Groot misbaar in Tallinn en Moskou, nadat de Estse overheid een Russisch monument voor oorlogsslachtoffers liet verplaatsen. Eigenlijk geven beide partijen geen moer om het standbeeld, maar dat is een detail. Dit is het draaiboek van een heel klein beetje oorlog.
Het is soms nuttig om eens door wat oudere berichten te bladeren. Neem nu dit, uit Mosnews van 23 november 2006: ‘De Russische geheime dienst deelt mee dat de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk de sovjetbezetting van de Baltische Staten in de jaren veertig voluit steunden.’ Natúúrlijk deden ze dat. Toen in 1944 het nazirijk instortte, hadden de geallieerden een tweede front nodig om de eigen invasie te verlichten. De inbreng van Russische troepen in het Balticum had strategische én politieke voordelen. Het Duitse leger werd in tweeën gereten, de troepen in Finland raakten gescheiden van de noordelijke Wehrmachtafdeling. Politiek werd handig uitgespeeld dat Duitsgezindheid in de regio troef was, en dat in het Joodse getto van de Letse hoofdstad Riga nog lelijker huis werd gehouden dan in dat van Warschau. Een bezetting als humanitair schaamlapje voor botte machtspolitiek dus. Want, aldus Mosnews, dat pas vrijgegeven geheime documenten uit het Kremlin citeert, de westerse bondgenoten vonden de terugkeer van vroegere Russische gebieden naar de Sovjet-Unie geen te hoge prijs om te betalen.
Als de grootmachten in 1944 al op de hoogte waren van elkaars doen en laten, dan is het niet onredelijk om aan te nemen dat de huidige spionagetechnieken daar niet voor onderdoen. En dan rijst de cynische vraag of Moskou en Washington elkaar niet vooraf hadden ingelicht, zo niet hadden samengespannen, toen het in Estland tot een openlijke botsing kwam nadat de regering op 26 april een standbeeld voor Russische oorlogsslachtoffers liet verplaatsen. In dat geval lijkt het op slag minder toevallig dat de geheime documenten waaruit Mosnews citeert uitgerekend eind 2006 werden vrijgegeven.
Laten we even recapituleren. De centrumrechtse premier van Estland, Andrus Ansip, stemde ermee in om het ultieme symbool van de sovjetbezetting te verwijderen, de Bronzen Soldaat aan de Tonismägi in de benedenstad van de hoofdstad Tallinn (en dus niet in het historische centrum, zoals Russische bronnen graag beweren). Dat was voor hem natuurlijk een leuk meegenomen propagandamiddel: dankzij die zet won hij de verkiezingen van maart 2007, en werd hij de eerste zetelende premier wiens termijn verlengd werd sinds de onafhankelijkheid in 1991. De Esten vielen voor Ansips nationalistische zet. De Russen schroefden hem op met sluwe berekening.
IN DIENST VAN WASHINGTON
Intussen bereidt ook Moskou zich voor op verkiezingen, maar het is niet Vladimir Poetin die uitspraken doet over de Estse handelwijze. Poetin werkt namelijk per procuratie: hij deelt volmachten uit om namens hem op te treden. Hij laat opgezweepte jongeren het vuile werk doen. Zeven dagen lang mochten radicale jeugdbendes als de Nasji, de Mestniye en Jong Rusland ongestoord de Estse ambassade bestoken. Er zijn ruiten ingeslagen, de gevel werd met eieren bekogeld, de jongeren beschikten over laptops, ze kregen al die tijd gratis eten en drinken, de politie keek de andere kant op toen ze een persconferentie van de Estse ambassadrice Marina Kaljurand wilden verstoren, ze sleepten zelfs draagbare toiletten aan met het opschrift ‘Nieuwe ambassade van Estland’.
Kaljurand, die door haar lijfwachten met peperspray moest worden ontzet, verzuchtte: ‘Dit is georganiseerde intimidatie. Als de Russische overheid ze niet zelf heeft opgezet, dan heeft ze ze in elk geval oogluikend toegestaan.’ De jongeren gaven de omsingeling groothartig op toen ze naar Tallinn terugvloog, ‘niet om politieke redenen, en niet om gezondheidsredenen’. Waarom dan wel? Om de gemoederen te bedaren. Want op 9 mei vieren alle Russen, ook de 300.000 achtergeblevenen in Estland (van wie amper de helft de Estse nationaliteit heeft en Ests spreekt), de Dag van de Overwinning uit de Tweede Wereldoorlog.
Er bestaat twijfel over de diplomatieke sensitiviteit van premier Ansip, nu hij precies nu het sovjetstandbeeld liet verwijderen en het dozijn gesneuvelden dat eronder ligt liet opgraven. Ansip voelde zich gesteund door de NAVO-bondgenoten en door het herwonnen identiteitsgevoel. Maar tegelijk wordt hij gebruikt in een politiek schaakspel waarvan hij de regels niet beheerst. Hij is een agent-provocateur, gestuurd door Washington, dat hem deze maand nog met open armen zal ontvangen. Natuurlijk reageert de Europese Unie lauw. Ze vindt het sop de kool niet waard, dreigt de Russische toetreding tot de Wereldhandelsorganisatie te vertragen, en laat alleen de kleine lidstaten hun verontwaardiging uiten: Finland, de grootste investeerder in Estland; Litouwen, dat als enige Baltische staat een te verwaarlozen Russische minderheid kende; en Macedonië, dat zo graag bij de club zou willen en zich het Estland van de Balkan waant. De Estse affaire is een vrijblijvende oefening in een groter opzet. Een test om in het binnenland de rangen te sluiten, en te zien hoe de tegenstand zal reageren.
