De zoektocht naar massavernietigingswapens in Irak heeft handenvol geld gekost en zorgt voor gênante vertoningen in Washington en Londen. De wil om te geloven dat het regime van Saddam Hoessein zulke wapens had was groot, maar de bewijzen blijven achterwege: er is tot nu toe niets gevonden. Ondertussen zit een aantal Iraakse wetenschappers nog steeds vast. Hun families zijn radeloos.

Een bericht uit Bagdad

In een chique wijk van Bagdad, Al-Mansour, zitten vier vrouwen in de huiskamer op de sofa, zakdoek in de aanslag. Ze komen geregeld bij elkaar, want ze hebben hetzelfde probleem: hun echtgenoot zit al maanden in de gevangenis. Ze weten niet precies waar hij is of hoe lang het nog gaat duren. Ook vragen ze zich af waarvan zij eigenlijk worden beschuldigd. Deze vrouwen zijn namelijk niet getrouwd met boeven, moordenaars of plunderaars, maar met gerenommeerde Iraakse wetenschappers.

Op 2 mei vorig jaar besloot Mahmoud Bilal al-Samarraie zichzelf aan te geven toen hij erachter kwam dat een aantal van zijn collega’s was meegenomen door de Amerikanen. De wetenschapper, met een Ph.D. in organische scheikunde van Edingborough University, was werkzaam voor het National Monitoring Directorate, de organisatie die de wapeninspecteurs van de Verenigde Naties ‘assisteerde’ bij hun zoektocht naar massavernietigingswapens.

‘Iedereen die zich aangeeft, zal daarvoor beloond worden, hoorden we op de radio’, vertelt zijn vrouw. Samen met zijn enige zoon en een tasje met kleding en sigaretten meldde hij zich bij de Amerikanen. Daar werd ze verteld dat het op z’n hoogst een paar dagen zou duren voordat al-Samarraie weer thuis zou zijn. ‘Pas goed op je moeder en je zusjes’, was het laatste wat Ra’ed zijn vader heeft horen zeggen.

Voor de vrouw van Hazem Mohammed Ali, een viroloog met een Ph.D. van Newcastle University, liep het anders. Meerdere malen kwamen de Amerikanen bij het echtpaar Ali thuis om met hem over zijn verschillende posities als wetenschapper te praten. Ali was immers een topspecialist in pokkenonderzoek. Mevrouw Ali had de Amerikanen koffie geserveerd en na de gesprekken waren ze altijd keurig weer vertrokken.

Maar op 22 juli besloten ze hem plotseling mee te nemen. ‘Ik stelde voor een tasje voor hem in te pakken’, vertelt ze met tranen in haar ogen. ‘Maar dat was niet nodig; hij zou diezelfde avond gewoon weer thuis zijn.’ Ze kwamen nog terug voor zijn computer en namen allerlei documenten mee, maar sinds 22 juli heeft ze van hem slechts twee telefoontjes en een paar brieven via het Rode Kruis ontvangen, die meestal pas maanden nadat ze geschreven waren aankwamen.

Hoewel ze vermoeden dat hun mannen in de gevangenis op het vliegveld van Bagdad verblijven – door Irakezen inmiddels ‘Guantanomo’ genoemd -, weten de vrouwen dat allerminst zeker. ‘Ik ben tientallen keren bij het Rode Kruis geweest en bij de Amerikanen in het paleis, we hebben brieven aan Paul Bremer (de Amerikaanse bestuurder van Irak, nvdr) gestuurd, overal hebben we aangeklopt maar nergens krijgen we antwoord. Zodra ze horen dat het om de wetenschappers gaat, wordt de deur in ons gezicht dichtgesmeten’, zegt Ra’ed.

MENSENRECHTEN

Heel wat wetenschappers zijn inmiddels vrijgelaten en er wordt geschat dat er momenteel nog maar zo’n twintig vastzitten. Tegelijkertijd worden er wel nog met enige regelmaat wetenschappers voor kortere tijd van universiteiten en kantoren voor ondervraging weggeplukt. ‘Waarom worden wetenschappers als criminelen behandeld?’ vraagt mevrouw Ali. ‘En hoe zit het met die mensenrechten waar de Amerikanen het steeds over hebben?’Alle vrouwen zeggen dat ze, na vrijlating, Irak zo snel mogelijk willen verlaten om ergens ver weg een nieuw leven op te bouwen. Iets waar de Amerikanen zich misschien zorgen over zouden moeten maken.

