Vrijdag beraden de chefs van Europa zich in Gent. Baanbrekende beslissingen hoeven daar niet verwacht te worden, ook al omdat de moeilijke vragen niet aan bod zullen komen.
De aanslagen op de Twin Towers en het Pentagon hebben de Gentse agenda nauwelijks overhoopgehaald en dat roept vragen op. De chefs zullen wél _ zo werd op de speciale top van 21 september in Brussel overeengekomen _ de stand van zaken van het Europese anti-terrorismebeleid opmaken, maar dat hoort grotendeels in de rubriek bezigheidstherapie thuis. Het echte werk wordt twee dagen eerder door de ministers van Buitenlandse Zaken gedaan. Omdat ze het onderhand beu zijn dat de eerste ministers hen voortdurend in de schaduw manoeuvreren, lasten ze in extremis een extra ministerraad in. Op de dagorde één belangrijk agendapunt: de coördinatie van het anti-terrorismebeleid. De regeringsleiders kunnen dat nog eens dunnetjes overdoen en dat geldt ook voor de Verklaring van Laken. Na maanden studiewerk van denktanken en elder statesmen is het debat al enige tijd op de begane grond beland. De ijle sferen van de grote vragen werden vlugger dan verwacht voor de vertrouwde disputen over zetels en mandaten, dus machtsposities, ingeruild. De enkele verheven beschouwingen die de Verklaring van Laken misschien zullen sieren, engageren immers tot niets. Het enige wat in de Verklaring echt zal tellen, zijn de engagementen over de Conventie. Wat is het mandaat, wie mag deelnemen, hoeveel zitjes krijgen de regeringen en de parlementen? En bovenal: wie wordt voorzitter van de Conventie?
DE HELD VAN DURBAN
De Conventie werd op het eind van de jaren negentig uitgevonden om een Charter van Europese Grondrechten uit te werken. Onder leiding van de voormalige Duitse president Roman Herzog bereikten vertegenwoordigers van de nationale regeringen, nationale parlementen, en Europese Commissie en parlement in de herfst van 2000 een consensus over een gemeenschappelijke tekst. Na de flop van Nice, toen de regeringsleiders de verdragswijziging aanpakten alsof ze zich in het Café du Commerce bevonden, kreeg de Conventie-gedachte opnieuw de wind in de zeilen. Niet zozeer bij de eerste ministers van de grote landen, dan wel bij die van de kleine lidstaten, de leden van de Europese Commissie en het Europees parlement. Dat laatste stelde dat het de enige manier was om het nationaal egoïsme en het gesjacher bij de verdragswijzigingen te doorbreken.
Minister van Buitenlandse Zaken Louis Michel (PRL) slaagde er begin september in Genval in om zijn collega’s het idee te laten slikken. Hoe hij dat klaarde, is nog een mysterie. De avond ervoor werd Michel met een staande ovatie als ‘de held van Durban’ ingehaald, en allicht heeft hij dat prestigieuze statuut een dag later al verzilverd. Vorige week in Luxemburg volgde een nieuwe forcing, deze keer rond het statuut van de kandidaat-lidstaten in de Conventie. Met uitzondering van Frankrijk slikten de collega’s het Belgische voorstel. Daarmee is het grote werk voor Laken gebeurd en blijft de regeringsleiders niet veel meer over dan een voorzitter aan te duiden.
Er is dus tijd om over andere onderwerpen te praten. Zondag kondigde premier Verhofstadt aan dat er een evaluatie van de militaire actie tegen de Taliban komt en dát zou wel eens een moeilijk moment kunnen worden. Althans voor het voorzitterschap. Tot de speciale Europese raad van 21 september in Brussel was het er vrij goed in geslaagd om de Unie bij elkaar te houden. Ondanks de race naar het Witte Huis van Jacques Chirac, Joschka Fischer en Tony Blair waren er nauwelijks dissonante geluiden te horen en leek het erop dat de Unie de crisis als één front zou aanpakken. De gemeenschappelijke verklaring op 21 september leek die indruk te bevestigen, maar toen al werden de eerste barsten duidelijk. Het Belgische voorzitterschap ving bot toen het probeerde de Europese Unie als dusdanig in de militaire acties van de Verenigde Staten te engageren. Onder Franse druk werd ‘de Europese Unie’ uit de conclusies geschrapt en door ‘de lidstaten’ vervangen. Daarmee werd het voorzitterschap de facto buitenspel gezet en hadden de grote Europese landen de handen vrij om, zoals vanouds, hun eigen nationale politiek te voeren.
