De IJzertoren werd de indicatieve Unesco-lijst van het Werelderfgoed binnengesmokkeld. Staat hij daar op zijn plaats? Een bericht bij de 77e, eigenlijk 82e, IJzerbedevaart van zondag 29 augustus.

Info : Lectuur voor de (niet-)Bedevaarder: ‘IJzertoren werelderfgoed?’, Cahiers Unesco Centrum Vlaanderen, EPO 2004. / ‘Duurzamer dan graniet, over monumenten en Vlaamse beweging’, Lannoo, 2003/ ‘De Oorlogsbedevaarten’ door Carlos van Louwe en Pieter Jan Verstraete, Groeninghe uitg. Kortrijk, 2002. ‘De Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging’, 1998, Lannoo.

Een doodse stilte viel over de weide, zondag 20 augustus 1944 kort na de middag. De hooguit dertig genodigden die zojuist de 25e IJzerbedevaart hadden bijgewoond, voorvoelden wat hen te wachten stond. Over afzienbare tijd zou de nederlaag van nazi-Duitsland in de Tweede Wereldoorlog bezegeld zijn. De overgrote meerderheid van de bevolking zou hen uitspuwen als collaborateurs. En zo geschiedde.

De arts Frans Daels, voorzitter van het IJzerbedevaartcomité, probeerde aan de repressie te ontkomen. Met de wagen van zijn vriend dokter Luc Carton reisde hij door het Vlaamse land, van de ene schuilplaats naar de andere. Om minder op te vallen liet Carton tijdens de verplaatsingen kleine kinderen mee in de auto plaatsnemen.

In april ’45 werd Daels veilig naar Zwitserland gesmokkeld. Hij ontmoette er een andere ‘collaborateur’, de kunstschilder Albert Ser-vaes, en bleef met enig onderzoek rond kankerbestrijding binnen zijn vakgebied. In eigen land werd hij bij verstek ter dood veroordeeld, een straf die later omgezet werd in 15 jaar opsluiting. In 1959 durfde hij naar België terug te keren, nadat het IJzerbedevaartcomité garanties had gekregen van eerste minister Gaston Eyskens (CVP) dat hem geen haar gekrenkt zou worden. Het IJzerbedevaartcomité benoemde hem tot ere-voorzitter en leidde hem in 1972 rond in het voorlopige museum onder de IJzertoren. Twee jaar later werd hij in het Antwerpse Schoonselhof begraven onder een heldenhuldezerkje. Zijn zoon Paul Daels, in 1943 aangenomen als nieuw lid van het IJzerbedevaartcomité, en in 1947 tot twee jaar gevangenis veroordeeld, bekleedde het voorzitterschap van het IJzerbedevaartcomité tussen 1981 tot aan zijn dood in 1989. Hij werd opgevolgd door Lionel Vandenberghe, die vorig jaar de fakkel doorgaf aan Walter Baeten.

Kringen rond voormalig Vlaams minister Paul Van Grembergen (Volksunie, later Spirit) drongen er in 2001 bij hem op aan werk te maken van de aanvraag tot erkenning van de IJzervlakte als werelderfgoed door Unesco, de organisatie voor opvoeding, wetenschap en cultuur van de Verenigde Naties. Alleen staten, geen regio’s zijn lid van Unesco. De oorspronkelijke, door België ingediende tekst op basis waarvan het Werelderfgoedcomité de IJzersite in 2002 opnam in haar indicatieve lijst – het ‘voorgeborchte’ van het werelderfgoed – was in het Frans opgesteld en had het over ‘ Monuments et Lieux de mémoire de la Grande Guerre‘. Daarin was helemaal geen sprake van een zo beladen monument als de IJzertoren, veeleer van begraafplaatsen, relicten, loopgraven, archeologische sporen in het landschap. Maar in de werkgroep die minister Van Grembergen en de provincie West-Vlaanderen oprichtten en die belast werd met een grondige thematische inventarisatie, kwam de Kaaskerkse toren als een grondig te behartigen onderwerp in beeld.

