Koen Meulenaere
Koen Meulenaere Van 1991 tot 2012 de satiricus van Knack

De belangrijkste twee politieke commentatoren vorige week. Eerst Yves Desmet, in Humo: ‘Mijn favoriete one-night stand? Mireille De Gucht! Geef toe, zo’n politierechter in een strak leren pak met niets eronder aan, en met een Ducati van ik-weet-niet-hoeveel pk’s tussen haar dijen, dat hééft iets. Bovendien, sinds Karel minister van Buitenlandse Zaken is, komt hij helemaal niet meer thuis. Dus in het vervolg hoef ik me niet meer zo te haasten.’

Nu Rik Van Cauwelaert, directeur-hoofdredacteur van Knack, in zijn eigen blad: ‘Die mee op onze laatste bladzijde mag best eens wat gewaagder poseren. Anders kunnen we net zo goed Karel zelf geven.’

Vergelijk dit nu met de misschien wat timide maar niettemin stijlvolle manier waarop uw dienaar al acht maanden lang de pracht van mevrouw De Gucht bezingt, en een mens begrijpt toch niet waarom ze die twee barbaren verkiest boven ons?

Maar goed, van one-night stand naar handenstand is een kleine stap, en die brengt ons bij de olympische gymnastiekfinale voor meisjes. Volgens kritische geesten de hoogmis van de kindermishandeling, maar dat is flauw sentiment. Wij luisteren naar het vakkundige commentaar van turnmeester Dirk Van Esser en verslaggeefster Inge Van Meensel, die net als ondergetekende ook voor ons zusterblad Sport/Voetbalmagazine werkt.

Aan de brug: Fan Ye, China. Eén meter drieëndertig, zevenentwintig kilo. ‘Kijk hoe ze straalt’, veegt Van Meensel alle voorbehoud meteen onder de mat. ‘Stevige beentjes’, vult Van Esser aan. Wij zien twee lucifers die elk moment kunnen breken, maar in de wereld van de gymnastiek fluisteren ze dat Fan Ye beter wat op haar voeding zou letten: neiging tot obesitas.

Fan Ye neemt een aanloop, wordt vanaf een springplank omhooggecatapulteerd, en heeft op het nippertje de onderste legger te pakken, waar ze meteen omheen begint te zwieren als een tol in een orkaan. Ze vliegt van de laagste naar de hoogste legger en terug. ‘Een Giengersalto!’ roept Inge soms bewonderend. ‘Een Stalder, maar met klein evenwichtsverlies’, blijft Dirk streng. Wij zien een witte vlek die in alle richtingen schiet. Dat de Tkatchev slechts half gelukt is, zoals Van Esser bromt, is ons eerlijk gezegd ontgaan.

De oefening is bijna afgelopen, Fan Ye draait met een snelheid van zevenduizend toeren per minuut rond de hoogste legger, laat plots los, en komt met een salto of zes behouden weer op haar voeten terecht. Niets gebroken, een wonder! ‘Foutje in de landing’, noteert Van Esser, en dat is blijkbaar ook de jury opgevallen: acht punt negen drie vijf.

Fan Ye stapt wenend van de mat, en krijgt van haar trainer (Huang Yubin) een trap tegen haar achterste waarmee je een volwassen os uit een wei zou schoppen. ‘Tikje tegen de poep’, vergoelijkt Van Meensel. We zullen eens een tikje tegen haar poep geven, de volgende keer dat ze het BMC komt binnendansen.

Voor Fan Ye zitten de Spelen erop. En haar leven ook. De Partij zal nog een plaatsje zoeken in een textielfabriek in de provincie, en dan zeventien uur per dag achter een stikmachine. Van Esser vraagt zich af of de toelatingsvoorwaarden niet strenger moeten worden. Maar geen tijd voor gepieker: Cheng Fei staat klaar voor de grondoefening. Haar lichaamsbouw is beter geschikt voor turnen dan die van de dikke Fan Ye: één meter veertien, en achttien kilo tweehonderd.

Ze begint met een dubbele strek, gevolgd door een twistsalto voorwaarts, en drie en een halve schroef achterwaarts. Onze maag komt in opstand. Wij hadden in de vooravond nooit bij de Chinees mogen gaan eten. En wat heeft ons bezield af te sluiten met een paar neuten ‘Chinees water’? Een drankje van achtenvijftig graden alcohol, in een glaasje met een obscene prent op de bodem. Uit nieuwsgierigheid hebben wij er zo vier uitgedronken. Gevolg: maag en slokdarm verschroeid, en acute duizeligheid bij het bekijken van Cheng Fei.

Die is overgeschakeld op het serieuze werk: een vierdubbele tempsalto, gevolgd door een flikflak en een drievoudige pirouette. ‘Haar benen flodderen een beetje’, weet Inge Van Meensel. Zij moet spreken, denken wij, maar de jury is het met haar eens: negen punt één drie vijf. Een blamage. Cheng Fei besluit het tikje op de poep niet te riskeren, en rent de zaal uit.

Wij zijn al bij de Roemenen aan de balk. Mogen we aannemen dat de meeste Roemenen inmiddels hebben vernomen dat Nicolae Ceausescu niet meer onder ons is, dan geldt dit niet voor de leden van de Roemeense Turnbond. Dictatuur, het woord klinkt niet wreed genoeg. Hoe heette die beul vroeger ook weer? Bela Karolyi! Nog overgelopen naar de Amerikanen. Zijn opvolger staat nu naast de mat: Octavian Belu. De slachtoffertjes heten Daniela Sofronie, Oana Ban, en Catalina Ponor. ‘Kijk hoe ze lachen naar papa Octavian’, trekt Inge onze aandacht op de doodsangst in het gelaat van enkele misgroeide kinderen.

Wij zouden op zo een balk nog niet kunnen zitten zonder eraf te vallen, wat Catalina Ponor erop doet, tart alle beschrijving. Een loopoverslag gecombineerd met een zijwaartse salto. Een Jägersalto. Een Rondat met drie vierde draai, eindigend in een krachthandstand. Allemaal op een balkje van vijftien centimeter breed, één meter zestig boven de grond. Een wisselspreidsprong, een hurksprong, een schaarsprong… de enige sprong die die meisjes mogen vergeten, is de eisprong. Dit ten gevolge van de groeiremmers die hen zijn ingespoten.

Catalina springt af met een zeventienvoudige schroef die lichtjes mislukt: een gat van een halve meter in de grond. Acht punt drieëntwintig. Aan de kant rolt papa Octavian zijn mouwen op. Zou Mireille kunnen turnen?

Koen Meulenaere

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content