In de bedrijvengordel in het noordoosten van Brussel floreert de kenniseconomie. Maar de snelst groeiende subregio van het land dreigt het slachtoffer te worden van zijn eigen succes.
Rond Brussel ligt een economische ‘gordel van smaragd’. Een brede strook van bedrijvenparken langs de noorderring, van Groot-Bijgaarden over Vilvoorde en Zaventem tot tegen Tervuren. In die Vlaamse rand, aan de grens van de hoofdstad, floreert de nieuwe economie. Nergens in het land is de groei van de economie en van de werkgelegenheid zo groot. Zelfs de metropool Antwerpen kan de boom in bescheiden gemeenten als Zellik, Diegem of Haren niet volgen. De werkgelegenheid in de suburbane gordel vertegenwoordigt een paar honderdduizend banen. Brussel, met zijn nochtans grote arbeidsreserve, profiteert daar weinig van, wegens slechte scholing van zijn werklozen. Van ver komen de Vlamingen naar de ring, moderne pendelaars per auto.
Het economische leven houdt echter geen rekening met de grenzen van het federale België. Er bestaat een intense wisselwerking tussen Brussel en de stadsrand, een sociaal-economische belangengemeenschap. De negentien gemeenten van het Brusselse gewest vormen de kern van een stadsgewest dat tot ver buiten de grenzen van het hoofdstedelijke grondgebied reikt. En zoals dat in de nieuwe economie gaat, de gordel is welvarend, Brussel is arm. De fabrieken worden er omgebouwd tot lofts.
Niettemin behoudt Brussel zijn economische aantrekkingskracht. De hoofdstad is als hoofdkwartier van Europa en NAVO bekender dan het land. Maar de bedrijven vestigen zich rondom de stad in plaats van erin. Een internationaal consultantbedrijf als KPMG staat als het ware symbool voor ‘in-en-uit-Brussel’: het vestigde zich in St.-Stevens-Woluwe maar heeft zijn voordeur op Brussels grondgebied. Vandaag hoeft een Brussels postnummer niet meer, de nabijheid volstaat. Procter & Gamble heeft z’n Europese hoofdkwartier in Strombeek, de top van C & A werkt in Vilvoorde.
MOBILITEIT GAAT NAAR NUL
De hoofdstad is te vol, met Belgische en Europese overheidsdiensten, ambassades, lobbykantoren, multinationale administraties en financiële instellingen. Als het volk van de bedrijven uit de rand naar Brussel zou komen, daalt de hoofdstedelijke mobiliteit tot nul. De bedrijven vestigen zich in de rustige rand, sommige vluchten letterlijk uit de hoofdstad weg. De economische fall-out van Brussel maakt het succes van de gordel langs de buitenring.
Afgezien van enkele fabrieken langs het Brusselse Zeekanaal is de industrie ten noorden van de stad verdwenen. In Vilvoorde gingen achtereenvolgens de koekjesfabrikant Delacre en de autobouwer Renault (met veel heisa) dicht. Nu staan er de bedrijven van de nieuwe economie: ze houden zich bezig met software, communicatie, media, chemie, logistiek en distributie. Er zijn meer kantoren dan fabrieken, er is meer hoofd- dan handarbeid.
De eerste stadsuittocht kwam op gang in het begin van de jaren tachtig. Bedrijven trokken naar de Woluwelaan, vestigden zich zoals Tractebel Engineering naast de autoweg naar Leuven en Luik en verlengden de statige Kolonel Bourglaan tot een kantorenparadijs, waar gsm-operator Mobistar zijn stek vond. Het gebied tussen Brussel en de luchthaven van Zaventem volgde, aanvankelijk met een concentratie van computerbedrijven in Evere. De nabijheid van de luchthaven trekt buitenlanders aan, het is een opperbeste lokatie voor de Amerikaanse of Japanse general manager die om de twee maanden eens overvliegt. De Keiberg is een succesverhaal, maar het project heeft wel twintig jaar aangesleept. Nu staan de kandidaten voor kantoorruimte te dringen. De Haachtsesteenweg in Evere profiteert mee van Zaventem. Op de 11,5 vierkante kilometer van Machelen waren verleden jaar 472 ondernemers met samen 12.728 werknemers geconcentreerd. Intussen zijn beide cijfers alweer gestegen. Het arrondissement Halle-Vilvoorde noteert sinds een vijftal jaar rond de duizend nieuwe vennootschappen per jaar.
