Wil je weten wat je mag en niet mag als student? Lees Student en recht, het boek met alle antwoorden.
Student en recht, de Bijbel voor wie bezorgd is om zijn rechten als student, is al aan zijn vijfde editie toe. ‘Een goede kennis van het hervormde onderwijslandschap is noodzakelijk als je als student je weg wilt vinden in het kluwen van wetten en decreten’, zegt Lieve Van Hoestenberghe. Zij is juridisch adviseur studentenvoorzieningen aan de KULeuven en nam het initiatief voor de publicatie. ‘Jongeren zijn vaak niet geïnteresseerd in hun rechten, omdat het zo moeilijk is verstaanbare informatie te vinden. Ik hoop dat dit boek daarin verandering kan brengen door duidelijk uit te leggen wat kan en wat niet kan.’
Van Hoestenberghe raadt de universiteiten en hogescholen ook aan een website te maken waarop studenten gemakkelijk de informatie kunnen vinden die ze nodig hebben. Natuurlijk moet die site dan voortdurend up-to-date worden gehouden. Maar zelfs dan blijft het zoeken naar de beste manier om studenten te informeren.
We overlopen enkele veel gestelde vragen.
Moet er tijdens een mondeling examen geen getuige aanwezig zijn om een objectieve beoordeling te garanderen?
LIEVE VAN HOESTENBERGHE: Een school moet in het examenreglement duidelijk aangeven waaraan een examen moet voldoen. Objectiviteit is een van de basisregels. Wie zich toch zorgen maakt, kan altijd een aanvraag indienen bij de examencommissie om een derde persoon bij het examen aanwezig te laten zijn. Je lief of mama zijn daarbij natuurlijk geen optie.
Kan er bovenop het inschrijvings- en boekengeld nog een onverwachte rekening volgen voor een verplicht opleidingsonderdeel?
VAN HOESTENBERGHE: Dat is momenteel een hot item in de media, vooral dan voor het lager en secundair onderwijs. Zolang je schoolplichtig bent, moet het onderwijs kosteloos zijn. De leerplicht geldt maar tot 18 jaar en dus is het hoger onderwijs niet kosteloos. Scholen bepalen heel duidelijk dat het inschrijvingsgeld dient voor de algemene kosten en de deelname aan de examens. De eigenlijke studiekosten zitten daar niet in, en dus ijveren wij ervoor dat scholen erop toezien dat die niet te hoog oplopen. Als een student moeilijkheden heeft om die kosten te betalen, kan hij een individuele financiële bijdrage krijgen.
Voor je stage moet je soms heel wat kilometers afleggen. Moet de school daarvoor geen vergoeding geven? En kun je verplicht worden iedere dag uren onderweg te zijn om stage te lopen?
VAN HOESTENBERGHE: De stage is tot mijn verbazing niet gereglementeerd – vooral als je de vergelijking maakt met studentenarbeid, die overgereglementeerd is. Studenten moeten eigenlijk als groep overleg plegen over de redelijkheid van stageplaatsen. Het kan niet dat de een elke dag naar Oostende moet, terwijl de ander lekker dicht bij huis kan blijven. Wat de kost van de stage betreft, proberen sommige scholen daaraan bij te dragen, maar de grote vraag is: welke middelen mogen ze daarvoor gebruiken? Daarover zal in de loop van de volgende jaren flink nagedacht moeten worden.
Hebben studentenraden echt inspraak? Of bestaan ze enkel om de leerlingen te doen geloven dat de school naar hen luistert?
VAN HOESTENBERGHE: Dat is een belangrijke politieke discussie. Studentenraden maken in de eerste plaats de keuze tussen medebeheer of confrontatie. Door medebeheer kom je heel wat dingen te weten over de werking van je school, maar eerlijk is eerlijk: hun slagkracht is miniem. Medebeheer kun je nooit los zien van machtsverhoudingen. Je hebt zelden dezelfde macht als je schooloverheid, want als student zit je in een andere situatie.