Sinds 4 jaar vecht Roger Rennenberg tegen de stad Antwerpen om in zijn functie en eer van stadsbibliothecaris hersteld te worden. Een pacificatie lijkt beklonken, maar herstel is veraf. De contouren van een vreemd vlekje op het blazoen van de Wereldboekenstad.
‘Antwerpen op zijn best’, constateerde onlangs een lid van de examenjury, vier jaar na datum geconfronteerd met de ware toedracht over de selectieprocedure voor de open functie van ‘coördinator-doctor’ van de Antwerpse Stadsblibliotheek. De ‘lichaamstaal’ van de enige kandidaat die voor het schriftelijke examen was komen opdagen – de zittende stadsbibliothecaris Roger Rennenberg – had ‘vijandigheid en agressiviteit’ uitgedrukt. Zoveel kon dat jurylid zich nu nog wel herinneren. Op een cruciale vraag over het openhouden van de bibliotheek ’s avonds, zou de kandidaat het fatale antwoord: ‘Ja, als ik meer personeel had’, hebben gegeven. De drie interne juryleden, hoge stadsambtenaren, en de drie externen, twee professoren en een (ex-)top-ambtenaar op de administratie Cultuur van de Vlaamse Gemeenschap, werden niet meer ter deliberatie bijeengeroepen. De kandidaat had de vereiste zestig procent van de punten niet behaald, en hoefde zelfs geen mondeling examen meer af te leggen. Een zevende jurerende instantie, het rekruteringsbureau Quintessence, had hem na een reeks psychotechnische tests een onvoldoende gegeven op het belangrijke item ‘leiding geven’. De zaak was afgesloten. Leek het. Want één extern jurylid werd achteraf telefonisch benaderd om haar punten te verlagen. Lagen ze immers niet abnormaal veel hoger dan die van de andere juryleden?
Was dat ene, uit de toon springende jurylid dan een sympathisant van de onfortuinlijke kandidaat geweest? Het omgekeerde lijkt het geval: van de zes juryleden was de specialiste in oude handschriften en boeken, eigenlijk de enige echte externe: dat wil zeggen niet vertrouwd met de toch wel speciale ‘Antwerpse’ randvoorwaarden van het examen. De drie stadsambtenaren wisten uiteraard welk vlees ze met Rennenberg in de kuip hadden. Maar twee van de drie ‘externen’ net zo goed. Ludo Simons, hoofdbibliothecaris van de Universiteit Antwerpen, was de vroegere stadsbibliothecaris, en Rennenberg zijn toenmalige adjunct. Bob Elsen, de hoge cultuurambtenaar bij de Vlaamse Gemeenschap, was de vroegere chef van intern jurylid Joris Sels, toen deze nog bij de Vlaamse Gemeenschap werkte. In zijn nieuwe functie van bedrijfsdirecteur Sport & Cultuur bij de stad Antwerpen was Sels tegelijk chef van stadsbibliothecaris Rennenberg, en organisator van het examen voor coördinator-doctor aan de Stadsbibliotheek, met Rennenberg als enige kandidaat.
Eenmaal het excentrieke jurylid uit de waan geholpen dat van haar niet werd verwacht om de kandidaat te laten slagen, kreeg de kroniek van de aangekondigde verwijdering zijn normale verloop. Cultuurschepen Eric Antonis stuurde de onfortuinlijke Rennenberg naar een cel in het Rubenianum om er aan een bibliografische databank voor de geschiedenis van de stad Antwerpen te werken. En hij liet Rennenbergs medewerker, het contractuele personeelslid Jean-Paul Lissens, voorlopig het directeurschap van de Stadsbibliotheek waarnemen. Tegelijk kondigde hij aan, binnen enkele maanden een nieuwe selectieprocedure voor ‘coördinator-doctor’ in te stellen.
Wou men het vel van Roger Rennenberg en waarom? Het breekpunt was alvast een functioneringsgesprek waarin Joris Sels Rennenberg ervan betichtte, buiten zijn medeweten op het kabinet van cultuurschepen Eric Antonis onderhandelingen te hebben gevoerd met de Universiteit Antwerpen met het oog op een doorgedreven samenwerking tussen de Stadsbibliotheek en de universitaire bibliotheken. Toen Antonis dan Sels op de hoogte bracht van de gesprekken, was de maat vol voor de bedrijfsdirecteur. Zijn ergernis over het in zijn ogen slechte management van de Stadsbibliotheek had zich opgestapeld. Hij rekende Rennenberg slechte bezoekcijfers aan, een continu verloop van personeel, en onwil van de bibliothecaris om openingsuren ’s avonds te organiseren.