MEER JOBS DAN INWONERS
De luchthaven van Zaventem – Bruxelles Nationale in de Franstalige omgang – en Brucargo langs de Melsbroekkant liggen midden in het gordelgebied, maar trekken een ander soort ondernemingen aan dan de buurgemeenten. Nu zijn er 273 bedrijven, luchtvaartmaatschappijen en hun toeleveranciers zoals de catering en de security. Zaventem groeide uit tot een internationaal gereputeerd postknooppunt, met koerierbedrijven als het door zijn nachtlawaai overbekende DHL. Die rechtstreekse en onrechtstreekse luchthavenactiviteit is goed voor 25.000 jobs. Er bestaat paniek over de 1500 vacatures die niet vervuld raken. Dat brengt mee dat Zaventem de enige gemeente is in het land met meer arbeidsplaatsen dan inwoners. Zo’n 40.000 banen tegenover 30.000 inwoners, ouderen en kinderen inbegrepen.
De Brabantse as Brussel-Mechelen-Antwerpen is de ruggengraat van de Vlaamse economie. Die as is viervoudig, met de E19 en de A12, het zeekanaal Brussel-Schelde en de spoorlijn Antwerpen-Brussel. Het bedrijvenpark in Londerzeel langs de A12 sluit nog op het Brusselse aan. Met het bedrijventerrein Cargovil in Vilvoorde rekt de Gewestelijke Ontwikkelingsmaatschappij van Vlaams-Brabant het Brusselse gordelfenomeen naar Mechelen uit.
De Luchthavenlaan in Vilvoorde kreeg een ander bedrijvenpatroon na het vertrek van de commerciële televisiezender VTM naar Grimbergen. Op het Mediapark daar zitten nu de tv-toeleveranciers samen. Strombeek gaat internationaal, Zellik heeft een researchpark en Groot-Bijgaarden van alles wat. Mollem en zelfs Ternat genieten nog mee van de economische boom. Bij Dilbeek loopt de Vlaamse bedrijvengordel ten einde. (Ten zuiden van Brussel doet zich een soortgelijke ontwikkeling voor richting Nijvel en Waver. De universiteit van Louvain-la-Neuve is een aantrekkingspool voor nieuwe technologiebedrijven.)
GEEN PLAATS MEER VOOR KOEIEN
De spectaculaire economische ontwikkeling in de Vlaamse rand zet het gebied ook sterk onder druk. De voorheen rustige dorpsstraat van Evere is nu een drukke invalsweg. Het met uitsterven bedreigde Haren herleeft met snelrestaurants en winkeltjes voor de haastige pendelaars. Goedverdienende kaderleden vechten voor de schaarse bouwpercelen. De laatste koeien wachten op hun uitwijzing.
Terwijl de Vlaamse overheid met gewestelijke ontwikkelingsmaatschappijen en intercommunales de economische ontwikkeling ruimtelijk poogt te plannen, groeide het gordelgebied bij de gratie van vraag en aanbod. De overheid poogt er nu een beetje structuur in te krijgen. De groei en bloei van de gordel verliep op z’n Texaans, haast uitsluitend via privé-projectontwikkelaars. Wereldhave (Nederlands), Slough Estates (Brits) en Investimmo (Immobel/Tractebel) zijn er de meest actieve. Ze kopen grond, bouwen en verhuren en verkopen het geheel aan Amerikaanse, Britse of Canadese institutionele beleggers of brengen het onder in een vastgoedbevek. Lasalle en Healey & Baker verdienen er als makelaars goed geld.