SCHIJNBEWEGINGEN
Laten we wel wezen: het kan Moskou geen moer schelen wat er met zijn monumenten gebeurt. In Riga staat er ook zo’n beeld, dat van de Rode Schutters. Bij de onafhankelijkheid woonde in de hoofdstad van Letland een Russische meerderheid. Riga was bovendien de draaischijf van de Russische maffia. Logisch dus dat de Letten meer op eieren lopen, al is de bouw van het Museum van de Bezetting voor het stadhuis een veel grotere provocatie dan de verhuizing van een standbeeld naar een militair kerkhof. Het hele museum is gewijd aan de sovjetterreur, in één adem met wat nazigruwelen. Overigens viert Letland een officiële feestdag op 16 maart, de dag dat de SS-legioenen van Letse vrijwilligers in 1944 de slag om heuvel 93.4 wonnen van de sovjets. Jaarlijks wordt hulde gebracht aan deze ‘nationalistische vrijwilligers’ (collaborateurs, zeggen de Russen) bij het Vrijheidsbeeld in Riga en op het erepark van Lestene. Moskou reageert daar nauwelijks op.
Moskou oefent schijnbewegingen in, waarbij Russische bevolkingsgroepen in vroegere sovjetrepublieken als pasmunt worden gebruikt. Het heeft rechtse jongerenbewegingen ingeschakeld, die geen verantwoording hoeven af te leggen. Het laat een idiote hardliner uitroepen dat Rusland ‘Estland naar de hel moet bombarderen’. Fijnzinnig is anders. Het stuurt politiek onbelangrijke vertegenwoordigers uit, onder leiding van Leonid Slutski, de ondervoorzitter van de parlementscommissie Buitenlandse Zaken. Zij mochten volstrekt ondiplomatisch tewerkgaan: ondanks afspraken zegden ze in Tallinn de afgesproken agenda op, en gaven ze een eigen persconferentie met de wildste beschuldigingen, gaande van verbrijzeling van het standbeeld tot foltering van de zowat 1000 opgepakte relschoppers.
De krant Kommersant deed er op 1 mei nog een schepje bij: ‘Onze Doemaleden hebben zaagsporen gevonden op het beeld. De herstellers hebben wel keurig werk geleverd.’ Het Hogerhuis wil de diplomatieke betrekkingen verbroken zien, maar dat gebeurt niet. Moskou dreigt ook met het onderbreken van de olieleveringen, die via Estse havens worden uitgevoerd. Maar dat is geen strafmaatregel, alleen het gevolg van ‘onderhoudswerken aan het spoor’. Nog meer procuratie op z’n Poetins: grote winkelketens als Sednoi Kontinent halen Estse producten uit hun rekken, Severstaltrans schort de bouw van een wagenfabriek op (een investering van 60 miljoen euro), en hackers trachten de Estse regeringswebsites te ontwrichten.
De Estse reactie staat op hetzelfde niveau. Minister van Buitenlandse Zaken Urmas Paet fungeert als bliksemafleider. Hij weigerde de Doemaleden nog te ontvangen na hun uitdagende persconferentie. Over de boycot haalt hij de schouders op: ‘Rusland doet 2 procent van onze investeringen. De grootste olieraffinaderij gaat door met haar olieleveringen. Uitwijkhavens als Moermansk of Kaliningrad kunnen de verwerking niet eens aan.’ Waarna hij helemaal grof wordt: ‘Sinds de aanhouding van de relschoppers is de misdaad met 50 procent gedaald. De kopstukken hadden allemaal een strafblad. En er waren ongeveer honderd minderjarigen bij.’ Er viel één dode, Rusland eist een onderzoek. ‘Neergestoken door een andere betoger’, aldus een laconieke Paet. Moskou eist het ontslag van de Estse regering. ‘Is dat dan geen inmenging in binnenlandse aangelegenheden?’ Paet, dramatisch: ‘De Russische aanvallen zijn virtueel, psychologisch, en reëel’. Dan helpt geen oecumenische plechtigheid voor de gesneuvelden aan de Tonismägi.
Er schuilt een diepere, koudere oorlog onder het provocatieopbod. Elke partij maakt gebruik van goedgelovige, misleide of verblinde medestanders. Moskou kreeg de steun van Gerhard Schröder. De oud-bondskanselier is niet voor niets voorzitter van het consortium dat de Duits-Russische pijpleidingen voor gas en olie moet realiseren. Moskou kreeg ook de steun van het Simon Wiesenthalcentrum in Israël, uit angst voor de opbloei van het neonazisme. Maar wie is de grootste motor van extreemrechts: de skinheads in Moskou of de nostalgici van de Tweede Wereldoorlog?
DOOR LUKAS DE VOS