Deze wetenschappers – allemaal lid van de Baath-partij – werden geregeld overgeplaatst naar andere posten en waren vaak niet vrij om te reizen, aldus de vrouwen. ‘Wetenschappers hadden de regering te gehoorzamen. Zo niet werd je, eventueel samen met je familie, uit de weg geruimd’, zegt de vrouw van Thamer Abdul Rahman die op 1 juni ‘voor een paar uurtjes’ door het Amerikaanse leger uit zijn kantoor werd meegenomen.

‘Ik wist dat het maar beter was met hem niet over zijn werk te praten’, zegt de vrouw van al-Samarraie. ‘Hij werkte hard en ik zorgde voor een ontspannen familieleven. Vaak waren er dagen dat ik niet wist wat er in zijn hoofd omging. Hij was stilletjes en sprak weinig’, vervolgt ze. ‘Natuurlijk maakte ik me zorgen. Misschien werd hij wel gedwongen om dingen te doen die hij niet wilde’, en de andere vrouwen knikken.

Als de vrouwen gevraagd wordt hoe ze hun dagen doorkomen, beginnen ze een voor een zachtjes te snikken. ‘Eerst denk je in uren, dan in dagen, dan in weken en later in maanden. Het heeft mijn gezondheid aangetast, ik slaap bijna niet en eet heel weinig’, zegt mevrouw Rahman. ‘Elke vorm van vreugde is uit ons leven verdwenen’, zegt Ismaeel Ahmed Saleh die zes kinderen heeft en het salaris van haar man goed zou kunnen gebruiken. Sinds de wetenschappers werden opgepakt, ontvangen hun families geen salaris meer. ‘Maar het belangrijkste is natuurlijk dat ze terugkomen, we hadden dit nooit verwacht. We missen hem. We hebben hem nodig. En waarom mogen we ze niet bezoeken?’

Het verhaal van de Duitse Helma Al-Saadi lijkt op het verhaal van de vier vrouwen. Op het terras van een drukbezocht restaurant in Bagdad is ze uitermate duidelijk. ‘Ik wil hem terug en wel zo snel mogelijk’, zegt ze stellig. ‘Ik neem aan dat ze hem in al die maanden alles hebben kunnen vragen wat ze wilden’, vervolgt de vrouw die twee brieven naar Bremer schreef, maar daarop geen enkele reactie kreeg.

Toen haar echtgenoot Amir Al-Saadi, speciaal adviseur van Saddam Hoessein, na de val van het regime op de televisie zag dat hij als nummer 32 op de lijst van 55 stond, besloot hij zich de volgende ochtend, 12 april, meteen te melden. Vlak voordat hij werd meegenomen door de Amerikanen zei hij tegen de Duitse ZDF: ‘We hebben niets…. ik zeg dit voor het nageslacht en voor de geschiedenis… de tijd zal mijn verhaal bevestigen.’

De vloeiend Engelssprekende man, die door de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Colin Powell meer dan eens ‘de grote misleider’ werd genoemd, verscheen keer op keer voor de buitenlandse pers om te verklaren dat Irak na de oorlog in 1991 alle biologische, chemische en nucleaire wapens vernietigd had. En hoewel Washington natuurlijk gehoopt had dat de wetenschappers met kennis van zaken na de val van het regime een ander verhaal te vertellen zouden hebben, blijkt dat tot nu toe niet het geval.

Helma benadrukt dat haar echtgenoot, Amir, een sjiiet met een diploma scheikunde van een Engelse universiteit, nooit lid van de Baath-partij is geweest. Dat was heel ongebruikelijk en dus vaak niet makkelijk en soms zelfs gevaarlijk. ‘Hij had geen direct contact met Saddam Hoessein en zag hem voor het laatst in 1995. Het gegeven dat Amir een hooggeplaatst Baath-partijlid was, is meer gebaseerd op de indruk die is ontstaan dan op de realiteit. Mijn echtgenoot werd gedwongen om bepaalde posten te vervullen omdat hij de juiste kwalificaties had en omdat hij goed kon communiceren met het Westen’, vertelt ze.