Semipublieke instellingen als de GOM, die Cargovil opzette, of de Kamer van Koophandel willen op die gang van zaken al kritiek leveren. Projectontwikkelaars speculeren met de gronden, ze laten die ‘rijpen’, heet het dan. Terwijl er net een nijpend tekort aan bedrijfsterreinen bestaat. De gordel is nagenoeg uitverkocht. De intercommunale Haviland hoopt Meise-Westrode tot industrieterrein om te bouwen. Het is alvast juist op het gewestplan ingekleurd, maar desondanks blijft het dossier politiek vastzitten.
DE NOORDERRING ALS TAALGRENS
Het overmatige succes van de bedrijvengordel tast de troeven ervan aan. Gemakkelijke en snelle bereikbaarheid is voor ondernemingen een troef om op een krappe arbeidsmarkt gekwalificeerde medewerkers aan te trekken. Dit voordeel gaat compleet verloren. Bedienden in Diegem moeten tot een half uur file schuiven om hun kantoorpark in of uit te raken. Elders in de gordel is het nauwelijks beter. Die werknemers hebben dan nog de overbelaste noorderring voor de boeg. (Een zuiderring, die het inkomend verkeer zou kunnen opdelen en de doorstroming vergemakkelijken, heeft Brussel niet. De ring is dan ook minder als verkeersas dan als taalgrens opgezet.) Ondanks de parkeerterreinen van de bedrijven veroorzaakt de grote stijging van de werkgelegenheid een gigantisch parkeerprobleem. In het Evere van Sabca en Banksys is het bedienden geraden op tijd te zijn om zelfs maar een illegaal plaatsje voor hun wagen te vinden. Met de auto pendelen is haast noodzakelijk. Openbaar vervoer van Brussel naar de rand is haast onbestaande. Het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen stemt de ruimtelijke ordening van het gordelgebied – hoewel het met de hoofdstad samenleeft – niet af op Brussel.
De economische expansie van het gordelgebied stelt enorme problemen van urbanisatie. Planologen vragen zich hardop af of de overvloed aan bedrijven die het Brusselse centrum aantrekt, niet beter verderop wordt opgevangen, in Aalst, Mechelen en Leuven. Voor buitenlandse investeerders liggen die steden evenzeer in het hart van Europa.
SOCIALE PARTNERS WILLEN PRATEN
De politieke organisatie voor het gordelgebied is moeilijk. Voor een stuk ligt de economische gordel in het Brusselse gewest, maar het overgrote deel bevindt zich op Vlaams grondgebied. Er bestaan afspraken noch overleg tussen de Vlaamse en Brusselse regering. De staatshervorming negeerde het bestaan van een stadsgewest dat de grenzen van de negentien gemeenten overschrijdt. De taalproblemen en het nukkige Franstalige beleid in de faciliteitengemeenten bemoeilijken de formele en zelfs de informele samenwerking tussen de twee regio’s. De sociaal-economische organisaties werken elk op hun eigen territorium. Zelfs de Brusselse en Vlaamse vakbonden vinden mekaar moeilijk. De Brusselse Dienst voor Arbeidsbemiddeling neemt nog steeds niet de Vlaamse vacatures over, hoewel de gordel een groot arbeidstekort en Brussel een ruime arbeidsreserve kent.
Een paar jaar geleden publiceerde de Sociaal-Economische Raad voor Vlaanderen een studie over het Brusselse stadsgewest. De Vlaamse sociale partners noteerden dat er een sociaal-economische belangengemeenschap bestaat tussen Vlaanderen en Brussel. Zij riepen op tot intergewestelijk overleg. Dat wilde niet lukken, tot nu toch op 21 juni de sociaal-economische raden van Vlaanderen, Brussel en Wallonië zich op een gemeenschappelijke zitting over hun onderlinge belangengemeenschappen beraden. Hoe gevoelig dit in het federale België ligt, bewijst het feit dat het om een besloten studiedag gaat.
Guido Despiegelaere