‘DEGRADEREN, ZE ZOUDEN DAT MOETEN VERBIEDEN’

© PHOTO NEWS

Jacky Mathijssen staat bij Beerschot voor een zware klus, en dat beseft hij zelf ook. ‘Als dit fout loopt, moeten ze mij de zwartepiet niet toespelen. Die ga ik níét accepteren.’

Hij draagt een wit trainingspak met paarse letters. Zijn lettercombinatie JM is nog maar net over een andere afkorting (AK?) heen genaaid – zo letterlijk kan een trainerswissel zijn. Jacky Mathijssen is back. Terug op het Kiel, waar ze hem vorig jaar buitenjoegen wegens niet flitsend genoeg, te behoudsgezind. Normaal voelt een trainer een afscheid aankomen. Toen dus niet. En dat heeft Mathijssen – uiterlijk koel, maar veel emotioneler dan je zou denken – geraakt. ‘Ik kende het voetbal als een wereld van langzame scheidingen’, vertelt hij, in een van zijn typische licht lyrische volzinnen. ‘Je groeit er uit elkaar op het ritme van tegenvallende resultaten. Door ambities die niet worden ingevuld. Dat was hier niet het geval, integendeel. Ik dacht dat ik met Beerschot een stabiele relatie had, dat we elkaar hadden gevonden. Toch koos de club een andere weg. De ontgoocheling was bitter. Goed, trainer zijn is een job waar ontgoochelingen er nu eenmaal bij horen. Dat heb ik gelukkig op tijd ingezien, zodat ik hier nog op een deftige manier afscheid kon nemen.’

Maar de revolutie van Adrie Koster bleek een flop, en toen clubsoldaat Wim De Corte het tij niet kon keren, raakte de flamboyantste club van het land in degradatiegevaar. Dus kwam Beerschot, tien maand later, toch weer bij Jacky Mathijssen terecht.

Is er een moment geweest dat u dacht: foert, de club moest mij toen niet meer hebben, dat ze nu hun plan trekken?

JackyMathijssen: Dat was mijn eerste reactie. Natuurlijk. Ik ben ook maar een mens.

Het is niet aan mij om te zeggen hoe vaak er dit seizoen onderweg al is gevraagd of ik eventueel wou terugkomen. Dat is aan anderen, ik wil het daar niet over hebben. Maar nu bereikte de club een punt dat ik vond dat weigeren niet langer een optie was.

Sommige mensen rond mij zeiden: ‘Jaak, dit mag je niet doen. Dit is ondankbaar.’ Maar Beerschot is bijzonder voor mij, dat zal iedereen begrijpen. Het is ook niet dat ik er blind in stap: ik weet waar ik voor sta en weet beter dan een ander wat ik hier zal vinden. En – ook belangrijk – ik denk dat ik begrijp wat deze club nodig heeft om er weer bovenop te komen.

Dacht u ook: de plaatsen zijn duur, Belgische trainers vinden niet snel onderdak? Misschien vergeten ze me als ik te lang thuis zit?

Mathijssen: Ik zit al een paar jaar in het vak, ik panikeer niet meer. Wanneer clubs in een precaire situatie belanden en iemand nodig hebben die oplossingen aanreikt, welke dan ook, dan weet ik dat ze bij mij uitkomen. En zulke situaties zullen in het voetbal altijd ontstaan.

Dit jaar had ik nog niet de drive om bij ploegen die in de problemen zaten te zeggen: ‘Hé, ik ben er ook nog.’ Ik had dat kúnnen doen, en dan was ik heus al wel ergens aan de slag geweest. In die tien maanden zonder job heb ik één keer met engagement gesolliciteerd: bij AA Gent. Toen dat niets werd, verlegde ik mijn focus naar volgend seizoen. Toen kwam Beerschot, op dit moment de enige club waarvan ik zeg: hier neem ik de slechte gang van zaken erbij. Ik ben coach, ik wil werken. Maar het koste wat het kost? Nee, niet meer voor mij.

Stel dat u van de eerste speeldag met deze groep had mogen werken. Waar stond Beerschot dan?

Mathijssen: Met het team dat hier eind vorig seizoen stond, hadden we zonder twijfel een zorgeloos seizoen gedraaid. En dan bedoel ik: meedoen voor de zevende, achtste plaats. Wat KV Mechelen of Bergen kan, dat konden wij ook. Nu zit je natuurlijk in een heel ander verhaal.