Eer het daadwerkelijk tot een erkenning komt, zal nog heel wat water door de IJzer vloeien. Icomos, een ngo van internationale experts, adviseert Unesco over elke ingediende site, kijkt of ze beantwoordt aan de twee belangrijkste criteria: de site moet van universele en van uitzonderlijke waarde voor het werelderfgoed zijn. Meer dan 750 monumenten, culturele en natuurlijke landschappen figureren al in de lijst, van de piramiden van Gizeh en de streek van Toscane tot de Vlaamse begijnhoven en belforten. In een categorie die men ‘ideeëngoed’ kan noemen, werd in 1999 Robben- eiland, waar Nelson Mandela gevangen zat, opgenomen – een alleenstaand geval. Aan oorlogserfgoed waagt Icomos zich zelden of nooit. Enkel Hiroshima en Auschwitz staan op de lijst. Sommige Vlaamse verdedigers van het IJzersite-dossier vinden het daarom opportuun om grensoverschrijdend te denken. Liggen de slagvelden van Noord-Frankrijk, Verdun en de Sommestreek immers niet in het verlengde van Flanders Fields?

De Vlaamse Beweging kan van veel verdacht worden, maar niet van een gebrek aan geduld. De wetenschap dat Unesco het aantal inschrijvingen per jaar per land tot één beperkt, schrikt haar niet af. Voor België kan elk gewest dus om de drie jaar een project laten inschrijven. En Vlaanderen, in 2004 aan de beurt, heeft met het Museum Plantin-Moretus al een jarenlange prioriteit op de lijst staan.

Blatend pacifisme

De verwachtingen van voorzitter Frans Daels en de meeste leden van het IJzerbedevaartcomité in 1940 stonden hooggespannen. ‘Uit alles blijkt dat de bezetter wel degelijk beslist is Groot-Nederland te verwezenlijken’, zo notuleerde Colomba Thiel uit de vergadering. Een nieuwe orde, op economisch, politiek en sociaal vlak, stond voor de deur. Het ogenblik was aangebroken, waarop het volk der Nederlanden zijn toekomst op de eigen, volksnationale grondslag kon opbouwen. De staatkundige hereniging van de Nederlanden kon niet langer uitblijven, aldus Daels en zijn aanhangers, die binnen het Vlaams Nationaal Verbond (VNV) bekendstonden als de minderheid die het ideaal van ‘Dietsland’ genegen was. Binnen het IJzerbedevaartcomité vormden ze een meerderheid. Ze beschouwden zich als de ware erfgenamen van de idealen van de Frontbeweging, geboren in de loopgraven van de Eerste Wereldoorlog, toch het fundament waarop de eerste IJzertoren in 1930 was gebouwd. Pacifisme stond hoog in hun vaandel geschreven. Comitélid Andries Van Rompaey, een Antwerps advocaat, bepleitte het minderheidsstandpunt: ‘Het Nooit-meer-Oorlogmotief zou best gewijzigd worden (…) Het blatend pacifisme van vroeger moet voorgoed verdwijnen’. Om een tweespalt in de rangen te vermijden, stelde Daels voor om de Nooit-meer-Oorlog-leuze voortaan te interpreteren ‘als de wensch voor een sterke vrede in een nieuw geordend Europa’. Door zijn interventie bleef de originele leuze bewaard.

Tijdens de vijf ‘oorlogsbedevaarten’ die onder de bezetting werden gehouden, bracht Daels in zijn toespraken, onder het wakende oog van de Duitse bezetter, het Groot-Nederland van zijn dromen retorisch nabij. Uiterlijk in 1944 vielen de schellen van zijn ogen en moest hij vaststellen: ‘Ja, wij zijn bedrogen’. Hij zag nu in dat de Duitsers met hun Flamenpolitik vooral de Vlaamse Beweging verdeeld hadden willen houden. Frans Daels was geen fascist zoals IJzerbedevaartcomitélid Ferdinand Vercnocke. Die bepaalde in het blad De SS-man zijn vredesideaal als: ‘Nooit meer oorlog in vreemden dienst, nooit meer oorlog tegen stamgenooten, tegen het eigen bloed’. Daels kon zich ook na de oorlog ongehinderd verdienstelijk maken bij het comité, onder meer met het schrijven van bindteksten voor de IJzerbedevaart.