Bovendien had Sels zich al bij zijn aantreden intern laten rapporteren dat het ‘menselijke’ management, de manier van Rennenberg om met zijn personeel om te gaan, te wensen overliet. Tegenover zijn grote inhoudelijke competentie stond zijn eigengereide, compromisloze houding en het verwaarlozen van de personeelsbelangen, aldus de rapporten. Daarbij bevond zich een brief uit 1993 van Guy Lauwers, secretaris van Rennenbergs eigen vakbond ACOD, gericht aan Rik Mertes, toenmalig ‘Inspekteur-Generaal ten Stadhuize’. In ongewoon scherpe bewoordingen veroordeelde hij Rennenberg op het vlak van ‘human resources management’, en stelde voor om hem nog één kans te geven ‘om op de trein te springen. Zo niet dient het Kollege te overwegen afstand te nemen van dit diensthoofd.’ (Als er, lang voor de komst van Sels in 1998, inderdaad een probleem van ‘menselijk management’ was, dan is de vraag waarom de stad op geen enkel ogenblik een poging deed om een van zijn topambtenaren bij te sturen.) Sels, een manager pur sang, ging er echter vol tegenaan.
Rennenberg, in de vaste overtuiging dat Sels hem viseerde, vond niet beter dan het bewuste functioneringsgesprek buiten diens medeweten op band op te nemen. Met een transcriptie van een cruciale passage trok hij naar ACOD-secretaris Guy Lauwers. Die legde hem voor aan schepen van Cultuur Eric Antonis. Zwart op wit had men immers de tegen Rennenberg gedane uitspraak van Sels in handen, dat deze ‘iets veel beters’ dan een sanctie in petto had: een openverklaring van de functie van ‘coör- dinator-doctor’ bij de Stadsbibliotheek. Maar de transcriptie, op het schepencollege te berde gebracht, speelde in Rennenbergs nadeel. Er sprak een ‘deloyale’ (evenwel niet strafbare) houding uit. En toen zakte hij voor het examen.
In de val
Rennenberg, die zich in de val gelokt voelde, moest vanaf nu naar de rechter stappen om zijn gelijk te halen. In zijn vakbond ACOD organiseerde de vaste gemachtigde Hubert Eüler, een gedetacheerd OCMW-ambtenaar, mee het verweer. Samen met de Gentse meester Ingrid Martens, pleiter voor de Raad van State, zouden ze dat vier jaar lang – tot vandaag – op een doeltreffende manier doen. In een lange, slopende procedureslag kregen ze twee keer gelijk voor het hoogste rechtsorgaan van het land. Voorlopig nog niet over de gehele lijn. Ze vechten namelijk diverse dingen aan: de uitslag van het examen voor coördinator-doctor, de opdracht tot het opstellen van een bibliografische databank voor de geschiedenis van Antwerpen en het toevertrouwen van de dagelijkse leiding van de Stadsbibliotheek aan Jean-Paul Lissens.
Om juridisch-technische redenen zijn er twee verschillende processen aangespannen. Tegen het betwiste examen werd eerst bij de provinciegouverneur beroep aangetekend. Na negen maanden onderzoek bleek daaruit dat er niets laakbaars aan de hand was. Wel zou het rapport melding maken van het feit dat een jurylid telefonisch benaderd was om zijn punten te verlagen. Met spanning kijken insiders nu uit naar het moment waarop de Raad van State het verzoek tot nietigverklaring van het examen al dan niet ontvankelijk verklaart. Sommige rechtstreeks betrokkenen hebben deze nog sluimerende procedure over het hoofd gezien, in beslag genomen als ze zijn door de arresten die het hoogste rechtsorgaan van het land wél al in de zaak Rennenberg heeft geveld, en die Antwerpen keer voor keer in het defensief drongen, zonder dat de stad zich al definitief gewonnen gaf.