Een paar dagen later zei Silvio Berlusconi domme en gevaarlijke dingen over de superioriteit van de westerse beschaving en kondigde Gerhard Schröder in Washington, tijdens een gesprek met president George W. Bush dat dubbel zo lang duurde als dat van premier Verhofstadt en Commissievoorzitter Romano Prodi, een ommekeer van de Duitse buitenlandse politiek aan. Blair deed dan weer op zijn eentje _ de Hoge Vertegenwoordiger van de Unie, Javier Solana, was niet eens uitgenodigd _ de reis van de Europese trojka in het Midden-Oosten over. Terwijl de voorzitter van de Unie zich te pletter vergaderde over de redding van Sabena, toerde Blair in zijn RAF VC 10 met veel journalisten door de islamitische regio, had hij dagelijks de Amerikaanse president aan de lijn en ontpopte hij zich in vele interviews en commentaren tot de meest oorlogszuchtige van alle Europese leiders.
De eigen Europese accenten waren in Blairs optreden ver te zoeken, maar niemand die hem daar in Gent voor op de korrel zal nemen. Zeker het voorzitterschap kan het zich, omwille van de lieve vrede, niet permitteren. Zoals wel meer op een Europese raad gebeurt, zal veel waarheid aan de schone schijn worden geofferd en zullen de propaganda-afdelingen van de chefs zich uit de naad werken om de fictie hoog te houden dat de Unie ook in crisistijden met één stem spreekt.
TIJDBOM ONDER DE EURO
Omdat de aanslagen in New York en Washington de kritische beweging tegen de globalisering de adem afsneden, zal de belangstelling van de media in Gent vooral naar de oorlog tegen de Taliban gaan. Voor de regeringsleiders is dat niet eens zo’n slechte zaak. Dat leidt de aandacht af van een dossier dat al een paar maanden smeult en dat sinds 11 september een uitslaande brand dreigt te worden. Uitgerekend Theo Waigel, die jarenlang Duits minister van Financiën was en mee de euro hielp bedenken, sloeg vorige week alarm. In een vrije tribune voor de Financial Times Deutschland wees hij op het gevaar voor uitholling van het stabiliteitspact. Volgens Waigel is het risico reëel dat de begrotingstekorten volgend jaar beduidend zullen toenemen, waardoor de fundamenten van de euro zelf in gevaar komen. Het stabiliteitspact is volgens Waigel immers het basischarter waarop de Europese munt stoelt en als het deficit toeneemt, dreigt ook het vertrouwen in de nieuwe munt te verdwijnen.
Waigel heeft de Europese Commissie opgeroepen om er streng op toe te zien dat iedereen, ook Frankrijk en Duitsland, zich aan de letter en de geest van het stabiliteitspact houdt. Dat klinkt niet onredelijk, maar beter dan wie ook beseft Waigel dat het om politieke dynamiet gaat. Begin er als Commissie maar aan om Franse en Duitse ministers van Begroting op de vingers te tikken. De Commissievoorzitter die er zijn tanden in zet, riskeert grote moeilijkheden en kan elke hoop op een herverkiezing laten varen. Alleen heel sterke Commissievoorzitters _ Prodi moet er dus niet aan denken _ kunnen zich aan zo’n krachtproef wagen. De zenuwachtigheid neemt echter toe. De Franse minister van Financiën, Laurent Fabius, haalde vorige week fors naar de Europese Centrale Bank uit omdat die geen nieuwe rentedaling doorvoerde. Fabius vreest een verdere vertraging van de groei met alle nadelige effecten voor de Franse begroting van dien.
Maandagavond tijdens de vergadering van de eurogroep, de informele vergadering van de ministers van Financiën van de twaalf eurolanden, werd de budgettaire toestand van enkele kleinere landen besproken. Vooral de Oostenrijkse cijfers geven reden tot bezorgdheid. Volgens de Commissie is er echter niets aan de hand. Het ging slechts om een globale gedachtewisseling en niet over precieze cijfers. Of deze en andere spitsvondigheden zullen verhinderen dat de tijdbom ontploft voor 1 januari, de dag van de lancering van de euromunten, is bijzonder twijfelachtig en heeft veel weg van roekeloos beleid.
Paul Goossens