Ik onthoud drie momenten uit de voorbije verkiezingen-met-bijbehorende-mediastorm.
Moment één: een beeldverslag over Freya Van den Bossche en Mia De Vits, samen op stap in een Gentse volkswijk. Op een bepaald ogenblik stopt Freya Mia wat campagnemateriaal toe, maar geeft tegelijk ook enkele regieaanwijzingen mee. Ze fluistert Mia in het oor dat ze in haar buurt moet blijven, zodat ze ‘er mee op staat’ wanneer de camera loopt. Interessant moment: bij de huis-aan-huisbezoekjes – de kern van elke klassieke campagne – blijkt er naast de volksmensen uit de buurt nog een ander publiek te bestaan. Het gaat bij zulke bezoekjes allang niet meer om het intieme contact tussen politicus en volksmens, want één miljoen anderen kijken mee. Televisie en politiek zijn één geworden.
Moment twee. Op de avond van de verkiezingen houdt de VRT traditiegetrouw een kopstukkendebat. Traditiegetrouw wordt daar niets verteld en is het de winnaar die de show steelt. Traditiegetrouw is dat Filip Dewinter. Siegfried Bracke en Phara De Aguirre proberen traditiegetrouw tevergeefs allerhande uitspraken aan de grote kanonnen te ontlokken. Tot op een bepaald ogenblik Yves Leterme zegt dat de media nu ook eens een zelfonderzoek moeten doen. Gedurende enkele seconden valt er een loden stilte. De Aguirre springt in de bres en vraagt Leterme wat er dan zou moeten gebeuren. Leterme lost niets. Even later richt De Aguirre zich zuchtend tot Stevaert, ‘want wij doen toch écht ons best om de politiek zo dicht mogelijk bij de mensen te brengen, hoor’. Interessant moment: de VRT-kopstukken wisten geen raad met de impliciete kritiek van Leterme. Ze waren er niet op voorbereid, en kwamen met moeite uit hun woorden.
Moment drie. Siegfried Bracke zegt tijdens hetzelfde debat bij herhaling: ‘De kiezer heeft altijd gelijk.’ De verkiezingsuitslag wordt zo gereduceerd tot een kwestie van foute inschattingen door de verliezende politici. De media dragen geen schuld, zo zagen we al, en de kiezer evenmin – in het trio politici-media-bevolking staan enkel de politici ter discussie, de andere twee gaan vrijuit.
Om bij dit laatste te beginnen: een uitspraak als ‘de kiezer heeft altijd gelijk’ is nonsens, en dat mag ook eens gezegd worden. Mensen blijken volgens alle gegevens vrij systematisch voor verkeerde dingen te kiezen: dingen die het milieu vervuilen, de gezondheid bedreigen, zwaarlijvigheid of tandbederf veroorzaken, allerhande kleur- en smaakstoffen bevatten, en ga zo maar door. We kiezen immers enkel uit datgene wat in de rekken ligt. Ook al zouden we iets anders willen, het is er niet. We hebben dus niet altijd goed gekozen, we hebben vaak héél slecht gekozen, bij gebrek aan beter.
Laten we na het verkiezingsdebacle van 13 juni eens ophouden met alleen maar op de politici te schieten. Als zij dwaze praat uitslaan, is het vaak ook omdat de media niets liever doen dan hen dat soort dwaasheden te ontlokken. En de mensen? Die kiezen op grond van een aanbod dat volledig wordt bepaald door die synergie tussen politiek en media. Ze kiezen dan ook heel vaak heel erg verkeerd, zoveel is nu wel zeker. Maar ze kiezen uit het bestaande aanbod. En dat aanbod is de gemediatiseerde politiek – iets anders is er niet meer.
Na Zwarte Zondag in 1991 zwoeren alle partijen bij vernieuwing om extreem-rechts tegen te gaan. Men vergeet het vaak: ook de media hebben een vernieuwingsoperatie doorgevoerd, met precies hetzelfde jargon als dat van de politici: ‘politiek dichter bij de mensen brengen’ om de verrechtsing tegen te gaan. Na een decennium vernieuwen om het Blok af te remmen, is het Blok dubbel zo groot als voor de vernieuwing. Ik besluit daaruit dat niet alleen de politici met een probleem zitten, maar ook zij die hen ‘dichter bij de mensen’ hebben gebracht.
Jan Blommaert