De geleverde juridische strijd verliep hardnekkig, lang en fel. Op 16 februari 2001 schorste de XIIe kamer van de Raad van State de beslissingen van het Antwerpse schepencollege om Rennenberg te gelasten met het opstellen van een bibliografische databank en om Jean-Paul Lissens de dagelijkse leiding van de Stadsbibliotheek te geven. De rechter volgde dus de stelling dat ‘de verzoeker op onbetwistbare wijze in de uitoefening van zijn functie voldoet’ en dat er ‘geen negatieve opmerkingen lastens hem’ gesignaleerd zijn. Onpartijdige waarnemers begrepen: Rennenberg moet in zijn functie hersteld worden. Maar de stad, die de ‘negatieve opmerkingen’ aan het adres van Rennenberg binnenskamers opstapelde en in de Antwerpse wandelgangen verspreidde zonder ooit één offi- ciële klacht te noteren, procedeerde verder, na pro forma te hebben voldaan aan het schorsingsarrest.
Vooruitlopend op het arrest was Rennenberg door de stad al met een andere opdracht belast, de voorbereiding van een ‘centrum voor amateurkunsten Antwerpen’, en was Lissens in oktober 2000 aan het hoofd van de Stadsblibliotheek vervangen door de historica An Renard, directeur van het Cultureel Centrum Deurne, en in het bezit van een speciale licentie documentatie- en bibliotheekwetenschappen. Naar opleiding en diploma’s heeft zij het statuut A4. Ze kreeg de baan van stadsbibliothecaris zonder selectieprocedure, laat staan een examen voor coördinator-doctor (A8). Een wit voetje haalde ze toen ze aan haar oversten het bestaan van een zwarte kas in de bibliotheek signaleerde. Inderdaad beheerde Rennenberg buiten de normale boekhouding een som geld. Een deel daarvan gebruikte de Stadsbibliotheek wanneer de voorgeschreven administratieve weg de snelle aankoop van een waardevol boek op een veiling in de weg stond. Rennenberg erfde die kas van zijn voorganger Ludo Simons, die ze op zijn beurt van zijn voorganger Emiel Willekens toegeschoven kreeg. Omdat de stad die praktijk in de jaren negentig uitdrukkelijk verboden had, kreeg stadsambtenaar Rennenberg twee weken schorsing aan zijn broek.
Inmiddels gaf de verdediging van Rennenberg niet op en boekte nieuwe overwinningen wanneer de Raad van State in juni 2003 haar eerdere schorsingsarrest omzette in een vernietigingsarrest, en op 3 februari 2004 overging tot een ‘dwangsomarrest’. Daarin luidt het krachtig: ‘Aan de stad Antwerpen wordt, met ingang van de achtste kalenderdag na de dag waarop haar dit arrest wordt betekend, een dwangsom opgelegd van 1250 euro per dag dat zij nalaat zich ernaar te gedragen dat Roger Rennenberg ten gevolge van het arrest nr. 120.106 van de Raad van State, van 3 juni 2003, geacht moet worden niet door de beslissing van 29 juni van het college van burgemeester en schepenen uit de leiding van de Stadsbibliotheek ontzet te zijn. (…)’
Een meerderheid in het schepencollege oordeelde dat de tijd van procedureveldslagen voorbij was, en gelastte cultuurschepen Eric Antonis en de nieuwe bedrijfsdirecteur Cultuur & Sport Bruno Verbergt om Rennenberg in zijn functie te herstellen. (Verbergts voorganger Joris Sels was inmiddels adjunct-kabinetschef geworden bij de Vlaamse minister-president Bart Somers, VLD.)
Dan keek het volk van Antwerpen toe op een kleine soap opera waarop het de jongste tijd wel vaker is getrakteerd. Een paar weken lang verhuisde Rennenberg opnieuw naar de Stadsbibliotheek terwijl Verbergt An Renard in reserve hield als adviseur erfgoed- en bibliotheekbeleid op de stafdienst Cultuur & Sport. In die dagen organiseerde een deel van het bibliotheekpersoneel een staking van een uur en een kleine optocht naar het stadhuis uit solidariteit met An Renard.
