Wie heeft nu nog macht in de Iraakse hoofdstad? De Amerikaanse generaal, zijn soldaten, de ayatollah van Najaf, of een miljoen sjiieten?
Een Chinese kalasjnikov kost 50 dollar op de markt in Bagdad: de prijzen zijn ingestort. De Amerikanen doen hun best om wat ze aan wapens vinden in te zamelen en op te slaan in grote magazijnen, maar er zijn er hoe dan ook te veel. En ook dat bijeenbrengen blijkt niet zonder gevaar te zijn. Zaterdag ontplofte de zaak in het depot van Zafaranyah in zuidelijk Bagdad. Men weet niet waarom, al zeggen de Amerikanen wel dat ‘iemand’ erop moet hebben geschoten. Het onmiddellijke resultaat was dat weer een aantal omliggende huizen tegen de grond gingen, en men het had over zeker 40 doden. Maar burgerslachtoffers – en zeker van zo’n ‘ongeval’ – worden al lang niet meer geteld in deze oorlog.
De lui van Bagdad weten dat stilaan ook wel, en hun geduld is, bevrijd of niet, de laatste tijd sterk op de proef gesteld. Vandaar het bijkomende resultaat: boze betogingen van inwoners die de Amerikanen gezegd hadden dat wapens en munitie opstapelen in een woonwijk gevaarlijk was, maar die waren weggestuurd. Betogingen tegen de VS dus, slogans ‘Amerika is niet beter dan Saddam’, en stenen gooien naar de Amerikaanse soldaten toen die arriveerden om de doden en gewonden te evacueren. Voor het Palestine Hotel, waar de pers en de Amerikanen samen zo handig hun hoofdkwartieren hebben, hadden de betogers ineens al spandoeken bij zich met ‘Amerika doodt onschuldigen’ en ‘Geen bommen tussen de huizen!’. Een islamitische mollah was er ook, die de slogans voorschreeuwde: ‘Islam ja, Irak ja, Israël nee, Amerika nee!’
Een paar dagen eerder was generaal op rust Jay Garner gearriveerd, de nieuwe MacArthur voor Irak. Hij moet de heropbouw van een natie gaan organiseren en in Amerikaanse banen leiden, maar niemand weet of hij daar het nodige materiaal voor heeft. Niemand weet hoeveel tijd het hem zal kosten, en of hij die tijd wel zal krijgen. De Iraakse oppositiefiguren, stamhoofden, notabelen en geestelijken met wie hij onderhandelt en probeert een soort autoriteit samen te stellen, zijn immers – terwijl ze het hebben over nationale eenheid tussen noord en zuid en tussen soenni en sjia – druk bezig met de strijd om de macht onder elkaar. En niet iedereen werkt er voor eigen rekening.
Ondertussen blijven de Amerikanen jagen op hun kaartenboek van verantwoordelijken van het oude regime, en dringt zich stilaan de vraag op welke Baath-partijleden misdadigers zijn en welke misschien recupereerbare meelopers zijn, in een land waar iedereen die een beetje carrière wilde maken wel bij de partij móést zijn. Ook vice-premier en onverwoestbare minister van Buitenlandse Zaken Tariq Aziz gaf zich de voorbije week over. Maar is hij nu een krijgsgevangene of een gewone gevangene? Het eerste niet, naar verluidt, maar op basis waarvan het tweede dan wel? Op basis van welke aanklacht? Voorlopig wordt hij alleen ‘vastgehouden’. Aan de andere kant van het politieke spectrum zat Mohammed Mohsen Zubaidi, die zichzelf tot burgemeester van Bagdad had benoemd, zogezegd ‘verkozen door prominente burgers’. Niets van, zeiden de Amerikanen, die hem in het weekeinde lieten oppakken wegens te veel voor hun voeten lopen en het saboteren en belazeren van de boel. En maandag hield generaal Garner een grote conferentie, over democratisering en heropbouw, en over veiligheid.
