie door Brussel ooit goed tot rond de 5 miljard frank een zware klap voor Kinshasa, of toch voor de Zaïrese bevolking.

In december 1995 koos België dan voor een nieuwe koers. Het zou voortaan elk direct contact met het regime mijden en met niet-gouvernementele organisaties (NGO’s) in zee gaan. Die hulp heeft mee de zogeheten société civile doen ontstaan en in leven gehouden, de basisgemeenschappen en organisaties die stilaan allerlei sociale en andere taken van de kwijnende staat hebben overgenomen en altijd hard aan de kar van de democratisering zijn blijven duwen.

De machtsovername door Kabila plaatst de Belgisch-Congolese relaties in een geheel nieuwe context. Hoe die relaties er concreet zouden kunnen uitzien, dat moest staatssecretaris Reginald Moreels (CVP) van Ontwikkelingssamenwerking eind vorige maand gaan onderzoeken toen hij als eerste Europese bewindsman naar het nieuwe Congo afreisde. En toen hij op zaterdag 1 augustus uit Kinshasa terugkeerde, mocht hij zijn bevindingen terstond in een eindrapport uitschrijven. Niet meteen ten behoeve van zijn collega’s in de regering, maar op vraag van de Europese Unie (EU).

VRIENDEN VAN CONGO

Twee dagen later, vorige week maandag, stuurde de EU immers haar eigen delegatie, de Nederlandse, Luxemburgse en Britse ministers van de trojka, Congowaarts. Al een dag na haar aankomst velde ze haar eerste verdict : dat er, wat haar betreft, best zaken te doen vallen met de nieuwe Congolese regering. Dat was ook Moreels gaan melden : dat België bereid was de directe, bilaterale samenwerking met ex-Zaïre te hervatten.

Dat de EU-ministers niet lang hoefden te dubben, was enigszins een verrassing. De EU toont zich doorgaans erg gevoelig voor het respect voor de mensenrechten. Ze maakt daarvan een prioritaire voorwaarde bij het vrijmaken van ontwikkelingsgeld. Maar hoewel de situatie in Congo wat dat betreft, vooral inzake de politieke vrijheden, nog verre van ideaal is, heeft de EU zich niet al te strak opgesteld. Enerzijds steekt de huidige toestand tenslotte vrij gunstig af tegenover wat gangbaar was onder de nu verdreven dictatuur, anderzijds is Kabila niet eens drie maanden aan de macht en vergt de opbouw van een rechtsstaat nu eenmaal tijd, veel tijd.

Zo denkt ook de Belgische regering erover en die boodschap is Moreels in Kinshasa gaan brengen. België wil een voortrekkersrol spelen in de wederopbouw van het grondig in de vernieling geholpen Congo. Symbolisch daarvoor is dat België heeft aangeboden om als gastland te fungeren voor de bijeenkomst van de zogenaamde Vrienden van Congo. Het gaat om de landen die binnen de Wereldbank een actieve rol willen spelen ten gunste van Congo. Eigenlijk had die bijeenkomst plaats moeten hebben in Parijs, want daar is nu eenmaal de Europese zetel van de Wereldbank gevestigd. Maar dat ware wat onkies, gelet op de moeilijke relatie van het Kabila-regime met Frankrijk, dat Mobutu tot op het laatst is blijven steunen.

Congo heeft heel wat te bepraten met de zogenaamde instellingen van Bretton Woods, de Wereldbank en het Internationaal Muntfonds (IMF). Het Zaïre van Mobutu was met deze twee geldschieters hogelijk gebrouilleerd geraakt omdat het de voorwaarden niet meer nakwam waartoe het zich had verbonden. Begin dit jaar, in de nadagen van het regime, had Mobutus premier Léon Kengo wa Dondo nog een welwillend gebaar gesteld door de afbetaling van stukjes buitenlandse schuld te hervatten. Maar meer dan een symbolische geste was dat niet, alleen bedoeld om nog een laatste beetje goodwill voor het stervende regime af te kopen.

