Na tien jaar in Downing Street neemt Tony Blair afscheid. Hoe ziet zijn erfenis eruit?

Hubert van Humbeeck

Het is, voor alle duidelijkheid, niet helemaal juist dat Tony Blair vorige week opstapte als eerste minister van het Verenigd Koninkrijk. Hij houdt het voor bekeken als leider van de Labourpartij. Omdat die partij in het Lagerhuis over een volstrekte meerderheid beschikt, is de partijleider ook premier. Labour is de procedure begonnen die op 24 juni een nieuwe leider moet opleveren en die neemt dan op 27 juni zijn intrek in Downing Street. Tony Blair zelf krijgt dus nog de tijd om tijdens de grote, internationale topontmoetingen van het voorjaar afscheid te nemen van zijn collega’s.

Het lijdt geen twijfel dat Blair de deur van number ten met tegenzin achter zich dichttrekt. Maar na het debacle in Irak was zijn kritiekloze steun voor de Verenigde Staten en Israël in de oorlog met Libanon in de zomer van vorig jaar de druppel te veel voor de partij. De premier werd tijdens het jaarlijkse partijcongres in de herfst zo goed als verplicht om op te stappen. Labour is als gevolg van de Irakpolitiek van Blair diep weggezakt in de peilingen. Zijn vermoedelijke opvolger, de Schot Gordon Brown, heeft nog een kleine twee jaar de tijd om te proberen het tij te keren.

Dat hij zijn land onder valse voorwendsels in een oorlog loodste die het niet wou, zal altijd als een zware schaduw over de carrière van Tony Blair hangen. Het deed hem daarom zichtbaar genoegen dat hij begin vorige week in Belfast nog het akkoord kon bezegelen tussen de Noord-Ierse aartsvijanden premier Ian Paisley (DUP) en vicepremier Martin McGuinness (Sinn Fein), wat een einde maakt aan bijna veertig jaar burgeroorlog.

Die verdienste mag Blair op zijn hoed steken. Het is niet de enige. Het idee bestaat dat hij een briljante politicus is, die na tien jaar aan de macht uiteindelijk weinig achterlaat. In het buitenland de poedel van George W. Bush, in het binnenland nauwelijks meer dan een Margaret Thatcher zonder jurk. Dat is niet echt rechtvaardig. De Britten zijn boos op Blair en ze willen van hem af, maar ze willen het zogenaamde blairisme daarom niet kwijt. Zoals zijn voormalige mentor en auteur van De Derde Weg, Anthony Giddens, vorige week in de International Herald Tribune over de nieuwe Franse president, Nicolas Sarkozy, zei: een land heeft niet alleen een markteconomie en een soepele arbeidsmarkt nodig, het moet ook streven naar sociale rechtvaardigheid.

Dat kreeg Blair in Londen voor elkaar. Zijn regering koppelde economische groei aan meer rechtvaardigheid in de samenleving. Hij verwezenlijkte een gewaarborgd minimumloon, parlementen in Schotland en Wales, een hervorming van het Hogerhuis, forse investeringen in de gezondheidszorg en het onderwijs, meer gelijkheid op de werkvloer enzovoort.

Hij had wellicht meer kunnen doen met de enorme golf van enthousiasme die hem in 1997 aan de macht bracht. Dat hij het Verenigd Koninkrijk niet meer in Europa heeft verankerd, heeft alles te maken met electorale berekening, die geleidelijk ging overheersen. Het grootste compliment kreeg hij misschien nog van oppositieleider David Cameron van de Conservative Party. Die ziet geen andere mogelijkheid om de middenklassen voor de conservatieven terug te winnen dan om zich als de erfgenaam van Tony Blair voor te stellen. Niet als zijn politieke rivaal.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content