Voorzitter Daels gaf wel bij herhaling blijk van een door zijn katholieke geloofsovertuiging geïnspireerde steun aan de Vlaamse vrijwilligers die naar het Oostfront trokken om er tegen het heilloze communisme te vechten. Hun idealisme stelde hij op dezelfde hoogte als dat van de oorlogsvrijwilligers die in 1914-1918 gehoor hadden gegeven aan de oproep van koning Albert I (‘Gedenkt Vlamingen, den Slag der Gulden Sporen…’), en aan de IJzer hun leven voor het vaderland hadden gegeven. Was het immers niet ter nagedachtenis aan het offer van die laatsten dat de eerste IJzertoren ooit was opgericht? Was het niet dezelfde kapelaan, Cyriel Verschaeve, die er op 7 juli 1928 de eerste steen van had gelegd, die zich nu tot de eerste propagandist van de strijd aan het Oostfront ontpopte? De Vlaamse Beweging mocht intussen een ander vaderland voor ogen hebben, in beide gevallen ging het om de ‘verdediging van Kultuur en Beschaving’. Maar ook hier bleek Frans Daels zich te hebben laten bedriegen, want in plaats van het beloofde eigen Vlaams Legioen, werden de Vlamingen gewoon bij de Waffen-SS ingedeeld.

Collega-IJzerbedevaartcomité- lid Hendrik Borginon ontging de ironie van de situatie niet. ‘Ten aanzien van het werven voor de Waffen-SS zal heel wat IJzerbedevaart-antimilitarisme kluchtig aandoen, en ware het maar beter zekere opschriften als Nie wieder Krieg van den toren te weren’, zo schreef hij. Om er omineus aan toe te voegen: ‘Wij zullen deze rekening later vereffenen onder Vlamingen.’ In de lijst van (overleden) ere-voorzitters op de website van het IJzerbedevaartcomité, prijkt zijn naam nu naast die van vader en zoon Daels, Frans Fransen en Jozef Coene. Dezelfde zin voor continuïteit werd niet over de hele lijn in acht genomen. De vijf oorlogsbedevaarten verdwenen van het officiële lijstje, zodat men dit jaar aan editie 77 komt in plaats van aan 82.

‘IJzersymbolen’

Aan officiële erkenningen ontbreekt het de IJzersite vandaag niet als Memoriaal van de Vlaamse Ontvoogding, ook Internationaal Vredescentrum en Europees vredesdomein, straks misschien Unesco-Werelderfgoedsite. Dat beschermde monument omvat de IJzertoren, de Paxpoort, de crypte en de weide. Een bezoek begint bij de Paxpoort, geflankeerd door de monumentale sculpturen van Karel Aubroeck, die de oorspronkelijke toren – die in 1946 door onbekenden werd gedynamiteerd – sierden. Aubroecks beelden stellen vier van de acht ‘IJzersymbolen’ voor, die een paar passen verder in de crypte onder heldenhuldezerkjes begraven liggen. Hun stoffelijke resten werden in de loop van de eerste jaren van de IJzerbedevaart van hun oorspronkelijke begraafplaatsen naar de crypte overgebracht. Het gaat om zorgvuldig uitgekozen, Vlaamsgezinde oorlogsvrijwilligers, op één na gesneuveld aan het IJzerfront.

