Onderzoeksrechter Jacques Langlois heeft zijn werk toegelicht. De vraag is hoe goed een gerechtelijk onderzoek kan of moet worden gevoerd.
Was het echt nodig dat de speurders in de zaak-Dutroux de klantenlijst van Le Dolo – een nachtclub in Brussel waar Michel Nihoul regelmatig te vinden was – uitplozen op zoek naar de naam van een kennis van een Vlaamse familie die halsstarrig volhoudt dat ze Nihoul op 8 augustus 1996 aan het zwembad van het Waalse plaatsje Bertrix zag, in het gezelschap van Marc Dutroux en een schare anderen?
Ja, dat was nodig, om het absurde van de getuigenis, die rammelt van de ongerijmdheden, aan te tonen. De kennis in kwestie was stomverbaasd toen hij geconfronteerd werd met de vermeende link naar Nihouls wereld, en bleek in Bertrix niets speciaals te hebben gezien, en zeker niet de bende waar zijn reisgenoten het over hadden.
Op 9 augustus 1996 werd aan het zwembad van Bertrix Laetitia Delhez ontvoerd, door Dutroux en zijn kompaan Michel Lelièvre. Nihoul staat mee terecht, onder meer omdat hij geholpen zou hebben bij deze ontvoering.
Was het dan nodig dat onderzoeksrechter Jacques Langlois zich op het proces-Dutroux een voormiddag lang uitsloofde om het tijds- en telefoongebruik van Nihoul in de week van de ontvoering gedetailleerd uit de doeken te doen? Dat hij de indruk wekte dat hij meer tijd had besteed aan de studie van Nihouls leven en werken dan aan de manier waarop An Marchal en Eefje Lambrecks verdwenen waren?
Ja, dat was nodig, want sommigen doen hard hun best om zichzelf ervan te overtuigen dat Nihoul prominent lid was van een netwerk rond Dutroux. Zonder Nihoul was Dutroux gewoon een psychopathische marginaal die, geholpen door een andere marginaal, zijn seksuele perversiteiten bedreef zonder dat zijn vrouw Michelle Martin daar wat aan deed. Mét Nihoul kan een link worden gelegd naar hooggeplaatsten, politici en ordehandhavers, naar een hoger niveau.
FINANCIëLE NESTEN
Het is te begrijpen dat sommige ouders van een slachtoffer, zoals de familie Marchal, of de advocaten van Laetitia Delhez voluit voor het spoor-Nihoul gaan, in hun wanhopige poging om te vatten wat er is gebeurd, en vooral: waarom het is gebeurd. Het is minder te begrijpen dat een aantal niet-betrokkenen selectief elementen uit het 440.000 pagina’s dikke strafdossier gaan samplen om toch maar niet te moeten toegeven dat ze met hun idee-fixe over een netwerk jarenlang op het verkeerde spoor zaten.
Noch Nihoul, noch Dutroux is ooit in staat geweest iets ernstig, iets duurzaam te organiseren. Ze kunnen niet plannen. Ze worden louter gedreven door impulsen.
Wat was Nihoul anders dan een schaamteloze oplichter die zelf op de rand van de marginaliteit was beland? Die niet eens betaald werd om een gestolen wagen naar Spanje te rijden, die geen geld had om zijn Audi 80 in een garage te laten herstellen en daarom een beroep deed op andere marginalen (Dutroux en Lelièvre), waardoor hij zich, typisch voor mislukkelingen, nog dieper in de financiële nesten werkte?
Waarom blijven hameren op domme details zoals de kwestie wie er op 8 augustus 1996 met Nihouls telefoon een taxi belde, de man zelf of zijn partner, terwijl er sluitende bewijzen zijn dat hij een uurtje later een afspraak had met vertegenwoordigers van een brouwerij? En terwijl er altijd het onweerlegbare feit is dat Sabine Dardenne, die 79 dagen in Dutrouxs kelder in een kooi opgesloten zat en daar een dagboek bijhield, nooit een andere man dan Dutroux heeft gezien?
Langlois werd zelfs bijna cassant toen hij de jury en het hof een dag lang murw sloeg met alle doodgelopen pistes die hij had moeten onderzoeken. Niet zelden op aangeven van figuren die nog een rekening open hadden staan met een buurman of een ex-echtgenoot, of van dezelfde mythomanen die later – al dan niet via een wit comité – eerst zouden staan roepen dat het speurwerk veel te lang aansleepte en vervolgens dat het niet gedetailleerd genoeg was uitgevoerd.