In De Standaard verscheen de open brief Sol niet met de bib van ’t stad (25.2), waarin twaalf academici de verdiensten van Renards beleid roemen op het vlak van klantvriendelijkheid, samenwerking met ‘andere bibliotheken’ en de ambitie om de Stadsbibliotheek een ‘centrale functie te geven binnen het netwerk van Vlaamse bewaarbi-bliotheken’. De ondertekenaars zijn, net als An Renard zelf, te situeren in de Vlaams-progressieve netwerken van ‘nieuwe politieke en intellectuele cultuur’. Ze wisten allicht niet dat de aanleiding voor Rennenbergs val precies diens onderhandelingen tot verregaande samenwerking met de wetenschappelijke bibliotheken van de Universiteit Antwerpen waren geweest. Een enkeling toonde zich, in dezelfde krant vijf dagen later, geschokt door de ‘Sol niet met de Bib’-brief. Theaterregisseur Walter Tillemans verzekert de ondertekenaars dat hij ‘ook vóór de aanstelling van de nieuwe directie’, altijd tot zijn grote voldoening van de geboden service in de Stadsbibliotheek kon gebruikmaken.
Een rode baronie
Niet later dan 9 maart haalde bedrijfsdirecteur Bruno Verbergt het eenregelige artikel 4 van het gemeentelijk reglement op de mobiliteit van de statutaire en contractuele personeelsleden boven. Het luidt: ‘De betrokken bestuursdirecteur kan interne mobiliteit van ambtswege opleggen voor de goede werking van de bedrijfseenheid.’ Verbergt paste het simpelweg toe om Renard terug in de stoel van stadsbibliothecaris te installeren en Rennenberg officieel te belasten met de algemene coördinatie van het Huis voor Amateurkunsten.
Op basis van dit artikeltje legde hij het uitvoerig beargumenteerde ‘dwangsomarrest’ van de Raad van State naast zich neer. Hij heeft een nieuw juridisch element aangebracht dat de tegenpartij dwingt om opnieuw in beroep te gaan en daarbij van vooraf aan te beginnen: bij de beroepscommissie van de stad Antwerpen. Rennenberg en ACOD’s Hubert Eüler hebben dit gedaan. Of het recentelijk door Verbergt gedane pacificatievoorstel ook inhoudt dat Rennenberg nu alle gerechtelijke procedures staakt, is bij het in druk gaan van dit artikel nog niet helemaal uitgeklaard. Ingaan op het voorstel betekent alleszins dat Rennenberg voorgoed afziet van zijn ambitie om ooit opnieuw directeur van de ‘bib van ’t stad’ te worden. Zou hij blijven procederen, en zou het opnieuw vier jaar duren eer hij juridisch gelijk krijgt, dan kan de stad een dagelijkse dwangsom van 5000 euro onder ogen zien, Rennenberg een waanzinnige stress, slijtage en zijn leeftijd: hij zou dan 57 zijn.
Overigens heeft hij de wind tegen, zoals Renard de wind mee heeft. Sinds 1983 adjunct- en vanaf 1987 directeur van de Stadsbibliotheek en het Archief en Museum voor het Vlaamse Cultuurleven (AMVC), wordt Rennenberg onvermijdelijk geassocieerd met het verfoeide tijdperk der baronieën in de ‘oude politieke cultuur’. Dat waren het veertigtal stadsdiensten, in 1997 door het nieuw geïnstalleerde managementcomité herleid tot tien bedrijfseenheden en gedepolitiseerd. De Stadsbibliotheek viel voorheen onder een ‘rode’ baronie. De vrijzinnige, onafhankelijke Rennenberg werd ooit discreet te verstaan gegeven dat een SP-lidkaart zijn benoeming geen kwaad zou doen. Ereschepen Wim Geldolf (SP), die zijn alsnog ongepubliceerde memoires ironisch ondertitelt met ‘Een stukje oude politieke cultuur’, legde ons dat systeem van politieke benoemingen uit. Bij topbenoemingen verdedigden de schepenen van de stad tijdens de collegevergadering de kandidaat van hun voorkeur met cv’s, dossiers en diplo-ma’s in de hand, en gingen daar desnoods stevig met elkaar over in debat.
Aan diploma’s en publicaties heeft Rennenberg (A5) geen gebrek. Licentiaat in de Germaanse filologie, licentiaat in de pers- en communicatiewetenschappen, beide diploma’s behaald in de jaren zeventig. En ten slotte, men zocht immers ooit een ‘coördinator-doctor’ voor de Stadsbibliotheek, doctor in de geesteswetenschappen. Dat diploma behaalde hij in 2002 aan de Universiteit van Amsterdam. De titel van zijn proefschrift, Het Vlaamse amateurtoneel, topografie van een verzuiling, krijgt vandaag, in het licht van het lot wat de stad Antwerpen hem toebedeelt, een zurig ironisch bijsmaakje. Tussen 1979 en 1982 leidde Rennenberg een onderzoeksteam dat een voor de studie van het Vlaamse cultuurleven fundamentele uitgave voorbereidde, de geannoteerde briefwisseling rond het avant-garde tijdschrift Van Nu en Straks (1890-1901). De uitgave van het eerste deel verscheen in 1988. Het vervolg kwam er, bij gebrek aan geld, nooit.