Na de oorlog in 1991 kreeg Al-Saadi de taak om als minister de infrastructuur van het land weer op te bouwen. Daarna werd hij adviseur van de regering. Zelfs toen Helma met een levensbedreigende hersentumor in een Duits ziekenhuis belandde, kreeg hij geen toestemming om Irak te verlaten om haar te bezoeken, zo sterk stond hij onder druk. ‘Hij leefde al die jaren in ballingschap in eigen land’, zegt Helma. ‘En nu in gevangenschap. De Amerikaanse regering moet zich diep schamen hierover. Dat massavernietigingsverhaal is een fiasco voor de Amerikanen en een aantal wetenschappers is daar nu de dupe van’, vervolgt ze woedend.

MEVROUW MILTVUUR

Iemand die mogelijk wel iets weet over de leefomstandigheden van zijn vrouw is Ahmed Al-Obeidi, echtgenoot van de wetenschapster Huda Ammash, ‘Mrs Anthrax’ die als enige vrouw op de lijst van 55 staat. Ze werd op 5 mei opgepakt en wordt door de Amerikanen als een van de sleutelfiguren in Iraks biologische wapenprogramma’s gezien. ‘Ik werd acht dagen vastgehouden in de gevangenis op het vliegveld in een cel van 1 bij 2 meter’, vertelt hij in zijn prachtige villa aan de rivier in Bagdad. Hij mocht er alleen uit om met een zak over zijn hoofd naar de wc te gaan. Verder zat hij dag en nacht in zijn met felle TL-lampen verlichtte cel. ‘Ik kreeg koud legervoedsel te eten, maar ik was zo gestrest dat ik die zakjes soms niet open kreeg met mijn trillende handen’, vervolgt hij en hij steekt een sigaret op.

De omstandigheden waren angstaanjagend. ‘Ik wil niet in details treden, maar ik kan uit eigen ervaring zeggen dat er daar gemarteld wordt. Er wordt niet geslagen of geschopt zodat er wonden of blauwe plekken te zien zijn, maar er worden andere technieken gebruikt om informatie uit de gevangenen te krijgen’, zegt hij en hij vertelt dat men voor de martelsessies uit de cel wordt meegenomen. Amnesty International heeft ook zorgen uitgesproken over de behandeling van gevangenen in Irak. Het Pentagon ontkent weliswaar dat er gemarteld wordt in de gevangenissen, maar geeft toe dat er wel ‘slaaponthoudingsmethoden’ worden gebruikt.

Al-Obeidi kreeg eind vorig jaar samen met zijn schoonmoeder de kans om zijn vrouw een keer te bezoeken. Geblinddoekt werden ze in een auto gezet. ‘Maar voor iedereen die Bagdad een beetje kent, was het duidelijk dat we naar het vliegveld reden’, zegt Al-Obeidi. In een speciale kamer werd zijn vrouw binnengebracht met een zak over haar hoofd. ‘Ze was minstens tien kilo afgevallen en zag er slecht uit’, zegt hij. ‘We werden afgeluisterd en voelden ons niet op ons gemak’, zegt hij over de laatste keer dat hij zijn vrouw zag. ‘Ze verkeert in een miserabele toestand en is inmiddels door allerlei geheime diensten tientallen keren ondervraagd. Ze vertelde me over ondervragingen die wel 16 uur duren’, vervolgt hij.

Als Al-Obeidi de Coalition Provisional Authority (CPA, het voorlopige Brits-Amerikaanse bestuur) vraagt waarom zijn vrouw nog steeds vastzit, is het antwoord steevast ‘voor haar eigen veiligheid’. Grinnikend: ‘Waarom zou ik zelf niet voor haar veiligheid kunnen zorgen?’ Hij is ervan overtuigd dat de vrijlating van de mensen op de lijst van 55 uiteindelijk een beslissing van president Bush zelf zal zijn.

