Ter gelegenheid van de 40e verjaardag van Knack duikt Rik Van Cauwelaert wekelijks in donkere kelders van ons archief – en van zijn geheugen.
‘J ulien Schoenaerts als Socrates: alleen wat grime, grijs gespoten haar en een baard, een lange versleten jas, twee rollen papier, een krat om erop zittend twee minuten pauze te houden en voor op het toneel: het getuigenhekje.’
Zo luidde de aanhef van Knack-redacteur Toon Van Severen voor zijn interview met acteur Julien Schoenaerts in Knack nr. 7, jaargang 1975.
Julien Schoenaerts was Socrates, ‘Schoenaerts ademde Socrates’, zou de intussen ook al overleden Wim Van Gansbeke ooit schrijven.
Talloze keren vertolkte Julien Schoenaerts die rol, in kleine lokale theaters, voor scholen en voor de meest diverse verenigingen. Wie Schoenaerts zag als Socrates, zou dat nooit meer vergeten. Julien Schoenaerts was geniaal – en dat is geen gratuite bewering.
Zijn weduwe en moeder van Matthias Schoenaerts, Dominique Wiche, zei ooit: ‘Julien is een veelvoud van verdriet. Maar wie is dat in godsnaam niet? Alleen heeft Julien de enorme gave dat hij niet als een kloek op rotte eieren blijft zitten maar zijn verdriet investeert, het laat keren en verkeren tot het alleen nog maar schoonheid en humor voortbrengt. Dat is wat zijn werk geniaal maakt.’
Zijn genialiteit bracht hem nu en dan ook in moeilijk-heden. Want Julien Schoenaerts – die deel uitmaakte van een uitzonderlijke acteursgeneratie met o.a. Nand Buyl, Bert Struys, Senne Rouffaer, Paul Cammermans, Gella Allaert, Dora van der Groen en Wies Andersen – verdroeg geen middelmaat.
Schoenaerts, geboren in 1925 in het Limburgse Eigenbilzen, was in de jaren 1950 al een steracteur van de Antwerpse Koninklijke Nederlandse Schouwburg, waar hij ooit de toeschouwers aan hun stoelen kluisterde met de vertolking van Raskolnikov in Dostojevski’s Schuld en Boete.
Uit onvrede vertrok hij begin de jaren 1960 naar Nederland. Nu en dan keerde hij terug voor een gast- of televisierol. Zo vertolkte hij in het populaire programma Beschuldigde Sta op! (1967) de rol van Charles Joseph Xhenceval die in 1844 Karel Theodoor Le Bon, burgemeester van Geel en voormalig lid van het Nationaal Congres, vermoordde. Xhencevals advocaat beweerde dat zijn cliënt gek was. De moordenaar zelf sprak dat tegen en demonstreerde hoe hij zijn waanzin voorwendde. In wat een minutenlange performance leek, kroop Schoenaerts in de huid van de gek wordende Xhenceval – een krachttoer die gelukkig nog steeds op film bestaat, want een van de weinige, zo niet de enige aflevering van Beschuldigde sta op die ze bij de VRT hebben bewaard.
Hoe geniaal hij ook was, Julien Schoenaerts had altijd wel een probleem. Ook in het gesprek met Knack had hij het over zijn recente ontslag ‘op staande voet’ uit het dramatisch gezelschap van de BRT. Enkele jaren eerder had hij voor een incident gezorgd bij de KNS, waar ze niet gediend waren van de constante aanwezigheid van Schoenaerts’gezel, de Nederlandse fluitspeler Sidurd Cochius. Waarna Schoenaerts met Cochius naar Limburg trok om er de stakende mijnwerkers een hart onder de riem te steken. Zijn hoofdkwartier werd café Het Lindehof in Waterschei, waar het elke avond feest was. Zelfs de rijkswachters gingen nadenken, beweerde Schoenaerts, die bij elke ochtendshift postvatte aan de mijnpoort, hijzelf met klarinet en Cochius de piccolo in de aanslag. Maar de mijnwerkers verkozen de ondergrond boven hun geblaas.
Allengs ondervond Julien Schoenaerts hinder van wat zijn ‘ziekte’ werd genoemd. Hijzelf noemde dat ‘een paar interessante gebreken’.
Geneesheren hadden het in hun beperkte jargon over ‘maligne neurolepticasyndroom’. Waarmee ze eigenlijk wilden zeggen dat Julien Schoenaerts geregeld uit de werkelijkheid stapte die gewone mensen verzinnen, en vertrok voor wat Ronald D. Laing ‘de sjamanistische reis’ noemde – een reis waar hij telkens van terugkeerde met nieuwe, wijzere inzichten.
In 2006 vertrok Schoenaerts voor zijn laatste reis.