Want degradatievoetbal is een ander soort voetbal. Ligt dat deze groep?

Mathijssen: Allerminst. Maar tijd is het grootste probleem. Ik moet de temperatuur meten en direct ingrijpen. Dat betekent dwingende keuzes maken, soms zelfs bikkelhard zijn, zonder dat je met spelers een normale werkrelatie kunt opbouwen. Dat wringt. Dit is twee maanden pompen. Of verzuipen.

Beerschot heeft dit seizoen al tikken gekregen. Ziet u nog zelfvertrouwen?

Mathijssen: Hier zit geen enkele speler met het mentale overwicht om te zeggen: ik sleep ze erdoor. Niemand is in vorm. Maar dat zal bij de andere degradatiekandidaten niet anders zijn. Het hoort bij de situatie. Wat ik wel heb zijn spelers die erg graag willen, zelfs zouden gaan forceren om toch maar die punten te pakken. Het verantwoordelijkheidsgevoel is groot – ook niet bij iedereen, uiteraard.

Zijn er spelers die denken: wat maakt het uit of we degraderen, dan ga ik volgend seizoen toch naar een andere club?

Mathijssen: Oh, zeker. Morgen komt de zon weer op! (lacht wrang) En vergis je niet, ook daar kan een trainer iets mee. Want een kleedkamer die het gewicht van de wereld op de schouders torst – een gevoel waar sommigen nu mee zitten – dat is ook niet de goede manier. Een paar jongens die ondanks alles relaxed aan de aftrap staan zorgen er onbewust wel voor dat je als groep minder op van de zenuwen loopt.

Kijk, wat is mijn probleem? Een tekort aan kwaliteit zeker niet. Ik heb een tekort aan mensen die in vorm zijn, en die vorm zal in die paar weken ook niet meer komen. We zullen het met wilskracht moeten doen.

De twee clubs die nu op degradatieplaatsen staan, hadden dat absoluut niet verwacht.

Mathijssen: We zitten nu eenmaal in een systeem zonder zekerheden dat moordend is voor onze profclubs. Wat is Belgisch voetbal? Je gooit zestien teams in een pot. Acht zijn gewapend tegen alle mogelijke tegenslagen. De andere acht moeten in het begin van het seizoen maar twee, drie keer verliezen en je komt in de gevarenzone. Daar kun je ook belanden als je spitsen eens sputteren, zelfs als de scheidsrechter zich een paar keer vergist. Zo maak je het voetbal kapot, vind ik.

Degraderen, dat is in een gat vallen waar je onmogelijk nog uit raakt. Van die acht goeie, mooie clubs moeten er elk jaar twee naar de verdoemenis. En bij de zes die zich er wel door spartelen, zijn er sowieso twee, drie die zich onderweg zo in bochten hebben moeten wringen dat ze zichzelf intern ongezond veel pijn hebben gedaan.

Wat stelt u voor als alternatief?

Mathijssen: Een licentiesysteem. Wie het budget heeft, een stadion voor 10.000 mensen, een volledige profkern en de juiste bankgaranties, hoort thuis in eerste. Want vergeet niet: Beerschot en andere clubs zoals de onze, dat zijn bedrijven hè. Wie gaat zich in godsnaam nog financieel engageren bij een club waarvoor elk jaar het zwarte gat wenkt? Idealisten zoals Patrick Vanoppen, die gigantische risico’s nemen om zo’n club drijvend te houden, zul je niet blijven vinden. Wel, ik vind dat niet meer van deze tijd. Degraderen, ze zouden dat moeten afschaffen.

Wie logisch denkt, zegt: ze zijn de kleintjes aan het vermorzelen. Is er een loge in het voetbal die naar een kleinere competitie wil waarin alleen de allersterksten overleven? Ik weet het niet, ik stel de vraag.

Voor we ons in complotdenken verliezen: valt er niet veel te zeggen voor het principe van de zwakste eruit, de sterkste erin? Tweedeklassers met ambitie zullen het niet met u eens zijn.

Mathijssen: Soms moet je mensen tegen hun eigen ambitie beschermen. Beerschot is een club met de aanhang, de structuur en de middelen om een goede profclub te zijn. Als je club goed draait, waarom moet je er dan mee ophouden? Om anderen erin te laten stappen, waarvan je op voorhand weet: één, twee jaar en die club is ook kapot? Dat is toch niet logisch?

