Ook in ‘Springtij’, het debuut van de Amerikaanse Dawn Clifton Tripp, staan de zee en wat die met de mens uitvoert centraal.
Plaats van het gebeuren: Westpoint, Massachusetts, over een periode van dertig jaar en eindigend in 1938, toen een zware storm het plaatsje praktisch van de kaart veegde. In de roman worden drie vrouwen gevolgd. Elizabeth is een dame op leeftijd, de weduwe van Henry Lowe, een transcendente zoöloog die het geluk aan de noordpool ging zoeken en daar zijn hachje bij inschoot. Ze woont in een groot landhuis, Skirdagh, vernoemd naar het Ierse stadje dat haar vader in het midden van de negentiende eeuw moest verlaten vanwege de aardappelpest. Achteraan het huis, in de aardappelkelder, woont de zwarte Maggie, een waarzegster en natuurgenezeres die Elizabeth helpt in het huishouden en haar lange winters draaglijk maakt. Eve, Elizabeths kleindochter, die sinds ze de zelfmoord van haar moeder meemaakte in de kunst gevlucht is, is de derde vrouw.
Een groot deel van het boek wordt gedragen door de amoureuze verwikkelingen van Maggie en Eve die op twee visserbroers verliefd worden, Jake en Wes, de een teder en begrijpend, de ander een stoere bonk. Voor Eve en Jake wacht er echter geen huwelijk, daarvoor is hij van te schamele komaf. Het meisje dient een gedwongen en ongelukkige verbintenis aan te gaan met een goedgeplaatste architect.
Ook hier zien we dat de personages sterk vastzitten aan de natuur, en ook hier is het een storm die de wereld en de mens zal wakker schudden. Heel anders is echter de stijl van deze twee boeken. Terwijl Esther Freud heel beheerst en spaarzaam met haar woorden omspringt, krijgen we hier een barokke beeldenwaterval over ons heen die soms magisch-realistische trekken aanneemt. Tripp vertelt haar verhaal in korte hoofdstukjes die iedere keer vanuit een ander personage geschreven zijn, en daarbij komt zelfs de storm aan het woord.
Soms geeft dit aanleiding tot prachtige staaltjes invoelende literatuur, zoals in de scène waarin Elizabeth op een bijna organische manier haar bibliotheek invult, niet op alfabet, maar op intuïtie, met hier en daar een verrassing tussen de traditionele namen. ‘Zoals je een tuin zou aanleggen. Voor een kind’. Andere keren blijkt de schrijfster echter de pedalen kwijt te raken en krijgen we krakkemikkige beelden voorgeschoteld die meer verbergen dan verduidelijken, zoals ‘De volgende ochtend zwaait blind open’ of ‘Ze houdt haar leven als graan in haar armen’. Origineel, dat wel, maar als lezer kun je er je niet meteen iets bij voorstellen natuurlijk.
M.V.