DE SJIIETEN ZIJN DAAR
Maar ondertussen zijn andere krachten aan het organiseren gegaan. Was er sprake van dat de sjiieten van Irak, met 60 procent ineens de grootste bevolkingsgroep, Garners conferentie zouden boycotten, er hebben toch hooggeplaatste sjiieten aan deelgenomen, die het woord hebben gevoerd voor eenheid en vooruitgang. Toch bleek vorige week ineens dat het sjiitische establishment er niet alleen voor had gezorgd dat de sjiitische wijken van Bagdad, voorheen Saddam City genoemd, tot Sadr City werden omgedoopt – naar de in 1999 vermoorde ayatollah Mohamed Sadiq al-Sadr – maar dat het eigenlijk ook het dagelijkse bestuur van de stad had overgenomen. Zo ervoer het Amerikaanse medische team dat het Qadisiya-ziekenhuis in Bagdad op zijn noden wou inspecteren, dat een uit Najaf gestuurde theologiestudent er de touwtjes al in handen had en dat het ziekenhuis in medicijnen en voedsel bevoorraad werd door de Hawza, de sjiitische organisatie, die ook de lonen van het personeel betaalde. De Amerikanen mochten misschien wel helpen met het herstellen van de kapotte riolering, elektriciteit en waterleiding – of zelfs niet -, maar de gewapende wacht voor de poorten, tegen plunderaars en wat dies meer zij, zou ze zelf wel leveren. Die was er trouwens al, door de generaal verboden of niet. Was het mogelijk dat de Amerikaanse generale staf de macht en organisatiekracht van het Iraakse sjiisme aan het onderschatten was? Het leek even van wel.
Toch zou dat niet mogen blijven duren. Vorige week maandag en dinsdag hielden de sjiieten de grote bedevaart naar de heilige stad Karbala. Bedevaarten zijn het gevreesde sjiitische geheime wapen. Met honderdduizenden, met een miljoen – wie zal het zeggen, vooraf was sprake van zes miljoen pelgrims – zijn ze naar het heiligdom gekomen, en hebben ze de boodschap meegekregen van de ayatollah in Najaf, Ayyed Ali al Sistani, dat het land moet worden heropgebouwd, voor heel het Iraakse volk. Maar dat met de Amerikanen niet mag worden samengewerkt, en dat die Irak snel weer moeten verlaten, liefst zo snel als ze gekomen zijn. Anders zullen er ándere fatwa’s komen.
Natuurlijk ziet Washington in deze opeens opgedoken politieke kracht invloeden van buitenaf, met name uit Iran, de reusachtige sjiitische islamitische republiek die naast Irak en Noord-Korea op de lijst prijkte van president Bush’ ‘as van het kwaad’. Zeker in het opduiken van gewapende milities in de sjiagemeenschap, die de gelovigen opstoken tegen de Amerikaanse ‘bezetting’, zien de haviken van het Witte Huis het beste bewijs dat Teheran zich aan het bemoeien is met de politieke toekomst van Irak, en zijn ‘hezbollah’ uitzendt, gewapend met korans en kalasjnikovs. Vandaar scherpe terechtwijzingen aan het adres van de Iraanse conservatieve mollahs. Zin voor ironie heeft Donald Rumsfeld nooit gehad.
Toch is dit een voorbijgaan aan het échte gevaar dat de Amerikaanse onderneming in Irak bedreigt: de Iraakse sjiieten. Voorlopig zijn ze onderling nog sterk verdeeld, zoals sjiieten altijd zijn. Maar ze hebben Teheran niet nodig om zich te organiseren en te bewapenen, en om hun mond open te doen. Wapens zijn er volop, de sociale organisatie van de sjiieten is de enige die Saddam Hoessein nooit echt heeft kunnen uitroeien. En boos zijn ze genoeg. Niet speciaal op de Amerikanen (zelfs in Iran zou men dezer dagen op straat de wens horen dat de GI’s ook dáár eens langskwamen), hoewel dat met gerichte propaganda uit de moskee snel kan keren. Nee, boos zijn ze vooral op het oude regime, dat zich tenslotte altijd gesteund wist – hoe atheïstisch het zogenaamd ook was – door de soennitische bevolking van het centrum, rond Bagdad, en dat de sjiieten steeds als tweederangsburgers heeft verdrukt en vervolgd, of op zijn minst verwaarloosd. De sjia is nu eenmaal de islam van de armen en verdrukten en vandaar, als de gelovigen wakker schieten, de meest opstandige islam.
Saddam wist dat ook wel. Als dit conflict tot een explosie leidt, zullen ook de Amerikanen misschien de burgeroorlog niet kunnen voorkomen, dan zullen de – soennitische – Koerden in het noorden (die hun status aan de VS te danken hebben) in gevaar zijn, en lopen de Irakezen het gevaar na Saddam in een islamitische republiek te ontwaken.
Sus van Elzen
Het sjiitische establishment had niet alleen Saddam City tot Sadr City omgedoopt, maar ook het dagelijkse bestuur van Bagdad overgenomen.