Werd Kengo’s initiatief door de internationale bankiers zeer geapprecieerd, dat belet niet dat die schuld nog altijd huizenhoog is. In totaal zou Mobutu een schuld hebben achtergelaten van rond de vierhonderd miljard frank. Ongeveer, want nu wordt nog uitgezocht hoe hoog dat bedrag eigenlijk is opgelopen en wie de schuldeisers zijn. Geheel duidelijk is dat niet, zeker niet voor de binnenlandse schuld. Het lijdt hoe dan ook geen twijfel dat Congo zal mogen rekenen op enige mildheid vanwege de internationale gemeenschap. Nu al is sprake van een ruime schuldverlichting via kwijtschelding en ?hyperzachte? leningen. Net voor Moreels in Kinshasa aankwam, was al een delegatie van het IMF in Kinshasa het terrein komen verkennen.

CONGO BESLIST ZELF WEL

Maar het verleden is niet de prioriteit in de gesprekken. Ook Moreels had het thema niet op de agenda staan. En ondernam de regering-Kabila al enkele pogingen om de hand te leggen op Mobutus fortuin, ze lijkt niet van plan te zijn om de schulden van Mobutus Zaïre niét te honoreren.

Het nieuwe Congo staat trouwens ook niet met uitgestoken hand te wachten. De regering ziet er de toekomst van het land als een eigen verantwoordelijkheid. Ontwikkeling moet in de mate van het mogelijke met eigen middelen tot stand worden gebracht. Daarom valt bij de nieuwe machthebbers ook enige scepsis tegenover de NGO-wereld vast te stellen. Een sterkere staat moet het Congo mogelijk maken zelf de ontwikkelingsprioriteiten vast te leggen, zonder dat over te laten aan de wereldverbeteraars, eventueel de betweters van de NGO’s. En indien het Kabila ernst is, hoeft ook het westerse bedrijfsleven de eerste tijd niet met witte olifanten te komen aanzetten.

België koos in de ontwikkelingssamenwerking met Zaïre traditioneel voor drie sectoren : gezondheid, onderwijs en landbouw. Dat is ook het geval met de talrijke NGO-projecten die sinds 1996 werden goedgekeurd en samen, gespreid over enkele jaren, toch goed zijn voor circa één miljard frank. Naast enige directe voedselhulp (via het Wereldvoedselprogramma) en medische spoedhulp (vooral uitrusting en geneesmiddelen voor enkele ziekenhuizen), ligt het zwaartepunt van de Belgische medische samenwerking in de steun aan een hele reeks lokale ?gezondheidszones? (Congo is opgedeeld in 306 zulke zones), voornamelijk via Memisa en Artsen Zonder Grenzen.

Daarnaast financiert België nationale programma’s voor vaccinatie en voor de strijd tegen de slaapziekte, tuberculose en lepra. De aidsbestrijding neemt slechts een gering aandeel in. Hoe beroerd de gezondheidszorg er in Congo aan toe is, blijkt wanneer de bestrijding van de slaapziekte thans weer op het niveau staat dat de Belgische kolonisator al in 1935 had bereikt, vijf jaar nadat, met veel primitiever middelen dan nu beschikbaar zijn, het eerste programma tegen trypanosomiase was opgestart.

Inzake onderwijs financiert België in de eerste plaats de levering van didactisch materiaal, wat vooral technische scholen ten goede komt. Het gaat vaak om echte basisbehoeften, wat aantoont hoezeer ook het onderwijs in een toestand van verwaarlozing is geraakt. De Belgische coöperatie zorgde bijvoorbeeld voor de levering van zes miljoen schriften, twee miljoen balpennen en een miljoen potloden. Anders kwam er van leren schrijven voor een miljoen leerlingen gewoon niets in huis.