Als Roger Rennenberg al tot de geschiedenis van de Antwerpse Stadsbibliotheek behoort, dan heeft zelfs schepen Antonis geen moeite om toe te geven dat de man vanaf 1995 de grootscheepse nieuw- en vernieuwbouw, de modernisering en informatisering van de bibliotheek in goede banen leidde. Meer nog, bij gebrek aan alternatieven van stadswege trad hij metterdaad als bouwheer op. Zijn onafhankelijke, autonome opstelling werd in deze operatie wel gewaardeerd. Maar in een fundamenteel inhoudelijk dossier leverde die houding hem vanaf 1998 alvast de wrevel van toenmalig bedrijfsdirecteur Joris Sels op: Rennenberg kantte zich resoluut tegen de splitsing, in 1998, van de Stadsbibliotheek en het AMVC. Met enige reden zag hij beide instellingen als twee delen van één geheel: in het ene huis worden de boeken, in het andere de geschreven documenten en legaten van de Vlaamse Beweging en Vlaamse Cultuurgeschiedenis bewaard.
Over zijn management van de Stadsbibliotheek, waar Sels zoveel graten in vond, is het laatste woord nog niet gezegd. In tegenstelling tot het netwerk van Openbare Bibliotheken van Antwerpen en zijn districten, gaat het immers niet om een uitleenbibliotheek maar om een wetenschappelijke bewaarbibliotheek, waar alleen vorsers bepaalde stukken kunnen ontlenen. De directeur afrekenen op het aantal bezoekers, speciale tentoonstellingen en lezingen, lijkt hier minder zinvol dan er bijvoorbeeld op toe te zien dat de werken in uitstekende omstandigheden worden bewaard, in de leesruimte een maximale studiestilte heerst, en bij de aankoop van boeken de specificiteit van de collectie wordt gerespecteerd. Uit de ijver waarmee An Renard rondleidingen voor bezoekers, tentoonstellingen en lezingen organiseert, en precies op dat vlak de publieke felicitaties van de schepen van Cultuur oogst (‘An doet het fantastisch’), valt op te maken dat ook zij vooral dáár op wordt afgerekend. Dergelijke evenementen komen immers in de media. Ze was bereid om tegenover Knack over haar beleid te spreken, maar kreeg daarvoor de toelating niet van bedrijfsdirecteur Bruno Verbergt. Openbaarheid van bestuur bestaat in Antwerpen kennelijk alleen als er geen vuiltje aan de lucht is. En werken met inschikkelijke ambtenaren is nu eenmaal makkelijker dan met lui van het veeleer onafhankelijke type.
Uit een intern document, een organogram ‘musea en erfgoed’, leren we overigens dat de Stadsbibliotheek bij een herstructurering betrokken wordt. Tussen de bedrijfsdirecteur Cultuur & Sport en de directeur van de Stadsbibliotheek komt een nieuw gezagsniveau, dat van de algemeen directeur Musea en erfgoed, waarschijnlijk Steven Thielemans. In de nieuwe structuur wordt de Stadsbibliotheek op eenzelfde niveau als de stadsmusea (het nog op te richten MAS inbegrepen) ingeschakeld in het algemene ‘Erfgoedbeleid’. Van de grootse visie van Ludo Simons, Een nationale bibliotheek voor Vlaanderen te maken, tegenhanger van de Koninklijke Bibliotheek van België, de British Library of de Bibliothèque Nationale, schiet dan niet veel meer over. Lijkt een handbibliotheek voor de Antwerpse musea in de maak, dan kan die zonder tegenspraak of dwangsom door een directeur van niveau A4 worden geleid. Zoals An Renard. Dan zal ook het op een receptie door Geldolf aan haar geuite verwijt, als zou zij zich onrechtmatig met de titel van directeur van de Stadsbibliotheek sieren, ‘zonder voorwerp’ zijn.
Door Jan Braet
‘Geef Rennenberg nog één kans om op de trein te springen.’