Huda Ammash en haar echtgenoot studeerden na hun huwelijk allebei in de Verenigde Staten. Na haar Ph.D. in microbiologie aan de Universiteit van Missouri kwam ze terug naar Irak waar ze een bliksemcarrière maakte. Ze was onder andere decaan van de vrouwenfaculteit van de universiteit van Bagdad en later decaan van de faculteit der wetenschappen aan diezelfde universiteit. Na de oorlog in 1991 hield ze zich bezig met verarmd uranium en in 2001 trad Ammash toe tot het regionaal bestuur van de Baath-partij, waardoor ze een politiek figuur werd. Vaak was ze de enige vrouw in de nabijheid van Saddam Hoessein.

Dat zijn vrouw en hij voorstanders waren van het voormalige regime, steekt Al-Obeidi niet onder stoelen of banken. Maar hij is ervan overtuigd dat zijn vrouw vastzit voor haar werk als wetenschapster en niet voor haar politieke rol. ‘De Amerikanen denken dat ze verantwoordelijk was voor het biologische wapenprogramma’, zegt hij. ‘Maar ik kan je verzekeren dat mijn vrouw dat soort werk pertinent weigert’, zegt Al-Obeidi en hij vertelt dat hij op de hoogte was van al haar werkzaamheden. ‘We hebben geen geheimen voor elkaar; we hebben onze carrière samen opgebouwd en bemoeiden ons altijd met elkaars werk. Ik weet alles en ik weet dat ze niets met massavernietigingswapens te maken heeft gehad’, zegt hij.

Al-Obeidi is woedend dat een aantal wetenschappers nog steeds wordt vastgehouden in de hoop informatie uit ze te trekken. ‘Hun misdaad is dat ze wetenschappers zijn. Ze moeten maar zien hoe ze aantonen onschuldig te zijn. Misschien worden ze in de toekomst wel voor de camera’s getrokken door die Amerikanen om ze te laten zeggen dat er wél wapens waren. Het is gewoon een grote grap’, zegt hij.

GEEN INFORMATIE

De Iraakse advocaat Badie Arief Izzat vertegenwoordigt twintig van de 55 most wanted die momenteel vastzitten. Hij heeft zijn cliënten echter nog niet kunnen zien en ook hij weet niet wat de aanklachten zijn. Het Internationale Rode Kruis is de organisatie die de gevangenen en detentiecentra mag bezoeken onder de voorwaarde dat ze geen informatie over de omstandigheden naar buiten brengen. Wel kunnen ze vertellen dat onder de Conventie van Genève al deze gevangenen het recht hebben om te weten wat nu eigenlijk precies hun status is, welke aanklacht tegen hen is ingediend en om te overleggen met advocaten. Ook hebben ze recht op familiebezoek. Dat is allemaal de verantwoordelijkheid van de CPA.

Ook de status wordt door de CPA vastgesteld. ‘Wetenschappers zijn civiele geïnterneerden of krijgsgevangenen, afhankelijk van de vraag of ze wel of niet een legerrang hebben’, zegt Nada Doumani van het Internationale Rode Kruis. ‘Krijgsgevangenen moeten in principe vrijgelaten worden aan het eind van de actieve vijandelijkheden – maar op 1 mei 2003 kondigde Bush slechts het eind van de ingrijpende militaire campagne af. Dat is alleen anders als ze aangeklaagd zijn wegens oorlogsmisdaden of misdaden tegen de menselijkheid, in dat geval worden ze vastgehouden en berecht. De zaak van civiele geïnterneerden, die vastgehouden worden uit veiligheidsoverwegingen, moet regelmatig – in principe een keer in de zes maanden – bekeken worden’, vervolgt ze.

Bij het Coalition Press Information Center (CPIC) in Bagdad willen ze over deze kwestie niet veel kwijt. ‘We kunnen helaas geen enkele informatie verstrekken over het lot van de wetenschappers. Geen namen, geen activiteiten, niet of en waar ze vastzitten, niets eigenlijk. We distantiëren ons meer en meer van de zoektocht naar massavernietigingswapens, dat wel’, zegt Nicole Thompson van CPIC. Maar met wie je ook contact opneemt in de CPA, niemand wil hierover iets kwijt.

Daisy Mohr

‘Hun misdaad is dat ze wetenschappers zijn.’

Het Pentagon ontkent dat er gemarteld wordt, maar geeft wel toe dat er slaaponthoudingsmethoden worden gebruikt.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Expertise