Al deze programma’s lopen sinds de regimewisseling van 17 mei jongstleden door. De verantwoordelijken van het Algemeen Bestuur voor Ontwikkelingssamenwerking (Abos) in Kinshasa hadden tot nu toe ook nog niet de gelegenheid om met de nieuwe machthebbers te spreken over een heroriëntering van de coöperatie. Dat komt deels omdat de Belgische regering haar nieuwe koers nog moet vastleggen, deels omdat de Congolese ministers nog niet klaar zijn met een globaal herstelplan. Niet alleen is zo’n plan een werk van aangelegenheid, de middelen om dat op te stellen al was het maar een kantoor of elementair statistisch materiaal ontbreken Kabila en de zijnen nu eenmaal.

ADVOCAAT VAN KINSHASA

Bovendien is contact met de nieuwe autoriteiten niet altijd eenvoudig. Onder het motto dat ze dicht bij ?de basis? moeten staan, zijn de Congolese ministers vaak op reis in het binnenland en dus afwezig uit de hoofdstad. En van de coördinerende minister voor Internationale Samenwerking, Thomas Kanza, een oude rot in de Congolese politiek, is bekend dat hij met een kwakkelende gezondheid sukkelt. Ook Moreels kreeg Kanza tijdens zijn bezoek niet te zien. Het is daarom ook maar de vraag of het wel realistisch is om, zoals gepland, de conferentie van de Vrienden van Congo al op 5 september van start te laten gaan.

Wel is al duidelijk dat Congo voor zijn ontwikkeling nieuwe accenten legt. Bovenaan het verlanglijstje staan infrastructuur en communicatie, in de eerste plaats een renovatie van het wegennet. Het is de teloorgang van de wegeninfrastructuur als gevolg van gebrek aan onderhoud die mee de Zaïrese staat de dieperik heeft ingejaagd. Grote delen van het binnenland zijn inderdaad onbereikbaar geworden, behalve per vliegtuig, als er tenminste een vliegtuig is. Zelfs een hoofdweg als die tussen de hoofdstad Kinshasa en de havenstad Matadi is half overgroeid, half door putten onberijdbaar. Dat hindert niet alleen de economie, omdat de handel er fysiek haast onmogelijk door wordt, het belemmert ook de voedselaanvoer naar de steden, wat dan weer de prijzen de hoogte injaagt.

In de nieuwe, structurele en grootschalige coöperatie die België met Congo wil beginnen, bestaat geen discussie over de goede zin van die Congolose prioriteit. Maar gezien de omvang, ook financieel, van zo’n renovatie van de infrastructuur, houdt België zich wat op de achtergrond. Het ziet zijn bijdrage daarin vooral in een multinationaal kader. Brussel wil met Kinshasa een zakelijke en welwillende relatie opbouwen en van daaruit in de eerste plaats een advocacy role spelen, als pleitbezorger van Congo’s belangen tegenover het rijke Westen. Gastland zijn voor de Vrienden van Congo is daar een voorbeeld van.

Toch houdt België voor Congo nog een relatief nieuwe, maar ook delicate vorm van coöperatie in petto : juridische bijstand. Respect voor mensenrechten in hun brede betekenis kan alleen in de ruimere context van de rechtsstaat. Daarom leek het een goed idee om na te denken over projecten om magistraten, advocaten en, waarom niet, politieofficieren te vormen en bij te scholen. Het is eerder in Rwanda geprobeerd en de sores van de Belgische justitie mogen daarbij geen beletsel zijn.

Thans gaat er, op jaarbasis, een 300 à 400 miljoen frank naar de voormalige kolonie. Dat is minder dan een tiende van de coöperatie net vóór de breuk met Kinshasa. Of de omvang van die samenwerking ooit weer het niveau van vóór 1990 zal bereiken, achten ingewijden de eerste tijd niet denkbaar. Hoewel. ?Jaarlijks moet ik drie à vier miljard frank aan de staatskas teruggeven,? zegt staatssecretaris Moreels, die de hem toegewezen budgetten niet besteed krijgt. ?Dat stelt [CVP-minister van Financiën] Herman Van Rompuy zeer content, maar als je bedenkt dat de planeet ondertussen doodgaat van de honger…?

Marc Reynebeau

Werken aan een land in puin : België wil mee betalen samen met anderen.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content