U zei daarnet: clubs denken aan Mathijssen wanneer ze in de problemen komen. Zou u het degradatievoetbal afschaffen? Dat is net uw werkzekerheid.

Mathijssen: Daar hebt u een punt. Vrienden zeggen me wel vaker dat ik meer aan mezelf moet denken. (lacht)

Er volgen nog wedstrijden tegen OHL, Lierse, Waasland-Beveren en Cercle. Ik ga iets zeggen wat trainers haten: dat lijkt niet de moeilijkste kalender.

Mathijssen: Moet ik tegen u liegen? Natuurlijk is dat niet de lastigste kalender. Maar de moeilijkheid zit al lang niet meer bij de tegenstrever. De moeilijkheid is dat wij met onszelf worstelen, en nog meer met de situatie. We moeten thuis tegen Lierse en tegen Cercle winnen. Wat we in die andere matchen doen, kan ons marge geven, maar verandert op zich niets.

Als het toch mislukt, kan ik me voorstellen dat u zegt: heb ik mezelf wel iets te verwijten?

Mathijssen: Mensen zeggen me: je gaat naar Beerschot omdat je niets te verliezen hebt. Dat is niet waar, je hebt altijd iets te verliezen, al is het de hoop en de energie die je investeert. Maar als dit fout loopt, dan moet men mij de zwartepiet niet toeschuiven,. Die ga ik níét accepteren.

U ging van liftploeg STVV via de toenmalige subtopper Charleroi naar topclub Club Brugge. Toen stokte de machine. Hebt u het er moeilijk mee dat uw carrière niet langer in stijgende lijn verloopt?

Mathijssen: Nee. Want voetbal is voor mij geen obsessie meer. Dat is ooit anders geweest, ik droomde van een mooie club in het buitenland. Maar dan had het bij Club Brugge wel een succes moeten zijn. Nu, hoe langer het geleden is, hoe meer ik het zelf wél een succesverhaal begin te vinden. Kijk hoe het bij Club de laatste jaren is gegaan, met alle middelen die ertegenaan zijn gegooid. In feite heb ik het daar fantastisch gedaan. Men vroeg Europees voetbal, dat zou top zijn met die spelerskern. Je háált dat dan, en toch was niemand gelukkig. Terwijl men dit jaar, na al die investeringen, misschien wel halleluja roept als ze nog eens derde worden.

Misschien heb ik toen te veel de schuld op mij genomen, te veel anderen uit de wind willen zetten. Een trainer moet dat doen, het hoort bij de job. Maar je moet er wel op letten dat je er iets voor terugkrijgt, dat de mensen die de beslissingen nemen weten hoe het echt zit. En dat was te weinig het geval. Door altijd de schuld op mij te laden, ontstond het gevoel: er hoeft bij Brugge maar één man een stap opzij te zetten en alles is in orde. Als mens heb ik het daar toen zeer moeilijk mee gehad.

Ik zal het zo zeggen: ik ben nog altijd een ambitieus mens, maar ik ben niet meer destructief ambitieus. Ik wil er nog altijd voor gaan, maar niet meer ten koste van mezelf. Dat nooit meer.

Wat mogen we u wensen voor de komende weken? Geluk?

Mathijssen: Niets is belangrijker dan dat. Als je onderaan hangt, zit alles tegen. Idiote penalty’s die normaal nooit gefloten worden, goals binnen in de laatste minuut… Als je staat waar Anderlecht of Zulte Waregem nu staat, gebeurt dat niet. Het is mijn taak om te zorgen dat wij opnieuw in ons geluk gaan geloven. Je moet het afdwingen hè, met heel je ziel willen dat die bal er wél ingaat.

DOOR JEF VAN BAELEN

‘Ik moet nu dwingende keuzes maken, bikkelhard zijn, zonder dat ik met de spelers een normale werkrelatie kan opbouwen. Dat wringt.’

‘Ik heb een tekort aan mensen die in vorm zijn, en die vorm zal ook niet meer komen. We zullen het met wilskracht moeten doen.’

‘Ik pleit voor een licentiesysteem. Wie het budget heeft, een stadion voor 10.000 mensen, een volledige profkern en de juiste bankgaranties, hoort thuis in eerste.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content