Houtimporteurs stellen dat de markt voor duurzaam hout marginaal blijft.
Zaakvoerder Paul De Wagheneire van het Zellikse houtbedrijf Bomaco, tevens voorzitter van de Belgische Federatie van Houtimporteurs, geniet nog altijd na van de handige manier waarop hij een actie van Greenpeace tegen zijn bedrijf counterde met de stelling dat hij al jaren samenwerkt met het Wereldnatuurfonds: hij was een van de stichtende leden van de club die het gebruik van duurzaam hout zou promoten door het aanvaarden van een onafhankelijke controle: het Forest Stewardship Council (FSC).
‘Greenpeace viel ons aan omdat wij eucalyptus uit Tasmanië importeren’, vertelt De Wagheneire. ‘Daarbij zouden wouden worden platgebrand en wallaby’s sterven. Maar alles wat wij doen, is legaal. Soms wordt na een kaalkap de grond in brand gestoken om hem vruchtbaarder te maken voor nieuwe loten. En wallaby’s zijn geen bedreigde diersoort: er zitten er ginder evenveel als konijnen bij ons.’
Met Greenpeace is niet te onderhandelen, ondervond De Wagheneire: ‘Die mensen zeggen gewoon hoe het volgens hen moet en dreigen met acties als ze hun zin niet krijgen. Maar ik wil niet als een soort politie tussen een organisatie en een regering fungeren. Ik beschik over een brief van de Tasmaanse eerste minister, waaruit blijkt dat zijn land strenge regels voor houtkap hanteert. Greenpeace erkent echter alleen het FSC als label voor duurzaam houtbeheer, en geen andere certificaten. Als we de organisatie zouden volgen, klapt de houtmarkt in elkaar.’
Voor De Wagheneire was het duidelijk: Greenpeace had geld nodig om mensen naar een meeting in Maleisië te kunnen sturen en maakte daarom wat lawaai voor zijn poort. Hij stelt dat door de sterke daling van haar ledenaantal, vooral in de Verenigde Staten, en door de devaluatie van de dollar Greenpeace in financiële ademnood komt. Maar hij erkent dat een bos verstandig moet worden beheerd voor een goede ‘oogst’. Helaas slaagt hij er zelden in zijn klanten te overtuigen van het belang van duurzaam gewonnen hout.
‘Het Wereldnatuurfonds wil met het FSC 10 procent van de houtmarkt bereiken, maar nu is dat nog geen half procent’, stelt De Wagheneire. ‘FSC-hout is gemiddeld 30 procent duurder dan de rest, en vele klanten haken af als ze dat vernemen, want dat wordt zelden vermeld in de duurzaamheidscampagnes. De meubelsector wil daarom niet eens meewerken aan een markt voor duurzaam hout. De Europese Gemeenschap wou eerst FSC-hout voor al zijn bouwwerken, maar veranderde van mening vanwege de meerkosten. Vooral steden en gemeenten kopen het beetje FSC-hout dat op de markt is, maar evenmin systematisch. De stad Gent zag onlangs af van de aankoop van FSC-hout voor de hondentoiletten die ze wil bouwen. In de plaats daarvan bestelde ze geïmpregneerd dennenhout – als contrast kan dat tellen. Zolang de promotie van FSC-hout ons meer kost dan opbrengt, zal de duurzame houtmarkt marginaal blijven.’
Dirk Draulans