Ieder kreeg een eigen symboliek. Zo staat officier Juul de Winde, die vroeg om zelf in de vuurlinie te mogen aantreden, symbool voor ‘gezagsdragers die blijven opkomen voor hun ondergeschikten’. Bert Willems staat voor ‘allen die zich inzetten voor de lijdende en zieke mens’. De gebroeders Edward en Frans Van Raemdonck, in één graf gelegd met de Waalse frontsoldaat Amé Fiévez, zijn ‘het symbool van de vriendschap’. Joe English symboliseert ‘allen die actief zijn in de kunstbeoefening’. Hij was de ontwerper van het heldenhuldezerkje, uitlopend op een kruis met het opschrift AVV-VVK (Alles voor Vlaanderen-Vlaanderen voor Kristus) en daaronder een blauwvoet, de stormvogel die de Vlaamse Beweging symboliseert.

Nog sprekender dan de menselijke resten symboliseren stenen brokstukken, uitgespreid langs het pad dat van de crypte naar de toren leidt, de kern van de zaak waarvoor hier werd gestreden. In 1925 verhardde de Belgische staat een weg in Adinkerke met het puin van de heldenhuldezerkjes die ze had laten afbreken. Alleen de officiële, eenvormige en Franstalige soldatengraven werden toegelaten, niet die waaronder de Frontbeweging aan de IJzer gesneuvelde Vlaamsgezinden begroef. De tweederangsbehandeling die de Vlamingen in het Belgisch Leger moesten verduren, woog vooral in oorlogsomstandigheden zwaar door. De tweetaligheid in het leger was in 1913 bij wet vastgesteld. Maar het hogere officierskader, dat voor tachtig procent uit Franstaligen bestond, weigerde ze toe te passen. In de vuurlinie vormden de Vlamingen dan weer een meerderheid: in de regel lager geschoold dan de Franstaligen, werden ze bij uitstek in infanteriedivisies ondergebracht. Als kanonnenvoer. Het ontstaan en het morele gezag van de Frontbeweging en bij uitbreiding van de Vlaamse Beweging, moet men hier zoeken. Haar leuzen, van bedevaart tot bedevaart aan volgende generaties doorgegeven, blijven in het geheugen van de Vlamingen geprent: Nooit meer Oorlog, Zelfbestuur en Godsvrede (het bevriezen van geschillen als het vaderland – welk vaderland? – in nood is).

Een bloedeloos museum

Met een snelheid van 25 meter per seconde brengt een lift de bezoeker tot op de 22e verdieping van de toren, waar een groots panoramisch uitzicht de IJzervlakte als een stukje werelderfgoed uitspreidt. Door een koker met zwartgeverfde muren begint dan de afdaling doorheen de zowat twintig staties van het Museum van de Vlaamse Ontvoogding. Inhoudelijk noch museologisch voldoet het aan de vereisten van een landelijk erkend museum, laat staan aan internationale standaarden. De geschiedenis van de Vlaamse Beweging wordt abstract, oppervlakkig, smetvrij en vol lacunes onder woorden gebracht. Zo lijkt ze op een zwevend fenomeen dat zichzelf heeft grootgebracht; niet op een concreet verhaal van grote en kleine figuren met hun idealen, wanen, verwezenlijkingen en soms noodlottige vergissingen. De beeldcommunicatie doet terugdenken aan het wassenbeeldentijdperk, voor de uitvinding van multimedia en digitale instrumenten. Bracht het voorbeeld van het Ieperse In Flanders Fields Museum – zelf stilaan aan een opfrisbeurt toe – dan niemand van het IJzerbedevaartcomité op ideeën? Leidt de keuze voor een ontzenuwde, officiële geschiedenis niet fataal tot mentale aderverkalking? Zeker tot een bloedeloos museum.

De verzwegen, vergeten of verdrongen hoofdstukken opnieuw ophalen. Een spannende opdracht voor de toekomst. Maar het ontzenuwen van de eigen geschiedenis lijkt wel zo oud als de bedevaart zelf. Hoezeer lijkt bijvoorbeeld de keuze en de behandeling van de acht IJzersymbolen, naar het model van christelijke martelaars, op de constructie van een eigen Vlaams bijbelverhaal. Terwijl er in werkelijkheid Vlaamse frontsoldaten van een heel ander kaliber rondliepen, maar met een even grote symboolwaarde.