Misschien is Langlois’ probleem wel dat hij te meticuleus te werk is gegaan, dat hij te veel een wetenschapper is die feiten zoekt en analyseert en in een groot geheel tracht te plaatsen. Gerechtelijk onderzoek zou als een exacte wetenschap beschouwd moeten worden, en niet als een vorm van psychologie waarin men levert wat anderen verwachten. Langlois’ aanpak laat weinig ruimte voor persoonlijke invulling. Langlois kreeg vorige week van sommigen zelfs het verwijt dat hij elke dag een ander chic maatpak droeg – zo’n man kan toch geen gevoel voor slachtoffers en hun familie hebben.
Het contrast tussen Langlois en zijn voorganger Jean-Marc Connerotte kon onmogelijk groter. Connerottes meest opgemerkte verklaring tijdens zijn getuigenis op het proces betrof de druk die hij had gevoeld van de rijkswacht, en de angst die hij had gehad toen de bescherming wegviel die hem door de rijkswacht was opgedrongen. Dat gebeurde de dag nadat hij van de zaak-Dutroux was gehaald wegens zijn aanwezigheid op een spaghettifeestje voor Sabine en Laetitia. Een verklaring die snel getackled werd door de toenmalige rijkswachtverantwoordelijken met de droge melding dat Connerotte zelf om bescherming had verzocht.
Langlois vroeg nooit om politiebescherming. Langlois deed zijn werk en onderzocht Dutrouxs misdaden. Als er één indruk was die Langlois vorige week naliet, dan wel dat iedereen zich gelukkig mag prijzen dat niet Connerotte maar hij de zaak-Dutroux heeft uitgespit. Zijn verhaal had de gave van de helderheid en de consistentie.
En natuurlijk weet hij niet zeker wie Julie Lejeune en Mélissa Russo ontvoerde, omdat hij daarvoor alleen op de verklaringen van Dutroux en zijn vrouw kan afgaan – Dutroux vertelde Martin álles, zijn perversiteiten waren deel van hun gezinsleven. Maar Langlois weet wel dat Julie en Mélissa lang in Dutrouxs kelder hebben gezeten, er van honger zijn omgekomen en in de tuin van een van zijn huizen zijn begraven.
AF EN TOE LIFTEN
Hij weet evenmin precies waar in Oostende An en Eefje zijn ontvoerd, maar hoe groot is de relevantie daarvan als er getuigen zijn die een essentieel onderdeel van het relaas van Dutroux en Lelièvre over hun tocht met de meisjes (de autopech onderweg) bevestigen, en als de lichamen van An en Eefje op aangeven van Dutroux zijn gevonden in de hangar van een toenmalige, en ook door hem vermoorde, handlanger?
Langlois gaat ervan uit dat An en Eefje aan het liften waren toen Dutroux en Lelièvre hen oppikten – geen strafbaar feit. Eefje was een meisje dat regelmatig liftte, ontdekte hij. Vader Paul Marchal vertelde vorig weekend in een krant weliswaar dat vader Lambrecks hem bevestigde dat Eefje nooit autostop deed. Merkwaardig, want Jean Lambrecks zei vorige week dat zijn dochter wel degelijk af en toe liftte. Het is niet de eerste keer dat vader Marchal hem woorden in de mond legt die hij nooit uitsprak, maar die wel in het denkpatroon van de familie Marchal passen.
Dutroux zat het in zijn glazen kooi allemaal als een sfinx te bekijken. Hij observeert en registreert. Hij vertoont geen enkele vorm van emotie, stoort zich niet aan het gat dat tussen hemzelf en de drie andere beklaagden gaapt. En als hij dan toch ’s iets moet zeggen, blijft hij zitten.
Dutroux heeft zijn vorige wereld, die van zijn dodelijke perversiteiten, afgesloten en vervangen door de wereld van zijn strafdossier, dat hij door en door kent. Als zijn proces gedaan is, zal hij de wereld van zijn strafdossier vervangen door de wereld van de gevangenis – hij zou onder de gevangenen in Aarlen stilaan de touwtjes in handen krijgen.
Dutroux zal niet in een zwart gat vallen als dit proces afgelopen is en iedereen hem zo snel mogelijk zal willen vergeten. Dat is het voordeel van psychopaat te zijn.
Emotionele mensen zoals vader Marchal zullen er minder goed aan toe zijn. Zij zullen blijven zitten met onbeantwoorde vragen. En zij zullen stilaan, net als Dutroux, in de vergetelheid verdwijnen.
Dirk Draulans
Dutroux zal niet in een zwart gat vallen na dit proces. Dat is het voordeel van psychopaat te zijn.