Wat hadden Gerhard Schröder, Jacques Chirac en Tony Blair in Berlijn te bespreken dat de andere Europese leiders niet mochten horen?
Het heeft er alle schijn van dat de Duitse bondskanselier, de Franse president en de eerste minister van het Verenigd Koninkrijk zich hebben voorgenomen om Europese kwesties eerst onder elkaar te bespreken. De bijeenkomst in Berlijn had daarom in de eerste plaats een symbolisch karakter.
Het slotcommuniqué meldde – weinig verrassend – dat Europa nood heeft aan economische hervormingen. Want de Unie dreigt haar belofte niet te kunnen inlossen om tegen 2010 de meest competitieve kennismaatschappij ter wereld te worden – vóór de Verenigde Staten. Die formidabele Europese economie zou binnen zes jaar ook een tewerkstellingsgraad van 70 procent moeten hebben. Er zou daarom, volgens de drie regeringsleiders, in de Europese Commissie een soort supercommissaris moeten komen, die zich met economische hervormingen bezighoudt.
In de commentaren bracht die conclusie niemand van de wijs. Van meer gewicht was dat de drie voor het eerst als een soort directorium naar buiten traden, dat van plan lijkt om het bestuur van de Unie naar zijn hand te zetten. Ze vrezen niet helemaal onterecht dat vergaderingen met straks 25 ministers rond de tafel weinig constructief zullen verlopen. Dat is overigens de voorbije maanden al bij herhaling gebleken. Het neemt niet weg dat de top in Berlijn in verschillende hoofdsteden op gemor werd onthaald. Premier Silvio Berlusconi van Italië sprak nog de meest duidelijke taal: ‘Ze gaan er met z’n drieën een potje van maken.’
Bijna veertig jaar lang bepaalden Frankrijk en Duitsland de voortgang van de Europese samenwerking. Maar de as Berlijn-Parijs werkt niet meer zoals tevoren. Niet omdat Schröder en Chirac dat niet willen, maar omdat hun twee landen in de grote Unie te weinig gewicht in de schaal werpen. Zowel in de Irakcrisis als in de discussie rond de Europese grondwet slaagden ze er niet in om de andere lidstaten achter hun standpunt te krijgen. Twee keer brak de Unie in twee stukken.
Tony Blair springt hen nu bij. Dat is merkwaardig. Want zoals vorig jaar bleek, verschilt de Britse kijk op Europa grondig van die van de Fransen en de Duitsers. De Britten bekijken de Unie vooral door een economische bril en kanten zich resoluut tegen elke verdere integratie. Voor de Fransen en de Duitsers kadert de Europese eenmaking in de eerste plaats in een politiek project. Zij toonden zich altijd voorstander van verdere integratie.
Voor Blair staat er alleszins het minst op het spel. Als het met deze drie niet lukt, kan hij altijd terugvallen op zijn alliantie met Italië, Spanje en Polen – die zo efficiënt was in de Irakcrisis. Er zijn er zelfs die denken dat Blair zijn Franse en Duitse collega’s heeft waar hij ze hebben wou. De Britten beheersen het spel van verdeel en heers nu eenmaal als de besten. Uiteindelijk heeft Londen de voorbije vijfhonderd jaar geen andere politiek gevoerd.
H.v.H.