Neem nu de Antwerpenaar Antoon Pira (1882-1939), een oorlogsvrijwilliger zoals de geconsacreerde IJzersymbolen. In februari 1918 ageerde hij aan het IJzerfront voor een vreedzaam, met de Duitsers te negotiëren, einde van de oorlog. Geïnspireerd door de Russische Revolutie, probeerde hij ook de opstandige, oorlogsmoede soldaten in sovjets te organiseren. Toen hij zijn ding niet via de Frontbeweging gedaan kreeg, richtte hij in mei 1918 binnen het vijfde linieregiment het Algemeen Vlaams Democratisch Verbond op. Op 11 juni organiseerde hij in Westvleteren met succes een werkstaking. Dat bleek van het goede te veel: een maand later werd Pira aangehouden en gevangen gezet. In januari 1919 ontsnapte hij, maar hij werd in mei al opnieuw gegrepen. In november 1920 verscheen hij voor de krijgsraad, voerde welbespraakt zijn eigen verdediging en werd tot twintig jaar dwangarbeid veroordeeld. In 1928 vrijgekomen, ging Antoon Pira in Antwerpen een bioscoop uitbaten.

Opmerkelijke figuren, weliswaar iets minder geschikt als IJzersymbolen, waren ook de zogenaamde sublieme deserteurs: vijf frontsoldaten die in de nacht van 30 april 1918 de linies overstaken en de Duitsers in naam van de Frontbeweging meldden dat de Vlaamse soldaten bereid waren te deserteren. In werkelijkheid brachten ze de leiding van de Frontbeweging in verlegenheid, omdat ze in de kaart speelden van de propaganda van de activisten en hun mythische leider August Borms, die openlijk met de Duitsers heulden. De oorlogsvrijwilliger Karel De Schaepdrijver (1892-1970) nam na zijn ‘sublieme’ desertie wijselijk de benen naar Nederland; hij werd bij verstek ter dood veroordeeld. Hij studeerde af als doctor in de filosofie en kwam aan de kost als leraar aan het gymnasium in Waalre. Zijn achternicht, de vinnige historica Sophie De Schaepdrijver, trad niet meteen in zijn voetsporen toen ze in 2002 uit zijn haatproza citeerde – ‘Gij kleinzoon van een Duitse jood, die beter past in een concentratiekamp dan aan het hoofd van een legerafdeling’ (over de anti-Vlaamse generaal Bernheim) – en zij vervolgens zelf de IJzertoren vergeleek met een ‘grimmige betonnen fallus met kruisvormige eikel’.

De bewuste toren mag in zijn geschiedenis dan fors vergroot zijn (de eerste toren was 40 meter, de tweede 80 meter), en als toeristische trekpleister nog een gezonde groeipotentie bezitten, als Unescomonument van het werelderfgoed blijft hij in gebreke. Al was het maar omdat zijn onmiskenbaar historisch belang in het mentale en geografische landschap van de Grote Oorlog overschaduwd wordt door zijn functie als jaarlijks platform voor onversneden politieke agitatie en propaganda. Over de strekking van zijn boodschap volgende zondag liet Walter Baeten, voorzitter van het IJzerbedevaartcomité, weinig twijfel bestaan: ‘Blijven de Franstaligen ‘non’ zeggen, dan moeten de Vlaamse partijen de moed opbrengen het Belgische denkkader te verlaten en voluit de weg naar Vlaanderen in te slaan (over de eis tot splitsing van het kiesarrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde).’ Naar goede gewoonte wordt de bedevaart gevolgd door de N-VA-barbecue.

Door Jan Braet

‘Wij zullen deze rekening later vereffenen onder Vlamingen’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content